Bij Bolkestein gebeurt dit al vijfentwintig jaar over ontwikkelingssamenwerking, sinds hij in 1992 een opinieartikel over schuldverlichting van ontwikkelingslanden schreef. Misschien is het kenmerkend voor het bedenkelijk lage niveau van kennis bij onze nationale pers over ontwikkelingssamenwerking. Anders kan ik het niet verklaren.
Op donderdag 13 januari produceerde Bolkestein op de opiniepagina’s van het NRC een artikel onder de kop “Immigratie afremmen kan maar op één manier” met als conclusie dat de Nederlandse regering “een substantieel deel van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking (zou) moeten besteden aan het verstrekken en populariseren van de pil”. Hij meende dat de bevolkingsgroei in Afrika voor een nog grotere migratiestroom richting Europa zou zorgen en dat deze anders niet tegen te houden was. Ik schreef daarop het volgende, niet geplaatste (omdat “andere stukken urgenter waren”) opinie-artikel.
De slechtste voorspellers
Er is een mooie cartoon waarin twee heren in stofjas bij een raket staan met daarop de woorden ‘Population Bomb’ en zij constateren: “Hij is niet ontploft”. Het is het juiste antwoord op Paul Ehrlich’s alarmistische boek The Population Bomb uit 1968 over de te verwachten bevolkingsexplosie. Demografen zijn, met economen, sinds Malthus de slechtste voorspellers gebleken. De demografische transitie, het moment waarop veel vrouwen minder kinderen gaan krijgen, had zich in veel ontwikkelingslanden voltrokken en had de bevolkingsbom ontmanteld. Dit soms gedwongen, vaak door de beschikbaarstelling van kennis en voorbehoedsmiddelen, en altijd door gestegen welvaart en het gestegen opleidingsniveau van vrouwen. In tegenstelling tot wat Bolkestein suggereert in zijn opinieartikel is die demografische transitie zich ook in Sub-Sahara Afrika aan het voltrekken. Natuurlijk is in de meest achtergebleven gebieden de vruchtbaarheid nog zeer hoog, maar in de meer ontwikkelde Afrikaanse landen en de Afrikaanse steden ligt hij al op het niveau van Europa of de Verenigde Staten.
Het verband tussen bevolkingsgroei, migratie, ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking is complex en telt verschillende lagen. Bovendien kunnen die verbanden per land verschillend zijn: ontwikkeling kan migratie bevorderen, maar juist ook de push-factoren verminderen; de hoogte van overmakingen van migranten (remittances) zouden Afrikaanse regeringen ertoe kunnen verleiden om weinig te ondernemen om illegale migratie tegen te houden, maar in veel Afrikaanse landen komt er aan ontwikkelingshulp veel meer binnen en is men dus gebaat bij goede verhoudingen met Europa. Het is dus niet in het belang van het ontwikkelen van een realistisch ontwikkelingsbeleid om met simpele slogans – “Stuur er maar anticonceptiepillen naar toe”- een oplossing te suggereren.
Hoog in het vaandel staan
De Europese Unie heeft het tegenhouden van asielzoekers en migranten al vanaf 1995, vanaf de oprichting van het Mediterrane programma, hoog in haar vaandel staan. Vanaf 2004 was er 450 miljoen euro beschikbaar om met programma’s voor jongeren de jeugdwerkeloosheid aan te pakken, onder andere via scholing. De resultaten van dat programma zijn mij, ik heb er flink naar gespeurd, onbekend. Nu heeft de Commissie geld gepikt uit de potjes voor ontwikkelingssamenwerking voor samenwerking met landen als Libië en Niger, vooral gericht op het tegenhouden van migranten. Dat lijkt op dit moment meer succesvol, maar is vooral repressief en dus zeker geen oplossing voor de lange termijn. Jeugdwerkeloosheid, zelfs in meer ontwikkelde landen zoals de laatste dagen blijkt in Tunesië en Iran, zal zeker ook voor landen in Sub-Sahara Afrika de komende jaren nog een groot sociaal én politiek probleem zijn.
Nederland heeft sinds kort een regeringsprogramma, dat wat betreft ontwikkelingssamenwerking, laat ik het voorzichtig stellen, het meest curieuze ooit is. Het woord migratie komt er 29 keer in voor, het woord migrant 11 keer en het woord asielzoeker 15 keer. Het hoeft geen betoog dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking nu voor de eerste keer in het teken staat van migratie. Opvallend is dan, ten eerste, dat in de analyse (illegale) migratie en de vluchtelingenproblematiek niet uit elkaar worden gehaald. Dat is voor een helder zicht op de problematiek zeer noodzakelijk. Er wordt, ten tweede, niet ingegaan op ervaringen met programma’s om migratie tegen te gaan. Tenslotte worden drie landen tot ‘focus-landen’ (Jordanië, Libanon en, nota bene, Irak) gepromoveerd, waarmee niet alleen na vijftig jaar het belangrijkste criterium, de mate van armoede, om concentratielanden van de Nederlandse hulp te selecteren wordt losgelaten, maar waarbij bovendien volstrekt onduidelijk is wat we daar met ontwikkelingshulp kunnen doen.
Paradoxaal
Het is eigenlijk heel paradoxaal dat conservatieven die zich keren tegen ontwikkelingshulp, zoals Bolkestein sinds 1992, zo gauw zich een probleem voordoet in ontwikkelingslanden, er hulp naartoe willen gooien. Onze premier stelde in een van de verkiezingsdebatten dat hij uiterst ongelukkig was met wat de Nederlandse ontwikkelingshulp in de afgelopen decennia had opgeleverd, maar denkt blijkbaar wel, zie het regeerakkoord, dat Nederlandse hulp een bijdrage kan leveren aan het stoppen van migratie. In de, voor de eerste keer uiterst kritische, Peer Review van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid van het Development Assistance Committee, dat vorig jaar uitkwam en geen aandacht kreeg in regeerakkoord en Kamer, werd gesteld dat nog maar 10% van de Nederlandse direct aan ontwikkelingslanden werd uitgekeerd. Het overgrote deel van de Nederlandse hulp, de post op de begroting waarop het meest bezuinigd is, wordt besteed via internationale organisaties, via particuliere ontwikkelingsorganisaties en ons-kent-ons clubjes. Met die dubbeltjes en stuivers moet Nederland dan een bijdrage gaan leveren om illegale migratie te stoppen?
Als Bolkestein daadwerkelijk migranten wil tegenhouden, moet hij dus niet pleiten voor het sturen van de pil, maar voor een substantiële verhoging van de hulpbegroting. Inderdaad, minister Ploumen heeft fors moeten bezuinigen op de gezondheidszorgprogramma’s voor vrouwen en kinderen in de partnerlanden. Dan zou je het inderdaad hypocriet kunnen noemen als minister Ploumen op Trumps bezuinigingen op reproductieve gezondheidszorgprogramma’s, reageert met het oprichten van She Decides met een schamele Nederlandse bijdrage van 15 miljoen euro (en niet 3 miljoen, zoals Bolkestein schrijft). Spinnen is in de afgelopen regeerperiode een belangrijke kwaliteit van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid geworden. Het grote probleem is dat dat het zicht op wat er daadwerkelijk gebeurt en op wat nieuw en goed beleid zou moeten zijn stevig hindert.
Paul Hoebink is Emeritus-Hoogleraar Ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit, thans docent bij de Master in Sustainable Development Management aan de Rhein-Waal Hochschule in Kleve. Volg hem op twitter : @hoebink_paul
[overgenomen van
Vice Versa]