Sociale Vraagstukken

290 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Spreekrecht ouders is het wel het minste

Door de zaak Robert M staat het spreekrecht volop in de belangstelling. Biedt het afleggen van een verklaring een helend effect? Critici menen van niet. Desondanks is het wel het minste dat we voor de ouders van de misbruikte kinderen kunnen doen, menen victimologen Rianne Letschert en Antony Pemberton (Tilburg University).

Het spreekrecht voor slachtoffers, dat in 2005 inNederland is ingevoerd, is een goed voorbeeld van de toegenomen aandacht voor slachtoffers van een misdrijf. Het spreekrecht geeft slachtoffers en nabestaanden (van twaalf jaar en ouder) van ernstige delicten het recht op de openbare terechtzitting te spreken over de gevolgen die het delict bij hen teweeg heeft gebracht. In de zaak Robert M heeft de Rechtbank Amsterdam voor het eerst bepaald, dat gezien de aard en omvang van de zaak, ook de ouders van de jonge kinderen als slachtoffer moeten worden gezien, en namens de kinderen het woord mogen voeren: ‘Schade aan het kind is schade aan de ouders’, aldus de Rechtbank.

10 minuten spreekrecht is niet te vergelijken met de behandelkamer

Het voornaamste slachtoffergerichte doel van het spreekrecht is, aldus de Motie van Toelichting op de wetswijziging die slachtoffers in 2005 het spreekrecht gaf, het bevorderen van een (begin van) herstel van emotionele schade. Het afleggen van een mondelinge verklaring ter zitting zou een bijdrage leveren aan het herstel van de emotionele schade als gevolg van het delict. De andere genoemde doelen zijn niet direct gericht op de belangen van het slachtoffer in de rechtszaak, maar hebben betrekking op informatievoorziening voor de rechter en op het voorkomen van misdrijven gepleegd door de dader of door anderen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Weet, eer u etnisch meet

Er zijn goede redenen om tegen etnische categorisering en registratie te zijn. Het zichtbaar maken van etnische doelgroepen levert namelijk geen kennis op over maatschappelijke problemen. De voorstanders komen uiteindelijk uit op een halfgare theorie over integratie, zegt socioloog Rogier van Reekum (UvA).

Er is weer veel discussie over de etnische registratie in de Nederland, ook op deze site. Na het RMO-rapport van vorige week laten ook onderzoekers van zich horen. Opvallend aan deze uitwisseling tussen onderzoekers is het feit dat vooral de voorstanders van registratie een vertekend beeld lijken te hebben van hetgeen de tegenstanders problematiseren. Zij denken misschien dat collega’s tegen etnische registratie zijn omdat:

1. het stigmatiserend zou zijn om gecategoriseerde statistieken te maken en problemen zichtbaar te maken;
2. ‘etnische herkomst’ er niet toe zou doen;
3. er andere, wellicht betere manieren zouden zijn om herkomst te meten, bijvoorbeeld zelfidentificatie;
4. de overheid alleen maar algemeen beleid zou moeten voeren.

In zoverre deze standpunten daadwerkelijk worden ingenomen, moeten ze natuurlijk in meer of mindere mate bekritiseerd worden. Er zijn echter betere redenen om tegen etnische registratie te zijn. Daarvoor moeten we kijken naar wat de voorstanders denken te hebben aan registratiegegevens. Sommigen denken daarmee misschien:

1. kennis te kunnen produceren over etnische groepen;
2. problemen onder bepaalde deelpopulaties, zogenaamde bevolkingsgroepen, beter te kunnen begrijpen, verklaren en, hopelijk, verhelpen;
3. de transnationale migratie en mobiliteit in kaart te brengen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Etnische registratie noodzakelijk voor overheid

De RMO adviseerde onlangs demissionair minister Leers om categorisering naar etniciteit af te schaffen. Beleidsadviseur Arjen Verweij pleit voor het tegenovergestelde: om achterstanden te bestrijden en  onrechtmatigheden te kunnen vaststellen is en blijft etnische categorisering onontbeerlijk.

In de buitenwijken van Parijs, de zogeheten banlieues wonen – althans volgens de officiële Franse statistieken – geen etnische minderheden of allochtonen. Frankrijk kent geen hoge werkloosheid of criminaliteit onder specifieke etnische groepen. Er bestaat ook geen discriminatie bij toetreding tot de arbeidsmarkt. Ten minste, op papier. Want Frankrijk registreert geen herkomstgroepen. In Frankrijk wonen slechts Fransen et les étrangers. Op basis van nationaliteit is het niet mogelijk om allochtone groepen te identificeren: die groepen hebben namelijk gewoon een Frans paspoort. Frankrijk is dus – op papier – het gedroomde land voor de RMO.

De werkelijkheid is natuurlijk volstrekt anders: de banlieues zijn échte ghetto’s, no-go-areas die we in Nederland niet hebben. De werkloosheid is er extreem hoog, evenals de criminaliteit. Er is sprake van een bedroevende leefbaarheid, zowel als het gaat om de kwaliteit van de woningen als om de kwaliteit van de woonomgeving. Er vindt red-lining plaats, dat wil zeggen dat mensen geen baan of lening krijgen als ze uit zo’n gebied afkomstig zijn. De bevolking bestaat er eerst en vooral uit niet-westerse allochtonen. En dat is ook precies het beeld dat er breed bestaat: de banlieues zijn ‘zwarte’ wijken met grote maatschappelijke problemen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kosten van de zorg kun je ook positief benaderen

De zorgkosten: die zouden volkomen uit de hand lopen als er nu niet ingegrepen wordt. Daarbij wordt nogal eens vergeten dat de huidige situatie kansen biedt om buiten gebaande paden te treden. Volgens hoogleraar Dirk Ruwaard is een perspectiefwisseling op de gezondheidszorg noodzakelijk.

Vorig jaar mei zei minister De Jager van Financiën in Het Financieele Dagblad dat ons land de schuldencrisis en de 18 miljard euro bezuinigingen wel zou overleven. De minister wees er op dat de kosten van de zorg in de afgelopen decennia met 4 procent per jaar zijn toegenomen, terwijl de gemiddelde economische groei over diezelfde periode slechts 2 procent bedroeg. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft berekend dat het aandeel van de zorgkosten in het Bruto Binnenlands Product (BBP) in de periode 1972-2010 is gestegen van zo’n 8 naar 13 procent. Als deze trend doorzet, dan bedragen de zorgkosten in 2040 ruim 23 procent van het BBP. Minister De Jager noemde de situatie ‘mathematisch onhoudbaar. Dan eet die ene categorie op een gegeven moment de hele economie op’.

Overigens heeft de stijging van de zorgkosten ook grote gevolgen voor de huishoudens. Een tweeverdienersgezin dat gezamenlijk 1,5 keer modaal verdient, was in 2010 meer dan 23 procent van het bruto gezinsinkomen aan zorg kwijt. Bij voortzetting van de huidige trend zal dat percentage in 2040 ruim 36 procent bedragen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Vang asielzoekers humaner op

De Nederlandse opvang van asielzoekers wordt door een sober uitgangspunt overheerst. Dat heeft grote gevolgen voor het leven van asielzoekers, tijdens maar ook na hun opvangperiode. Dat moet anders kunnen, zeker nu we een ander kabinet gaan krijgen, stellen onderzoekers Floor ten Holder  en Halleh Ghorashi (VU) in deze gastbijdrage.

Het Nederlandse asielbeleid zou ‘sober doch humaan’ (moeten) zijn. De drang tot beheersing en controle is echter zo dominant geworden, dat de humane benadering in de knel is geraakt. Mensen leven soms jarenlang in afwachting in asielzoekerscentra (azc’s), zonder enig perspectief. Zo’n situatie is desastreus voor het zelfbeeld en welbevinden van asielzoekers. Het bepaalt zo niet alleen hun heden, maar ook hun toekomst, in Nederland of elders.

Kan dat ook anders? Hoe ervaren asielzoekers zelf hun verblijf in de azc’s? Welke strategieën volgen zij, om positief in het leven te blijven staan? Welke mogelijkheden zijn er binnen de huidige situatie om de veerkracht van asielzoekers te ondersteunen?

Deze vragen stonden centraal in een onderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van de Werkelijkheid.[i] Bewoners en oud-bewoners van azc’s werd naar hun belevingen en ervaringen gevraagd. Op basis van deze verhalen, schetst het onderzoeksrapport Kleine stappen van grote betekenis: een nieuw perspectief op humane opvang van asielzoekerseen andere kijk op een menselijke opvang. Het rapport geeft aan hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen hun veerkracht behouden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Naar een kritisch nationalisme

Nationalisme heeft een slechte naam gekregen. Ten onrechte. Want er is ook een niet-reactionaire, niet-regressieve vorm van nationalisme mogelijk. Dit kritisch nationalisme is een bron voor een mondiale solidariteit, schrijft socioloog Willem Schinkel in zijn nieuwe boek.

Wie nationalisme als scheldwoord ziet, heeft er niet over nagedacht. Democratische instituties zijn, bij gebrek aan absolute macht, traditie en religie, afhankelijk van nationalevormen van legitimiteit. Nationalisme is een reëel ervaren werkelijkheid die niet weggaat door er schande van te spreken, en die bovendien een positieve functie heeft, maar die tot nog toe in Nederland alleen aangesproken is door diegenen die er regressieve doelen mee hebben.

Kritisch potentieel van nationalisme

Een kritische inhoud van nationalisme kan onder meer bestaan uit een vorm van collectieve solidariteit die zowel ‘prikkelt’ tot werk als duidelijk maakt dat collectief gedeelde bestaanszekerheid juist ook een verzekering is voor de werkenden. Maar een kritisch nationalisme is óók een nationalisme dat voorbij de natie in strikte zin kijkt en dat tot een solidariteit met een breder leefmilieu oproept. Bijvoorbeeld met niet alleen wezens van het subtype ‘mens met Nederlandse nationaliteit’, maar, behalve met migranten en vreemdelingen, ook met dierlijke wezens, wier collectieve leed in de bio-industrie absurde proporties heeft aangenomen. Een kritisch nationalisme behelst een solidariteit die niet alleen, volgens de huidige racistische logica van de natiestaat, op een grond maar ookmet een grond bestaat. De natie is een solidariteitspotentieel dat niet als irrelevant afgedaan moet worden. Integendeel, het moet als productief aanknopingspunt dienst doen en er moeten nieuwe inhouden aan gegeven worden. Solidariteit met de grond van de natie is een manier om uitdrukking te geven aan de uitdagingen van energie- en klimaatcrisis.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

We zijn nu eenmaal niet allemaal Jan Modaal

Volgens Marcel Ham en Jelle van der Meer is een categorie als ‘Turk’ achterhaald. In beleid moeten we daarom niet meer onderscheiden naar etniciteit. Maar de etnische achtergrond doet er, net als leeftijd en sekse, op terreinen als gezondheid wel degelijk toe, denken Hanneke Felten en Ilhan Tekir.

De auteurs van De etnische bril hebben gelijk dat een categorie als ‘allochtoon’, ‘jongeren’ of ‘vrouwen’ inderdaad weinig specifiek is en nietszeggend. Ook hebben ze gelijk dat een categorie als ‘allochtoon’ behoorlijk stigmatiserend is. Maar tot onze verbazing vinden de auteurs vervolgens de categorie ‘Turks’ of ‘Marokkaans’ ook niet goed; dit terwijl velen die identiteiten juist wel met trots dragen. Een groot deel van de Nederlanders met een Turkse achtergrond ervaart hun Turkse achtergrond als een essentieel onderdeel van hun identiteit en dit bepaalt mede hoe zij omgaan met relaties, gezinsleven, gezondheid, werk en andere belangrijke levenszaken.

Uiteraard spelen tegelijkertijd andere identiteiten mee zoals sekse, opleidingsniveau, religie, handicap, seksuele voorkeur. Maar wanneer er nieuw beleid of een nieuw project ontwikkeld wordt, wordt vaak geen rekening gehouden met deze verschillen tussen mensen. Er wordt ingestoken op de grootste groep burgers: ‘de gemiddelde burger’ ofwel ‘Jan modaal’. Dat betekent dat voor mensen uit minderheidsgroepen dit beleid niet toereikend is: het sluit niet (voldoende) aan.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Dus je bent een Turk? Boeiuh

Wetenschappers en beleidsmakers zijn het er allang over eens: etnische categorieën als ‘allochtoon’ of ‘Turk’ zijn achterhaald. Nu de rest van het land nog. Want politici, media en veel burgers zien nog veel allochtonen rondlopen, vinden Marcel Ham en Jelle van der Meer.

De term ‘allochtoon’ is geïntroduceerd om lovenswaardige redenen. Ze is in de jaren negentig gemunt als hulpmiddel bij integratiebeleid. Met een precieze definitie – iedereen die in het buitenland is geboren of van wie een van de ouders in het buitenland geboren is – kan je groepen en hun achterstanden in beeld brengen en vervolgens gerichte maatregelen nemen. Omdat herkomstland én dat van de ouders geregistreerd staat in de gemeentelijke bevolkingsadministratie kan iedere ingezetene geoormerkt worden als allochtoon dan wel autochtoon. Dat maakt het produceren van vergelijkende statistieken kinderlijk eenvoudig. Door uitsplitsing in ‘westerse allochtonen’ en ‘niet-westerse allochtonen’, en vervolgens in ‘Turk’, ‘Marokkaan’, ‘Surinamer’ etc. wordt het wel en wee van deze groepen haarscherp in beeld gebracht. De Integratierapporten van het SCP en het CBS zijn daarvan het jaarlijkse hoogtepunt. Een klein deel is nuttig voor beleid (werkloosheid, schooluitval), het meeste is puur kennis (gemengde huwelijken, kindertal, vrijetijdsbesteding, kerkgang etc.).

Etnische categorieën zijn achterhaald
Maar wat blijkt bij een ronde langs universiteiten? De gebruikers van die kennis, de integratie-onderzoekers, zijn merendeels uiterst kritisch over de waarde ervan. Reden: etnische categorieën als ‘allochtoon’, ‘Turk’ of  ‘Marokkaan’ zijn achterhaald. Door integratie, het opgroeien van een tweede generatie en door nieuwe immigratie zijn groepen zeer divers geworden waardoor containertermen als ‘Turk’ of ‘Marokkaan’ weinig betekenis meer hebben. Een ‘Marokkaanse’ hbo’er heeft meer gemeen met klasgenoten dan met ‘Marokkaanse’ straatjongeren.

Foto: copyright ok. Gecheckt 19-10-2022

Jeugdzorg: graag ontzorgen

Omdat de samenleving niet langer een ‘neus’ heeft voor kwetsbaarheid, komt de opvoeding van kinderen steeds meer in handen van professionals. Dat kan anders, schrijven Dorien Graas en Dieneke de Ruiter van de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling.

Op de kinderafdeling van een ziekenhuis staat op een poster aan de muur geschreven: ‘Let meer op uw kinderen dan op de monitor’. Hoewel het een oproep is aan ouders in een medische context, verbeeldt deze poster ook een trend in de jeugdhulpverlening. Het is een tendens om risico’s en opvoedproblemen vroegtijdig te signaleren en via gespecialiseerde zorg te volgen. Net als de toenemende neiging om het gewone gesprek van ouders met leerkrachten, huisartsen of CJG-medewerkers steeds meer te formaliseren en standaardiseren.

Het jeugdbeleid in de jaren tachtig heeft onbedoeld bijgedragen aan het verminderen van de steun die ouders elkaar onderling geven en heeft de steun uit voorzieningen in de nabije omgeving teruggedrongen. Gevolg: het beleid van meten, monitoren en beheersen heeft de lichtere vormen van ondersteuning vervangen door superspecialisatie en zware zorg.

Het effect nu is dat vanuit een gemedicaliseerde bril álle kinderen als potentiële risicogevallen worden aangemerkt, dat ouders weinig betrokken worden bij het oplossen van problemen, en dat professionals en beroepskrachten snel doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp en zelf weinig ruimte hebben voor breed pedagogisch handelen. De jeugdzorg is daardoor explosief gegroeid en loopt tegen haar grenzen aan.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Brinkman ervaart het nu ook: er is geen politieke middenweg

Het schisma tussen Brinkman en Wilders toont het democratische dilemma van het populisme. De keuze is tussen een sterke leider en ruim baan voor de vrije volkswil. Wat Brinkman persoonlijk heeft ervaren, is op grote schaal gebeurd: het vertrouwen in een politieke middenweg is verdwenen. Dat stelt politiek filosoof en publicist Gerard Drosterij.

Wil een alleenheerser zijn macht behouden dan zal hij vrijdenkers moeten weren en samenscholingen voorkomen. Mensen in zijn buurt dienen vreemden voor elkaar te blijven, want opbloeiende vriendschappen verzwakken slechts de ondubbelzinnige loyaliteit voor de alleenheerser. Aldus Aristoteles 2300 jaar geleden.

Hero Brinkmans frontale botsing met Geert Wilders kwam dus niet als een verrassing. Waar een alleenheerser regeert, daar zal ooit iemand opstaan die het niet meer pikt. Maar Brinkmans pleidooi voor openheid in de PVV was voor Wilders een onmogelijke eis. De deur op een kier zetten, was hem wagenwijd openen.

Het schisma tussen Brinkman en Wilders toont het democratische dilemma van het populisme. Voorop staat het belang van het volk, een belang dat lang door de elite is gedwarsboomd. De populist wil het volk van het elitaire juk bevrijden en kan dat op twee manieren: of de volkswil ondubbelzinnig door een sterke leider laten verwoorden, of juist vrijbaan geven aan die volkswil. In principe is er geen tussenweg mogelijk. Immers, de vijand is juist de vertegenwoordigende democratie.

Foto: copyright ok. Gecheckt 08-11-2022

De herontdekking van het collectief

Ten gevolge van de forse overheidsbezuinigingen ontstaan er tal van initiatieven waarbij de burger zelf het heft in handen neemt. De middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis leert dat de burgers heel goed in staat zijn om zelf hun instituties op te richten en te beheren, zonder al te veel bemoeienis van bovenaf, meent Tine de Moor.

Tot begin 19e eeuw organiseerden de burgers bij ontstentenis van een krachtige overheid hun eigen instituties. In de steden verenigden zij zich in ambachts- en buurtgilden; op het platteland maakten ze collectief gebruik van gemeenschappelijke weidegronden (meenten en markegenootschappen) en werden collectieve afspraken gemaakt over het beheer van de waterhuishouding. In het Engelstalige jargon verwijst de term commons naar allerlei vormen van gedeeld gebruik en verantwoordelijkheid over diensten en goederen.

De verschillende vormen van do-it-yourself-governance boden eeuwenlang een alternatief voor regulering van bovenaf of door de vrije markt. Omdat steeds duidelijker wordt dat de overheid niet bij machte is om alle sociale problemen op te lossen, bieden ze ook nu een wenkend perspectief. De onvrede van de samenleving over de ‘onmacht’ van de overheid uit zich in een groeiend populisme, maar tegenwoordig ook steeds meer in de herontdekking van collectieve instituties.

Er zijn inmiddels tal van voorbeelden van collaborative consumption (initiatieven zoals autodelen of samenaankoop van energie) en collaborative production (de coöperatie als bedrijfsmodel). Daarbij zij aangetekend dat ze economisch een nog vrij marginale betekenis hebben. De grote vraag is dan ook of het collectief de kracht van een echt maatschappelijk alternatief kan krijgen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-03-2022

Hoe blijft de verpleging betaalbaar?

Het gebruik van verpleging en de verzorging voor mensen thuis of in instellingen zal de komende jaren blijven doorgroeien. Van 11 miljard in 2009 zal dit bedrag groeien tot 25 miljard in 2030. Gesteld dat we dit als een probleem zien, wat kunnen we ertegen doen? Een verhoging van de eigen bijdrage zal geen soelaas bieden, menen Evelien Eggink en Debbie Oudijk, beiden werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.

In 2009 gebruikten 940.000 mensen een vorm van publiek gefinancierde thuiszorg, verpleeghuiszorg of verzorgingshuiszorg. De vergrijzing zal het beroep op deze zorg opstuwen. Wij hebben becijferd dat er in 2030 intotaal 1,25 miljoen gebruikers kunnen worden verwacht. Dit betekent een stijging van ongeveer 1,5 procent per jaar. De meer intensieve vormen van zorg, met name van de instellingen, zullen sterker toenemen dan de lichtere en goedkopere zorgvormen.

Op basis van de vergrijzing hadden we wel een veel sterkere stijging van het gebruik verwacht. Zo komt de groei van het aantal 65-plussers tot 2030 uit op 2 procent per jaar, en die van het aantal 80-plussers zelfs op 2,5 procent per jaar. Het zorggebruik wordt gedempt doordat ouderen steeds langer in goede gezondheid verkeren en door een hoger inkomen en opleidingsniveau minder afhankelijk zullen zijn van publiek gefinancierde zorg. Bij deze berekeningen is geen rekening gehouden met moeilijk te voorspellen effecten van beleid of veranderde voorkeuren van gebruikers.

Vorige Volgende