Sociale Vraagstukken

288 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Northwest Adventure Guy (cc)

Scholieren belonen met zeilcruise 8000 euro: dat kan handiger

ANALYSE - De Rotterdamse scholengemeenschap Hugo de Groot beloonde onlangs leerlingen die goede cijfers hebben gehaald en inzet hebben getoond. Zij mogen mee op een zeilcruise in de Caraïben. Het is beslist lovenswaardig om positief gedrag te belonen, maar dit staat voor een verkeerde trend.

Een zeilcruise in de Caraïben is exclusief en duur en iemand daarmee belonen kan makkelijk worden gezien als een vorm van betaling. Een betaling voor goed gedrag op school? Het initiatief past in de huidige trend om financiële beloningen te gebruiken om maatschappelijk gewenst gedrag te stimuleren, zoals kortingen op zorgpremies bij een gezonde leefstijl, betaling voor mantelzorg, of geld voor elke kilo gescheiden afval.

Maar betalen voor gewenst gedrag is niet zonder risico’s. Uiteenlopende studies (paywall) hebben duidelijk laten zien dat betalingen voor positief gedrag ertoe kunnen leiden dat de intrinsieke motivatie om goed te doen verdwijnt. Zo halen studenten minder geld op voor een goed doel als zij hiervoor betaald worden en daalt hun bereidheid om mee te helpen bij een verhuizing als hier een vergoeding tegenover staat. Of neem bloeddonaties, waarover de socioloog Richard Titmuss al in 1970 een bestseller schreef. Hij vergeleek het Britse systeem voor bloeddonorschap met het Amerikaanse systeem en legt uit dat het Britse systeem beter werkt omdat in Engeland bloed wordt gegeven door vrijwilligers. In het Amerikaanse systeem wordt – naast vrijwillige donaties – voor bloed betaald, wat leidt tot minder donoren en een slechtere bloedkwaliteit. De financiële vergoeding voor bloed in Amerika zorgt ervoor dat doneren daar wordt gezien als handel. Dat heeft niet alleen een ondermijnend effect op de motivatie van de huidige donors, maar ook op het verantwoordelijkheidsgevoel voor donorschap bij andere burgers, op moraliteit dus.

Foto: copyright ok. Gecheckt 14-10-2022

Toezichthouders corporaties zijn ten onrechte ontevreden

ANALYSE - Toezichthouders van corporaties die ontevreden zijn over hun beloning hebben het niet begrepen, vindt Jos van der Lans. We hebben dringend behoefte aan herwaardering van het maatschappelijke toezicht. Daar aan bij te dragen is niet alleen een verantwoordelijkheid, maar ook een eer.

57 procent van de toezichthouders van woningcorporaties is ontevreden over hun beloning. Dat blijkt uit het Nationaal Commissarissen Onderzoek 2013 dat half januari werd gepresenteerd door Mijntje Lückerath, hoogleraar governance in Tilburg. Volgens deze sectorvergelijkende monitor is een corporatietoezichthouder zo’n twintig uur per maand kwijt aan zijn commissariaat. Dat lijkt mij behoorlijk overdreven, maar het is maar een uurtje minder dan een commissaris aan een beursgenoteerd bedrijf. Alleen verdient die laatste drie-en-een-half keer zoveel.

Een corporatietoezichthouder vangt gemiddeld 11.000 euro en een commissaris van een beursgenoteerd bedrijf krijgt jaarlijks zo’n 38.000 euro bijgeschreven op zijn bankrekening. Een duidelijke meerderheid van de toezichthouders in de volkshuisvesting baalt daarvan. Vooral omdat hun verantwoordelijkheid alleen maar groter wordt. ‘Het is geen liefdadigheidsbaantje dat je voor de eer doet’, zegt hoogleraar Lückerath, die vreest dat de lage beloning ertoe zal leiden dat er niet voldoende goed gekwalificeerde toezichthouders bereid gevonden worden dit belangrijke werk te doen.

Toezichthouders hebben geen reden tot klagen, maar doen dat wel

Foto: Herman van den Bossche (cc)

Participatiewet niet zo stupide als voorgesteld

ANALYSE - Het is kortzichtig om de tegenprestatie van bijstandsgerechtigden af te doen als vernedering. De gevolgen van nietsdoen zijn vaak erger, omdat die leiden tot minderwaardigheidsgevoelens. Een tegenprestatie kán een verrijking zijn, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Vernederend en zinloos: dat is het beeld dat oprijst uit de reportage over Werkbedrijf Herstelling, het reïntegratiebedrijf van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van Amsterdam (Voorpagina 24 december). Hoogopgeleide werklozen die 32 uur per week nietjes uit papieren verwijderen, peuken oprapen of planten water geven. Dit gaat niemand aan een baan helpen! En het is pesterig bovendien: wie in zijn eentje wil lunchen of tien minuten te laat komt, wordt gekort op de uitkering. Kan het mensonterender? Dit soort taferelen gaan we overal krijgen als de Tweede Kamer in januari de Participatiewet aanneemt, is de boodschap. Laat bijstandsgerechtigden met rust!

De voorgenomen participatiewet – die werklozen verplicht tot het leveren van een ‘tegenprestatie’ voor hun uitkering, bij een reïntegratiebedrijf (zoals de Herstelling), of via mantelzorg of vrijwilligerswerk – is echter niet zo stupide als hij hier wordt voorgesteld. Wij hebben de afgelopen vijf jaar 65 bijstandsgerechtigden die meer of minder verplicht werden om vrijwilligerswerk te verrichten op de voet gevolgd. Anders dan de reportage suggereert, is ‘met rust gelaten worden’ voor de meeste bijstandsgerechtigden geen route naar een ontspannen bestaan.

Foto: Martin Heinsius (cc)

Wijkaanpak maakt gezonder, blijkt uit onderzoek

De wijkaanpak heeft mensen gezonder gemaakt en zich beter doen voelen. Tot die vaststelling kwam prof. Karien Stronks van het AMC onlangs met collega-onderzoekers uit Maastricht en van het RIVM. Het zou een stuk makkelijker moeten worden om sociale interventies uitgevoerd te krijgen. Toch?

INTERVIEW - Ze had het niet durven voorspellen. ‘We zijn echt aangenaam verrast. We hadden niet verwacht dat de wijkaanpak in een korte periode van vijf jaar al winst voor de gezondheid zou opleveren. We zien een betere ervaren gezondheid, een toegenomen mentale gezondheid en dat mensen meer bewegen door te wandelen,’ zegt Katrien Stronks, professor in het AMC.

Sinds 2008 onderzocht Stronks, samen met collega’s van het AMC, het UMC Maastricht en het RIVM, de gezondheidseffecten van de wijkaanpak. De positieve uitkomsten (zie kader) zijn niet alleen voor haar en haar collega’s een aangename verrassing. Het negatieve oordeel over vijf jaar wijkaanpak lijkt alom rond te zingen. Afgelopen zomer nog stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat er geen gunstig effect waarneembaar is van alle miljarden en interventies die de veertig armste wijken van Nederland in zijn gepompt. Sociaal werkers en vrijwilligers protesteerden, maar aan de wetenschap viel niet te tornen.

En nu vindt een groep gerenommeerde gezondheidsonderzoekers dat de gezondheid in die achterstandswijken dankzij alle activiteiten sinds de crisis er minder op achteruit is gegaan, en in een aantal opzichten zelfs is verbeterd. Het gaat er beter dan in wijken waarin niet of minder intensief is geïnvesteerd. Ook het beeld ten opzichte van de gemiddelde Nederlander, van wie bijvoorbeeld de mentale gezondheid sinds 2008 juist afnam, is gunstig.

Foto: Techniker Krankenkasse (cc)

Werk kan psychisch zieke werknemer beter maken

ACHTERGROND - Hoe help je mensen met overspannenheid of een psychisch probleem (weer) aan het werk? Er valt veel winst te behalen als er beter wordt afgestemd tussen professionals, en: we moeten af van het idee dat werk belastend is voor de psychisch zieke werknemer.

Ziekteverzuim door psychische problemen als overspanning, angst, depressie, en burnout is een serieus probleem in Nederland. Het komt veel voor, eenderde van het langdurige verzuim is het gevolg van psychische problematiek, en het kost de samenleving jaarlijks 2,7 miljard euro. Behalve kostbaar is het ook heel vervelend voor alle betrokkenen. Voor werkgevers die een zieke werknemer moeten vervangen. Voor collega’s die moeten zorgen dat op het werk alles gewoon doorgaat. En vooral ook voor de werknemer zelf, met wie het niet goed gaat, en die kans loopt om zijn werk te verliezen.

Bij overspanning, wat vermoedelijk de lichtste psychische aandoening is, blijven werknemers doorgaans langer dan 100 dagen thuis. Ongeveer 20 procent van hen is na een jaar nog niet hersteld. Vooral hun toekomst ziet er somber uit, want wie niet binnen zes maanden weer aan de slag gaat, heeft een grote kans zijn baan te verliezen. En dat heeft verstrekkende gevolgen. Het betekent namelijk ook het verlies van alle goede dingen die werk met zich meebrengen zoals dagstructuur, inkomen, groei en ontwikkeling, sociale contacten, afleiding, status en identiteit. Kortom, ziekteverzuim door psychische oorzaken is een serieus probleem voor iedereen. Daarom is het wonderlijk dat er niet al veel meer onderzoek is gedaan naar hoe we mensen met psychische problemen zo snel mogelijk weer aan het werk kunnen krijgen. En dat werkwijzen waarvan we weten dat ze werken nog zo weinig gebruikt worden in de praktijk.

Foto: Natuur & Milieu (cc)

Jeugdzorg moet redenen onvrede onder ogen zien

ANALYSE - Het publieke debat over de jeugdzorg is niet altijd even constructief, schreven Erik Gerritsen en Jasper Zuure recent. Het is moeilijk om het daarmee oneens te zijn. Wat ontbreekt, is een reflectie op de oorzaken. We moeten dieper kijken om de redenen van de onvrede te doorgronden.

Naar mijn oordeel maken drie nauw samenhangende factoren de jeugdzorg bij uitstek kwetsbaar. Ten eerste dat Bureau Jeugdzorgbestuurders te vaak pretenderen ‘de’ oplossing te kennen voor allerhande mediagenieke incidenten. Ten tweede dat Bureau Jeugdzorgmedewerkers gewrongen zitten in een complex samenspel van vrijwillige en verplichte zorg. En ten derde dat de opdracht en taken van Bureau Jeugdzorg te vaag zijn.

Jeugdzorgbestuurders propageren maar al te vaak oplossingen van het kordate type. Zo pleitte Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Amsterdam een tijd terug voor gedwongen anticonceptie bij risicomoeders en Jan-Dirk Sprokkereef, bestuurder van Bureau Jeugdzorg in Utrecht, voor een psychologische test bij ouders in vechtscheiding situaties. Zo rolden de voorbije jaren herhaald ‘oplossingen’ voor doorgaans acute en in de media breed uitgemeten problemen over tafel. Vanuit een politiek oogpunt zeker begrijpelijk.

Mediagenieke oplossingen gaan voorbij aan de complexe praktijk

Het probleem is dat dergelijke voorstellen voorbij gaan aan de complexiteit van het werk zelf. Wie met de voeten in de klei staat, weet dat er geen eenvoudige oplossingen zijn voor deze problemen. Voordat een vrouw zwanger wordt accuraat inschatten of zij negen maanden later inadequaat zal ouderen, is onmogelijk. Risico inschatten kan immers alleen goed op de korte termijn. Een psychologische test voor ouders in een vechtscheidingen? Het klinkt mooi, maar die is er gewoonweg niet.

Foto: Tax Credits (cc)

Geld is ook niet alles, weten wij economen nu

ACHTERGROND - Wij economen, zijn de architecten van de bonuscultuur die de financiële sector naar de afgrond heeft geleid. Excuses daarvoor. We dachten het beste uit mensen te kunnen halen door hen financieel te prikkelen. Maar betekenisvol werk, waardering en uitdaging blijken belangrijker dan geld.

Dat financiële prikkels lang niet altijd positief uitwerken, blijkt uit het ‘kaarsexperiment’. De proefpersonen krijgen de opdracht om een brandende kaars aan een muur te bevestigen zonder dat het kaarsvet op de tafel eronder druppelt. Om de opdracht te kunnen uitvoeren, krijgen de respondenten naast de brandende kaars, ook lucifers en een doosje punaises als attributen aangeboden. De deelnemers aan het experiment worden in twee groepen verdeeld die afzonderlijk van elkaar opereren: één groep die een financiële beloning krijgt als ze zo snel mogelijk de oplossing vindt, en één groep die geen beloning ontvangt.

Wat blijkt? De eerste groep heeft gemiddeld 3,5 minuut langer nodig om het probleem op te lossen dan de groep zonder beloning. De reden? Financiële beloningen blijken het creatieve denkproces negatief te beïnvloeden. Belangrijker dan de oplossing van de opgave – bevestig het doosje waarin de punaises zaten aan de muur onder de brandende kaars – is de observatie dat betekenisvol werk, waardering en uitdagingen net zo goed, zo niet een belangrijker rol spelen in het motiveren van mensen.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Bied slachtoffers pas spreekrecht als dader schuldig is bevonden

ACHTERGROND - Om burgers meer vertrouwen te geven in de rechtspraak mogen slachtoffers van staatssecretaris Teeven zich ook gaan uitspreken over de straf die zij voor de dader in gedachten hebben. Maar dat mag van de Teldersstichting (wetenschappelijk bureau van de VVD) pas nadat de verdachte is schuldig is bevonden, anders is het niet eerlijk voor de dader.

Als het aan staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie ligt, wordt het spreekrecht voor slachtoffers van misdrijven binnenkort uitgebreid met een adviesrecht. Momenteel mogen slachtoffers tijdens de terechtzitting alleen vertellen wat het strafbare feit voor impact op hun persoonlijke leven heeft gehad. Over de schuld van de verdachte, het bewijs en de gewenste straf mogen zij niets zeggen. Het adviesrecht dat aan het spreekrecht van het slachtoffer wordt toegevoegd, moet hier verandering in brengen.

Het wetsvoorstel van Teeven roept veel kritiek op. Het commentaar richt zich op het feit dat emoties van het slachtoffer niet in de rechtszaal thuishoren en dat voor het slachtoffer de illusie wordt gecreëerd dat hij invloed heeft op de uiteindelijke straf. Deze kritiek is terecht vanwege de manier waarop staatssecretaris Teeven het spreekrecht voor slachtoffers wil uitbreiden. Maar dat betekent niet dat we uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers maar moeten nalaten.

Foto: IISG (cc)

Werklozen zijn schuldig tot tegendeel bewezen is

ACHTERGROND - Voor werklozen geldt tegenwoordig een heus werkloosheidsethos. Van bovenaf wordt opgelegd hoe zij zich dienen te gedragen bij hun zoektocht naar een nieuwe baan. Want enkel zijzelf zijn verantwoordelijk voor hun werkloze bestaan, vond Bram van Vulpen in zijn onderzoek.

De moralisering van burgerschap lijkt inmiddels ook plaats te vinden ten aanzien van werkloosheid, waarbij van bovenaf een visie op het goede leven wordt verkondigd en opgelegd. Deze hiërarchische moralisering (Tonkens, 2006: 18) heeft ethische regels opgesteld over het gedrag waarmee werklozen horen te re-integreren op de Nederlandse arbeidsmarkt. Voor mijn onderzoek naar de betekenis van deze hiërarchische moraal voor arbeidsgeschikte werklozen bestudeerde ik zelfhulpboeken voor werklozen en het digitale tijdschrift ‘Werkblad’ van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Werklozen moeten positief in het leven staan

In het verkondigde werkloosheidsethos ligt de focus op cognitieve technieken die worden vereist om opnieuw de arbeidsmarkt te kunnen betreden. Kortgezegd is een deugdzame werkloze een optimistisch, actief, autonoom en open individu. Hij beschikt over een goede zelfdiscipline en zelfkennis en weet zich op unieke wijze te presenteren. Werklozen moeten positief in het leven staan en zich niet laten afleiden door emoties als somberheid, verdriet, woede of paniek die het gevolg kunnen zijn van het ontslag, weinig aanbod van werk en afwijzingen op sollicitaties. Deze ‘negatieve’ gevoelens beschouwt men als een belemmering in de voortgang van de re-integratie. Een persoon op zoek naar een baan dient rationeel te handelen en z’n emoties te beheersen, verondersteld wordt dat negatieve emoties enkel het proces vertragen.

Foto: Bjorn Hermans (cc)

Applaus voor Teeven voor bemiddeling in strafzaken

ANALYSE - Woensdag gaf staatssecretaris Teeven het startsein voor vijf proeven met herstelbemiddeling in het strafrecht. Bijzonder, vanwege het draagvlak bij het OM en in de rechtspraak. En terecht, want bemiddeling is een bewezen manier van conflicten oplossen. Teeven verdient dan ook applaus.

Herstelbemiddeling – ook wel mediation of bemiddeling genoemd – is een vertrouwelijk gesprek tussen dader en slachtoffer, begeleid door een onafhankelijke bemiddelaar. De bemiddeling vindt alleen plaats als slachtoffer en dader dat willen, en op voorwaarde dat de dader zijn rol in de zaak erkent. Doel van het gesprek is het komen tot afspraken tussen de betrokkenen over gedrag en eventueel een schadevergoeding. Deze afspraken worden in de meeste gevallen vastgelegd in een zogeheten vaststellingsovereenkomst.

Een voorbeeld uit de praktijk: vanaf het eerste moment dat zij boven elkaar wonen, hebben M. en P. ruzie over lopen op de trap, harde muziek en slaan met de deuren. De ruzie escaleert in een scheldpartij en P. grijpt M. bij de keel, waarop deze aangifte doet. In plaats van de zaak te laten voorkomen, besluit het OM een poging tot bemiddeling te laten doen. Tijdens het bemiddelingsgesprek vertelt P. te zijn geschrokken van zijn gedrag; hij zegt geen gewelddadig persoon te zijn. M., die nu erg bang is in haar huis, geeft toe dat zij ook haar aandeel heeft gehad in de escalatie. P. biedt zijn excuses aan en zegt met een hulpverlener te willen praten over zijn reactie. Ook maken P. en M. afspraken over hoe elkaar op de hoogte te stellen van geluidsoverlast.

Foto: Oscar Anjewierden (cc)

Behandeling in justitiële jeugdinrichting vermindert recidive

ACHTERGROND - Volgens Jo Hermanns is het opsluiten van jongeren slecht, aangezien de helft van de jongeren twee jaar na vrijlating opnieuw een ernstig misdrijf zou plegen. Maar de cijfers wijzen juist op vermindering van recidive na een behandeling in de jeugdinrichting, zegt Jaap Nagtegaal.

Ruim de helft van de vertrokken jongeren is, zoals Jo Hermanns stelt, inderdaad binnen twee jaar na het vertrek uit de jeugdinrichting opnieuw verdacht van een ernstig strafbaar feit. In 2009 vertrokken zo’n 2000 jongeren (recidivemonitor 2013, WODC). Van deze groep bleek twee jaar na het vertrek 51,7 procent opnieuw verdacht.

Er is echter een groot verschil tussen jongeren die kort in de jeugdinrichting blijven en zij die er langer dan een jaar verblijven. De kort verblijvende jongeren zitten er als ‘preventief gehechten’: zij zijn nog niet veroordeeld en worden in principe zo snel mogelijk geschorst uit de jeugdinrichting, tenzij er een zeer belangrijke reden is om dit niet te doen. In 2009 verbleef driekwart van de jongeren minder dan 3 maanden in de inrichting. Vaak is dat minder dan een maand. Recidivecijfers bij deze grote groep zijn hoog (52,3 procent). Maar kunnen we van de inrichtingen bij deze jongeren verwachten dat tijdens het korte verblijf een belangrijke gedragsverandering wordt bewerkstelligd? Dat zou vreemd zijn.

Foto: Colby Stuart (cc)

Burgerinitiatieven in zorg nog schaars

ACHTERGROND - Door de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten zich meer gaan richten op ondersteuning van burgerinitiatieven. Burgers hebben zich verenigd rond collectieve inkoop van energie, behoud van bibliotheken en zwembaden en de inrichting van het eigen woongebied.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau voert de tweede evaluatie van de Wmo (2010 t/m 2012) uit. Eén deelrapport beschrijft een verkenning van vrijwillige inzet en burgerinitiatieven in vijf gemeenten. We beperken ons hier tot bevindingen uit dat rapport. Het eindrapport verschijnt in 2014. Een voorzichtige, voorlopige conclusie: het wemelt niet van de ondersteuningsinitiatieven.

Vorig jaar gingen we op zoek naar ‘ondersteuningsinitiatieven’: lokale initiatiefgroepen die op overwegend vrijwillige basis mensen met een participatiebeperking ondersteunen, en daar als groep de regie over voeren. Denk aan eetgroepen, klussen- en vervoersdiensten, maar ook de zorgcoöperaties die in Nederland hun opgang doen.

Moeilijk kon die zoektocht toch niet zijn. De Boer et al. schreven recentelijk dat het in de Nederlandse zorg ‘wemelt’ van de initiatieven. Wel voegden ze er eerlijkheidshalve aan toe dat de omvang ervan nou ook weer niet moet worden overdreven. Wij beamen vooral dat laatste. We zochten naar gemeenten waar meerdere initiatieven actief waren en niet naar het bekende succesverhaal. Dit bleek niet makkelijk. Uiteindelijk selecteerden we vijf gemeenten in verschillende delen van het land. Twee (wijken van) grote steden, een middelgrote stad en twee krimpgemeenten op het platteland. We spraken er met initiatiefnemers, beleidsmakers en welzijnswerkers.

Vorige Volgende