De ene Godwin is de andere niet
Wie een goed schrijver wil worden, dient veel te lezen, zo verneem ik op Twitter. Aangezien ik het geduld ontbeer om romans ook daadwerkelijk uit te lezen en een zekere voorliefde koester voor de polemiek, heb ik me een drietal bundels met opstellen en schotschriften van W.F. Hermans aangeschaft.
Sindsdien lach ik me regelmatig een kriek.
Het was in het jaar 1968 geloof ik, dat deze Rudi Dutschke een praatje mocht houden voor studenten aan de Universiteit van Amsterdam. Die werd gedeeltelijk uitgezonden op de TeeVee.
Zo kreeg ik het ook te zien en te horen.Ik overdrijf niet als ik meen te mogen stellen dat de spreker een onuitwisbare indruk op mij maakte! Die stekende zwarte oogjes à la Goebbels! Dat van bloeddorst verwrongen gezicht! Die zwarte lok op zijn voorhoofd! Die hysterisch overstaande stem!
Wel allemachtig! Sinds Adolf Hitler uit de filmjournaals was verdwenen, had ik een zo meeslepend bezig zijn op een spreekgestoelte niet meer mogen aanschouwen!
Der Gott der Eisen wachsen liess, zij geprezen! riep ik uit.
’t Oude Duitse bloed is in 1945 niet voor altijd verloren gegaan. Ze zijn er nog, ten oosten van Delfzijl en Lobith: De weldoeners van de mensheid die op een lijk meer of minder niet kijken, als het er op aankomt de domme massa van de normale mensen (= zwijgende meerderheid, die zwijgt omdat ze zich niet met andermans zaken bemoeit) te vertellen wat goed voor ze is.
Zoveel indruk maakte zijn redevoering, dat de Nederlandse imperialisten, fascisten, reactionairen en andere handlangers van het internationale monopoliekapitaal Rudi prompt tot ongewenst persoon verklaarden.
Korte tijd later, op 11 april 1968, schoot een andere mof, die op zijn manier ook het beste met de mensheid voorhad, Rudi een kogel door z’n kop.
De studentenophitser ging er niet aan dood, maar het bracht hem wel enigszins tot bezinning, als we Le Nouvel Observateur van 26 september ’77 mogen geloven.
– ‘Ook Rudi Dutschke moet professor worden’ in: Ik draag geen helm met vederbos (Bezige Bij, 1979)