Max Molovich

353 Artikelen
9 Waanlinks
335 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een sprookje

Er was eens, niet zo heel lang geleden en ook niet zo heel erg ver bij ons vandaan, een monster. Hoe dat monster heette, dat moet u zelf maar weten. Het monster was onverzadigbaar. Het had jaren lang veel te veel gegeten. Het vrat ook alles. Het interesseerde dit monster geen hol wat ie at. Zolang hij maar at. Hij at en vrat en schranste dat het een aard had. Het monster vrat zelfs z’n eigen stront. En maakte daarmee nog meer stront, dat het vervolgens dan weer opvrat.

Het monster had een hoop fans en bewonderaars. Die zagen ‘m als een heilige. De stront van het monster had hen rijk gemaakt. Het monster kon niet stuk. Er waren nog wel lui die kritiek hadden op het monster. Maar dat waren ouderwetse zuurpruimen. Niemand nam ze nog serieus.

Maar toen, op een dag, bleek de stront niet helemaal zuiver te zijn. De stront viel uiteen en was volledig geïnfecteerd door zieke strontdelen. De stront was waardeloos. En omdat het monster die waardeloze stront niet meer kon eten, was er ineens veel minder voedsel. Het monster belandde acuut in een depressie.

Degenen die over het monster waakten eisten dat het monster te eten zou krijgen. Ze hielden teveel van het monster. Het monster had hen rijk en gelukkig gemaakt. Het monster was alles wat ze hadden. Het moest en zou te eten krijgen. Als we het monster maar genoeg zouden voeden, dan zou het wel weer uit die depressie komen. Minder eten was geen optie, want als het monster minder zou eten, dan zou hij sterven en dat mocht niet gebeuren want dat monster hield het systeem draaiende. En het systeem dat mocht niet ophouden met draaien, want als het systeem zou ophouden met draaien, dan zou het monster sterven. En als het monster zou sterven, nu ja, u begrijpt, een onmogelijke situatie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Micro-economie

In het wooncomplex waar ik woon zijn twee traptractoren aanwezig en vier kinderen die graag op die tractors rijden. Twee kinderen zijn eigenaar van een tractor, twee hebben er geen. Een van die kinderen die geen tractor heeft is mijn zoon.

De moeder van een van de tractoreigenaren hield onlangs nog een lofrede op de solidariteit die er heerste onder kinderen in ons wooncomplex. Iedereen mocht de spullen van iedereen lenen, want alle kinderen wisten dat hun spullen terugkwamen, dat hun vertrouwen niet zou worden beschaamd. Dat zei ze voordat haar zoon zijn tractor met handen, tanden en veel dramatiek beschermde tegen mijn zoon. Zijn moeder heeft toen tegen mijn zoon gezegd dat hij altijd de tractor mag pakken als zij er niet zijn.

Dat doet mijn zoon dan ook. Geheel tot ongenoegen van de andere tractoreigenaar. Die weet dat hij er niks tegen kan doen, maar eigenlijk, zo vindt hij, heeft mijn zoon niet het recht om op de tractor van hun buurjongetje te spelen. Het jongetje meent zijn bezit te moeten beschermen door het bezit van zijn mede-eigenaar te beschermen. Zo doet dat, om met mijn zoon te spreken.

Onlangs was mijn zoon weer op de tractor aan het rijden toen de tractoreigenaar terugkwam. Door de sociale druk voelde mijn zoon zich gedwongen de tractor af te staan. Het werd even grimmig. Ook het andere jongetje dat graag op tractors rijdt maar er geen heeft, was erbij. Uiteindelijk gaven mijn zoontje en hij de strijd op. De twee tractoreigenaars gingen demonstratief vrolijk over onze binnenstraat rijden. Mijn zoontje en zijn lotgenoot gingen op een houten vlonder zitten en deden daar net alsof ze heel hard in een politie-auto aan het rijden waren.

Foto: copyright ok. Gecheckt 08-09-2022

Oranje gelatenheid

Mijn interesse voor de verrichtingen van het Nederlands elftal tijdens het WK in Zuid-Afrika begon ergens rond de 70 minuut van de eerste wedstrijd. Toen het pingelwonder Elia werd ingebracht om precies te zijn. Zijn tikkie-takkie-voetbal, om met Frank Snoeks te spreken (die naar eigen zegge de Zuid-Afrikaners napraatte), zorgde ervoor dat ik er meteen zin an kreeg en zelfs begon te geloven dat we door de eerste ronde heen zouden komen. Daarvoor kon het me eerlijk gezegd allemaal worst zijn.

Datzelfde gevoel van pure destineresse heb ik nu ook. En met mij hebben volgens mij velen dat. Het zal allemaal wel.

De gemiste penalty van Robben in de Champions League tegen Chelsea was een voorteken. Voor het eerst sinds heel lang, keek ik weer eens naar een hele voetbalwedstrijd. Iedereen die keek wist dat Robben die penalty ging missen. Ik in ieder geval wel. En hij miste. Nu werkt het met dat soort dingen zo dat je altijd het slechtste vreest. Gebeurt het slechtste niet, dan ben je opgelucht, gebeurt het wel, dan denk je: zie je wel. Volgens mij is dat zie-je-wel-gevoel trouwens een soort trucje van de natuur dat ervoor zorgt dat je makkelijker met teleurstellingen omgaat. Voel je toch nog een beetje trots.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Weg met de natuur

Onlangs pleitte ik, op deze plek om precies te zijn, voor het euthanaseren van de natuur als meest humane oplossing voor de milieuproblematiek. Bovendien, zo schreef ik, “dat hele milieu verzint wel weer wat anders als het ten onder gaat. Dus daar hoeven we niet treurig om te zijn.” Het zal onze planeet worst wezen of we om haar bezorgd zijn.

Ene Andrew Blackwell, zo leerde ik van Steven de Jong, schijnt daar zelfs een heel boek over hebben geschreven, een reisgids getiteld Visit Sunny Tsjernobyl. Blackwell schrijft hoe de natuur in Tsjernobyl heeft getriomfeerd. Gebouwen worden overwoekerd door gras en planten, er klinkt overal een kakofonie aan vogelgefluit, ecologen hebben het gebied zelfs uitgekozen om er bedreigde diersoorten uit te zetten. We hoeven geen moeite doen de natuur te redden, die redt zichzelf wel.

Het is pure hoogmoed om ons zorgen te maken over moeder aarde en te denken dat we haar kunnen redden. Alsof we er ook maar iets te zeggen hebben. Bovendien is het egoïstisch. Want de enige reden om de natuur te willen redden, is zelfbehoud.

George Carlin heeft ooit aan precies dezelfde punten een zeer bekijkenswaardig stukje stand-up comedy gewijd. The planet is fine, zegt hij, daar hoef je je geen zorgen over te maken, it’s the people that are fucked. De planeet is hier al een kleine vierenhalf miljard jaar, wij een paar honderdduizend jaar, waarvan we de laatste 200 jaar aan industriële vervuiling doen. En terwijl de aarde vulkaanuitbarstingen, meteorietaanvallen, vloedgolven, aardbevingen en ijstijden heeft doorstaan, denken wij dat een paar plastic tasjes en vaatjes gif het verschil gaan maken? De planeet gaat er niet aan. Wij gaan eraan.

Foto: copyright ok. Gecheckt 26-10-2022

Wie hebben we daar?

De film Basquiat, de biopic over de gelijknamige schilder geregisseerd door diens kunstbroeder Julian Schnabel, begint, in mijn herinnering, met het beeld van de verteller (een kunstcriticus) die op een bankje in New York zit en mijmert over de wetten van de hedendaagse kunstwereld. Dezelfde kunstwereld die destijds Vincent van Gogh over het hoofd had gezien. Dat laat de kunstwereld zich niet nog een keer gebeuren. Met als gevolg, aldus de verteller, dat de kunstwereld sindsdien in elk halfbakken talent de nieuwe Vincent van Gogh denkt te herkennen.

Daar hebben ze nu, bij de AVRO, een programmaformat van gemaakt, dat als titel De Nieuwe Rembrandt heeft. Off screen vertelt presentator Marc-Marie Huijbrechts waaraan De Nieuwe Rembrandt moet voldoen: “Een talentvolle kunstenaar die net zo vakbekwaam en inspirerend is als Rembrandt dat in zijn tijd was.” Een heerlijk gebrek aan pretentieloosheid, zullen we maar zeggen. Bij de AVRO zien ze in elk kind van onder de tien dat de tafel van twaalf op kan zeggen de nieuwe Einstein, in iedereen die een viool kan vasthouden de nieuwe Mozart. 

Ik moet zeggen dat het programma leuker was dan ik van te voren had kunnen denken met een naam als De Nieuwe Rembrandt en een jurylid als beeldend kunstenaar Jasper Krabbé, aan wie het familiegen der zelfvoldaanheid bepaald niet voorbij is gegaan. (Vermoedelijk ziet hij eigenlijk zichzelf als de ware erfgenaam van Rembrandt.) Nadat ik Krabbé ooit in De Wereld Draait Door had zien blaten over de 87.734 portretten die hij van zijn vrouw had gemaakt, vreesde ik het ergste voor dit programma.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

Dat is oud, zeg zelf

Mijn eerste werkdag. Vanaf vandaag is het niet meer 20 minuutjes fietsen naar mijn werk. Vanaf vandaag is het tien minuutjes fietsen naar de trein, dan drie kwartier treinen naar Amersfoort en nog eens een dik half uur naar Zwolle en dan een kwartiertje lopen naar het enorme gebouw waar het voormalig postorderbedrijf zit. Gelukkig mag ik in de trein werken. Vandaag nog niet, want ik heb nog geen opdrachten, maar straks wel. Ik mocht tussen 9.30 uur en 10.00 uur aanwezig zijn. We zouden rustig beginnen.

Ik moet mij nog flink haasten om de trein te halen. Als alles goed gaat, ben ik om 9.26 uur op mijn werk. Alles gaat goed. Totdat de omroeper op station Amersfoort vertelt dat de trein naar Zwolle en Groningen van 8.38 uur een dusdanige vertraging heeft opgelopen dat ie niet meer rijdt. Wat dat ook moge betekenen. Reizigers naar Zwolle en Groningen wordt aangeraden de sprinter te pakken, die om 8.44 uur zal vertrekken. Deze stopt, zoals het een sprinter betaamt, op elk station.

Even later rijd ik dwars door de bijbelgordel en doen wij elk plaatsje aan waar de SGP, met een instemmend knikkende Heer der Heerscharen naast zich, de scepter zwaait. Putten, Ermelo, Elspeet en Dathetmespeet. Er bevinden zich louter godvrezende mensen in de trein. En Zijn zegen rust nu duidelijk op ons. Alles gaat goed nu. Om 9.38 uur komen wij op station Zwolle aan.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Levensbedreigende dingen

RECENSIE – “Het tikken van de klok / had zich voorgoed op de voorgrond geplaatst”, schrijft Bernard Wesseling in het gedicht Het is geen feest tot de doemprofeet is langsgeweest (uit: Naar de daken, zijn nieuwste dichtbundel).

Nu stond het tikken van de klok eigenlijk altijd al op de voorgrond in de gedichten van Bernard, die ik alweer meer dan tien jaar geleden leerde kennen als stamgast en huisdichter van café Festina Lente (dat u weet dat mijn oordeel over deze wonderschone bundel wellicht gekleurd is door enige gevoelens van genegenheid). De gedichten die ik mij kan herinneren (uit zijn voordrachten en zijn ‘bekroonde eersteling’ Focus) en de twee romans die ik van hem heb gelezen (De Favoriet en Portret van een onaangepaste, dat ik hier ooit besprak) gingen al over dat wat nooit meer terugkwam. En stonden ook al bol van herinneringen aan momenten die voorgoed waren opgelost in de tijd en enkel nog in Bernards hoofd bestonden.

Het verschil met zijn vorige werk is dat in Naar de daken niet alleen het tikken van de klok op de voorgrond staat, maar vooral ook dat wat het tikken van de klok zo problematisch maakt: de dood. Het zijn niet alleen de momenten die nooit meer terug zullen komen en op z’n best als herinnering of gedicht blijven voortbestaan, het is dit keer een heel mens dat er niet meer is. Een heus leven. De herinneringen zijn er nog, maar die mens, dat leven, komt nooit meer terug.

De mens is een verhalend beest

Een paar jaar geleden, toen ik nog rookte, zag ik in een tabakswinkel, zo’n 100 meter van de plek waar het folkloristische zelotenclubje Sharia 4 Holland afgelopen zaterdag haar zogenaamde persconferentie hield, een wat oudere moslim het laatste vakje schoonkrassen van een kraslot. Hij had niks gewonnen en liep naar buiten. Ik kocht mijn sigaretten en liep ook naar buiten, waar de oudere moslim enigszins verweesd stond te staren naar de bij dit soort winkeltjes gebruikelijke carrousel vol met scabreuze kut-en-piemel-groetjes-uit-Amsterdam-kaarten.

Het moet zwaar zijn, bedacht ik me toen, om hier, in het libertijnse Amsterdam, aan de strenge eisen en regels te voldoen van een man die, een kleine 1400 jaar geleden alweer, beweerde de laatste profeet te zijn van een sadistische woestijngod die zijn sporen ruimschoots had verdiend in het bedenken van onrechtvaardige strafmaatregelen.

De zeepkistenzeloot van Sharia 4 Holland verwoordde het als volgt:

“Kijk om je heen, wat is dit voor maatschappij? Achter ons heb je de prostitutie, de rosse buurt. Rechts van ons de gokhallen met de gokjunkies. Links van ons hebben wij de mode-industrie met de cosmeticajunkies. (…) Dit is de as van het kwaad, waar we nu staan, het zogenaamde monument van de vrijheid. Dit is niks anders dan een monument waaromheen zich alle perversiteiten van Nederland heeft verzameld.”

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Subsidie

Mijn zeer gewaardeerde collega Steeph uitte in dit stukje kritiek op Philipe Remarque, Frank Volmer en Bert Brussen die van mening zijn dat de subsidie van joop.nl en nos.nl moet worden stopgezet. Volgens de drie afgevaardigden van respectievelijk volkskrant.nl, telegraaf.nl en dejaap.nl houdt de staat twee sites in de lucht die lezers bezig houden die anders naar hun sites waren gegaan. Oneerlijke concurrentie. Bert Brussen vergeleek het met twee bakkers die in dezelfde straat zitten en dezelfde broodjes bakken. Een van de twee bakkers hoeft niet voor z’n ingrediënten te betalen, zodat hij zijn broodjes gratis kan weggeven.

Steeph meende Remarque, Volmer en Brussen op bekrompenheid te kunnen betrappen, omdat het gevolg van hun ideeën zou zijn dat je alleen nog maar commercieel aantrekkelijk nieuws en opinies te lezen zou krijgen. Volgens Steeph zorgen de commerciële belangen van De Volkskrant, De Telegraaf en De Jaap ervoor dat ze alleen die nieuwsberichten en opinies plaatsen die aan de ene kant zoveel mogelijk lezers trekken en aan de andere kant hun adverteerders geen schade berokkenen. Ik vraag me af of je dat zo kunt stellen.

Op Joop.nl gebruikt de aartsrivaal van Bert Brussen, Peter Breedveld ongeveer hetzelfde argument. Hij trekt Brussens bakkersvergelijking door. Volgens hem bakt volkskrant.nl louter witte kadetjes en besloot joop.nl, als reactie hierop, dat het nodig was om, in dienst van de volksgezondheid, meergranenbroodjes te bakken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ik ben te lui om het even op te zoeken

In de auto richting het midden des lands luisteren wij naar Radio 1, waarop het programma Tros Kamerbreed bezig is. Arie Slob, Jolande Sap en Thijs Berman zijn aanwezig om te praten over de consequenties van het Lente-in-Kunduz-akkoord.

Terwijl mijn zoon achterin om zijn speentje jengelt, hoor ik hoe met name Jolande Sap het zinloos zwaar te verduren krijgt dankzij de vragen van de mannelijke helft van de twee interviewers. De interviewer heeft een onwaarschijnlijk zeikstem, de  verzuurde zelfgenoegzaamheid sijpelt uit de luidsprekers en brandt zich een gat in de vloer waardoor er imaginaire walmen ontstaan die de beperkte ruimte in onze gehuurde Volkswagen Polo zodanig vullen dat het, ondanks de wind die door de open staande ramen raast, niet te harden is. Maar wij blijven luisteren, uit solidariteit en piëteit met Sap. Zo zijn wij. In- en ingoede mensen.

De man vraagt aan haar wat ze ervan vindt dat Stef Blok heeft gezegd dat het belasten van de reiskostenvergoeding wat de VVD betreft in de toekomst gecompenseerd zal worden. Zij zegt geen problemen te hebben met die uitspraak. Er is een akkoord, waarover door vijf partijen is onderhandeld. Je hoeft, als deelnemer aan de coalitie, niet elk punt van het akkoord te blijven verdedigen. Als politieke partij heb je de plicht om aan de kiezer uit te leggen waarvoor je staat. Dat je het niet op alle punten eens bent met het akkoord dat mede door jouw partij tot stand is gekomen, is volstrekt legitiem. Daarom heet het ook een akkoord: het hangt aan elkaar van compromissen, het is geven en nemen, het heeft geen enkele zin om geheimzinnig te doen over de maatregelen waarmee je moeite hebt.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Ga aan het werk, luie donder

Het zijn eigenaardige tijden voor mij. Afgelopen donderdag had ik de laatste werkdag bij het reclamebureau waar ik een klein twaalf jaar had gewerkt. Het ging niet meer. Het klantenbestand droogde op en nieuwe klanten kwamen er niet bij. Mijn baas was van de oude stempel. Opgevoed in de reclamewereld gedurende de woelige jaren ’80 en ’90. Niet de klant had altijd gelijk, het reclamebureau had altijd gelijk. En als de klant het daar niet mee eens was, dan zocht de klant maar een ander reclamebureau.

Daar kwam bij dat wij dat hele internet enigszins verwaarloosd hadden. Niet omdat we het onderschatten, maar omdat onze klanten dachten dat je voor internet gespecialiseerde bureaus moest inschakelen. Hebben wij altijd maar laten gaan. Zoveel stelde het niet voor wat die gespecialiseerde bureaus voor onze klanten deden. Pas toen wij veel te laat tot de ontdekking waren gekomen dat een eenvoudige bannercampagne een kleine zeven ton had gekost, begrepen wij pas onze inschattingsfout.

Sinds april ben ik aan het solliciteren. Maar ervaren copywriters worden bijna niet meer gezocht. Daar zijn er veel te veel van. Er is een overschot aan copywriters. Met één of twee copywriters heb je ook wel genoeg voor een vrij groot reclamebureau. De rest van het creatieve team wordt opgevuld met art directors, strategen, web developers, 3D-designers en weet ik veel wat voor namen ze aan de beesies wensen te geven.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Laten we beginnen

Het is nu twee dagen mooi weer en ik hoor al mensen klagen dat het te warm is. Als er één volk is dat kan klagen, dan zijn wij het. Alhoewel, dat zeg ik nu wel, maar de grootste klager die ik heb gekend, was wijlen mijn grootmoeder van vaders kant, en die kwam uit Georgië. Die klaagde over alles. Ze hoefde er niet over na te denken. Ze klaagde automatisch. Het was voor haar als ademen. Ze hoefde maar een kamer binnen te lopen of ze had drie dingen om over te klagen. Er was te veel herrie. De stoelen waren niet goed. Het was te koud. Dat laatste was standaard. Het was altijd te koud.

Toen ik nog heel klein was, was ik eens met mijn ouders op vakantie in Zuid-Frankrijk. In La Grande Motte, om precies te zijn, een eigenaardig mediterraan stadje dat bekend stond om zijn modernistische, in mijn peuterogen bijzonder vreemde architectuur. Ik kan me, naast die architectuur, twee dingen van die vakantie herinneren. De eerste herinnering speelt zich af op zo’n klein treintje waarmee toeristen over de boulevard een rondleiding krijgen. Twee Franse jongens waren opgestapt zonder dat ze een kaartje hadden. Nozems, noemde mijn vader ze, hoewel we het hier over het begin van de jaren ’80 hadden. Ze werden er af gegooid door het meisje dat tekst en uitleg gaf tijdens de rondgang. Mijn vader keek het goedkeurend aan en zei dat die nozems een draai om hun oren verdienden. Ik probeerde dit te visualiseren en zag voor mijn geestesoog hoe het meisje met haar rechterhand rondjes draaide om de oren van een van de jongens. Een bijzonder eigenaardige straf, vond ik.

Vorige Volgende