Alles is doodsangst
RECENSIE - Sommige boeken voeren je onverwacht terug naar je middelbare schooltijd. Naar die ellenlange discussies in de kroeg over de gruwel genaamd religie, over nut en noodzaak van een verlicht dictator en de onweerlegbaarheid van het solipsisme. En wanneer ook dat laatste onderwerp afgeschoten was, dan was er altijd wel iemand die poneerde: ‘Al ons gedrag komt voort uit doodsangst’. Seks, de zucht naar macht, naar roem, naar geld: het was allemaal doodsangst. En we bestelden weer een rondje.
Het lijkt een dooddoener zogezegd, maar ‘alles is doodsangst’ is precies wat de auteurs van ‘Hoe de dood ons drijft’ wetenschappelijk willen aantonen. Het zijn drie volgelingen van de in 1974 overleden Amerikaanse cultureel antropoloog Ernest Becker, die weer een leerling was van de psychoanalyticus Otto Rank (die weer een leerling was van Freud).[1] Volgens Becker kon de hele menselijke beschaving verklaard worden vanuit ‘het verpletterende besef van onze fundamentele hopeloosheid en de angst voor onze onvermijdelijke dood’.
Cultuur en zelfwaardering
Doodsangst, zo lezen we, is het onvermijdelijke bijproduct van de grootste gift van de evolutie: ons zelfbewustzijn. Dieren mogen instinctief de dood mijden; alleen mensen weten dat ze, wat ze ook doen, uiteindelijk dood zal gaan. Om deze angst te bestrijden brengen we twee psychologische hulpmiddelen in stelling: cultuur en zelfwaardering. We willen onderdeel zijn van iets groters, een waardensysteem, een cultuur, beweging, geloof of land – iets dat de dood overstijgt. Door daar deel aan te nemen, hebben we de illusie dat iets van ons voortbestaat na de dood. En om dat extra geloofwaardig te maken, scheppen we de illusie dat we bijzonder zijn, dat we uniek zijn, en dat onze bijdrage aan dat systeem (et cetera) dus uniek is.