Marc van Oostendorp

273 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Header afbeelding © Marc van Oostendorp

Een Turks accent is nadeliger dan een Turkse naam

COLUMN - Mensen beoordelen hun medemensen voortdurend, en zo’n beetje op ieder mogelijke dimensie: hoe iemand eruit ziet, hoe hij zich gedraagt, hoe hij zich presenteert. En ook hoe die persoon klinkt. Mensen hoeven een ander meestal maar heel kort te zien of te horen om er een oordeel over te hebben. Dat heeft ongetwijfeld voordelen: je moet soms snel kunnen beoordelen of iemand te vertrouwen is. Maar het leidt natuurlijk ook tot ongewenste effecten, zoals discriminatie.

Discriminatie op basis van accent wordt de laatste tijd wel onderzocht. Vaak gaat het daarbij nog om autochtone accenten (hoe beoordelen we iemand met een Limburgs accent?), maar minstens even interessant zijn natuurlijk vreemde accenten. Zoals nu onderzocht in een nieuw artikel van een Moira Van Puyvelde en een aantal collega’s.

Zij lieten verschillende groepen mensen luisteren naar hetzelfde tekstje:

We zijn nu in de Verbindingsstraat. Je neemt de eerste straat rechts, de Sportpleinstraat. Dan loop je voor bij het sportplein en je neemt de eerste straat links. Dat is de Guido Gezellelaan. Je loopt tot het einde en aan de brasserie ga je naar links. Dan ben je in de Noordstraat en dan zie je de supermarkt aan de linkerkant

De truc was: verschillende groepen hoorden dit verhaal in verschillende contexten. De ene groep werd verteld dat ze de persoon, bijvoorbeeld Maarten Dhondt, hoorden en anderen werd over precies dezelfde opname verteld dat hij was ingesproken door Mert Doğan (de onderzoekers hadden er zorg voor gedragen dat die namen ongeveer hetzelfde klonken.) Een ander verschil was dat sommige van de opnamen met een Turks accent waren opgenomen en andere niet, al klonk er wel dezelfde persoon.

Foto: hans foto (cc)

Job en Jet en de snelkookpan van de studie

COLUMN - Het is een journalistiek puik stukje werk, de reportage die AT5 maakte (hieronder) over de vraag of er op de Universiteit van Amsterdam nog wel sprake is van ‘academische vrijheid’. Het enige bezwaar is misschien dat het nauwelijks gaat over ‘academische vrijheid’ in strikte zin – het recht van onderzoekers om te onderzoeken wat zij belangrijk vinden en over dat onderzoek ook te zeggen wat hun juist lijkt. Want het zwaartepunt lag bij studenten en onderwijs en de vraag of je in de collegezaal wel kunt zeggen wat je wilt.

Ik moet allereerst zeggen dat ik misschien een nogal Nijmeegse blik op een en ander heb. Ik heb het afgelopen jaar colleges gegeven over gender, en genderneutraliteit, en de rol van etniciteit in taalverschillen, en wat al niet, en er waren wel gesprekken, maar ik heb niet de indruk dat die voor iemand onaangenaam waren . Ik ben nu bezig met de afronding van enkele scripties, waarin bijna steeds een gendercomponent zit (het onderwerp hangt in de lucht) maar ook hierin gaat alles steeds keurig en zonder bedreigingen van wiens vrijheid ook.

Ik wil onmiddellijk aannemen dat dit op de UvA allemaal heel anders is, de ‘grote stad’ immers, net wat u zegt, maar dan zou ik tegen studenten die aan de UvA last hebben van hun mening, of ze nu ‘links’ of ‘rechts’ zijn, willen zeggen: neem de trein en kom naar ons toe, het is maar anderhalf uur verderop.

Foto: Language researcher looking puzzled, gemaakt met Dreamstudio, via Marc van Oosten dorp.

Hoe onderzoeken we de taal van kunstmatige intelligentie?

COLUMN - Ik denk dat er een half jaar geleden, toen met ChatGPT de eerste chatbot van een nieuwe generatie op internet verscheen, iets is gebeurd dat we nu nog niet gebruiken. In ieder geval is er nu een wezen dat geen mens is en toch menselijke taal kan gebruiken op een niveau dat tot nu toe nog nooit door iets of iemand werd bereikt die geen mens was.

Het is nog niet perfect, maar het is wel de moeite van het onderzoeken waard. Wat kan dat ding nog niet dat wij wel kunnen? Wat kan het wel dat bijvoorbeeld dieren niet kunnen? En wat kan het misschien zelfs beter dan wij? We kunnen vast van alles leren over menselijke taal door deze vergelijking te maken.

Maar hoe moeten we de taal van die chatbots bestuderen. Op internet staat sinds een paar dagen een artikel van een aantal onderzoekers van de Universiteit van Berkeley. Zij onderzochten of ChatGPT recursie kent, de eigenschap dat je in menselijke taal zinnen kunt inbedden in andere zinnen (ik wandel is een zin, die onderdeel is van jij denkt dat ik wandel en die laatste weer onderdeel van Marie zegt dat jij denkt dat ik wandel), enzovoort, zelfstandignaamwoordsgroepen in andere zelfstandignaamwoordsgroepen (mijn moeder in mijn moeders hoedje), enzovoort. Recursie wordt door veel onderzoekers gezien als dé definiërende eigenschap van menselijke taal.

Foto: The Dangers of AI, Stable Diffusion, via Marc van Oostendorp.

De gevaren van AI

Het is duidelijk dat de huidige periode de geschiedenis, behalve als het tijdperk van Vladimir Poetin, en de zoveelste stap in de opwarming van de aarde, de geschiedenis zal ingaan als de tijd van de kunstmatige intelligentie. Dat blijkt onder andere uit de waarschuwingen die ons om de oren vliegen over de gevaren van die kunstmatige intelligentie.

Het zijn niet de minsten die waarschuwen. Zo verliet onlangs een van de belangrijkste ingenieurs bij Google, Geoffrey Hinton – iemand die decennia heeft gewerkt aan de technologie die nu zo succesvol is – zijn baan, naar eigen zeggen om zo beter te kunnen waarschuwen voor wat er allemaal gebeurt. Eerder hadden al duizend vooraanstaande technologen in een open brief dringend gevraagd om een moratorium van zes maanden op de verdere ontwikkeling van Kunstmatige Intelligentie. (Dat is al meer dan een maand geleden: aan dat moratorium laat niemand zich iets gelegen liggen.)

De gebruikte taal is soms behoorlijk heftig. Ook Hinton suggereert, bijvoorbeeld in het onderstaande recente interview, dat als we niet uitkijken, deze kunstmatige intelligentie weleens het einde van de mensheid kan betekenen. Niet omdat die kunstmatige intelligentie energie slurpt in onvoorstelbare hoeveelheden of omdat het alle ongelijkheden van het kapitalisme nog eens vele malen versterkt – die argumenten hoor je deze technologen nooit gebruiken – maar omdat we met de huidige kunstmatige intelligentie een monster hebben gecreëerd.

Foto: dcJohn (cc)

Chatbot fraudeert bij het eindexamen Fries

Nadat ik eerder de eindexamens Nederlands (havo en vwo) en vwo-Frans door chatbots heb laten maken – voor beide slaagden de chatbots ruimschoots – leek het me interessant om het ook nog eens met Fries te doen. Voor Fries is er veel minder elektronisch leesbaar materiaal voorhanden, en aangezien kunstmatige intelligentie afhankelijk is van heel veel voorbeelden, is te voorspellen dat dit type examen veel moeilijker zal blijken te zijn.

Dat kwam uit. ChatGPT wist met het examen niets te beginnen, ook na enkele pogingen kreeg ik er niet het begin van een antwoord uit. Ze begreep niet eens dat de vragen die ik stelde gingen over de tekst die ik eerder had gegeven, en klaagde dat ze niet begreep over welke tekst ik het had. Bij Nederlands en Frans was dat allemaal geen probleem geweest. ChatGPT is aldus gezakt met een 1.

Bing, de chatbot van Microsoft (ook gebaseerd op GPT4), deed het op het gezicht ietsjes beter, maar haalde ook duidelijk een onvoldoende (18 van de 48 te behalen punten). Bovendien vertoonde het heel bizar, en frauduleus gedrag. Vragen en correctiemodel voor het eindexamen zijn hier te vinden.

Er waren 39 vragen. Omdat je aan Bing maar 20 vragen per sessie mag stellen en omdat ik de teksten apart invoerde – dat telt ook als vraag – en af en toe tussendoor een extra aanwijzing bleek te moeten geven over in welke taal Bing moest communiceren, waren er 3 verschillende sessies nodig.

Foto: Louis Bracke (cc)

Taalproevers en de sandwich van de rechter

RECENSIE - Rechten zijn een bijzonder vak, zeker voor de taalkundige: een vak waarin een hele wereld gemaakt wordt met taal, de taal van de wet en die van de advocaten en de jurisprudentie. Zonder taal is een groot deel van het menselijk bestaan ondenkbaar, maar dat geldt zeker voor het recht.

Allerlei filosofische problemen worden praktisch ineens urgent in de context van het recht. Wanneer weten we iets zeker? Hoe bepalen we dat van twee opeenvolgende gebeurtenissen de eerste de oorzaak was van de tweede? En hoe bepalen we wat een woord precies betekent?

In het boekje Maar dat is níet logisch! verzamelde de Rotterdamse jurist Harm Kloosterhuis columns die hij sinds 2017 voor het juridisch tijdschrift Ars Aequi schreef. Officieel gaan ze over het gebruik van drogredenen in de rechtspraktijk, maar ze raken ook aan al die andere kwesties.

Volkorenbroden

Intrigerend, voor de taalkundige, zijn vooral de stukjes die gaan over de betekenis van woorden. Stel dat er is bepaald dat er speciale regels gelden voor mensen die sandwiches verkopen. Gelden die regels dan ook voor verkopers van burrito’s of taco’s? Je kunt dan teruggrijpen naar een woordenboek maar die – deze zaak speelde in Amerika, het woordenboek was Merriam-Webster – zegt dan ’two thin pieces of bread, usually buttered, with a thin layer (as of meat, cheese, or savory mixture) spread between them’. Alsof een sandwich niet ook uit één belegde boterham kan bestaan, of uit meerdere op elkaar (de club sandwich). En alsof de boterhammen niet dik kunnen zijn, net als het beleg.

Foto: by mikhail nilov via pexels.

Lerarentekort: eerst maar eens investeren

Er ontbreekt naar mijn idee iets in het opiniestuk dat de Utrechtse hoogleraar Duits Ewout van der Knaap een anderhalve week geleden in NRC publiceerde. Dat stuk gaat over de dreigende situatie bij met name de universitaire opleidingen Frans en Duits, een situatie van verdere verschraling van de opleidingen, en dat in een tijd dat er schreeuwende lerarentekorten zijn voor – onder andere – deze twee zo belangrijke talen.

“Ligt het aan de verengelsing van het hoger onderwijs,” vraagt Van der Knaap zich af in zijn stuk over de oorzaken van het lerarentekort, “het toegenomen aanbod aan studierichtingen die veelal breed van aard zijn, de overheidsprikkels voor beta-studierichtingen (‘Kies exact’)?” Maar hij vergeet volgens mij een heel belangrijke factor: de omlaag gekelderde status van het leraarschap, waar heel weinig aan gebeurt. De salarissen zijn iets bijgesteld, maar nog steeds proberen scholen weg te komen met een zo laag mogelijk startsalaris en ook proberen ze anderszins niet echt om het vak aantrekkelijker te maken.

Het probleem begint al bij de opleidingen, maar dat heeft niet met de inhoud te maken. Ik geef college in de Nijmeegse educatieve master, en met name studenten die een beetje een omweg hebben genomen naar het leraarschap door eerst iets anders dan Nederlands te zijn gaan studeren, betalen het volle pond aan college- en andere gelden – en van zulke studenten zullen we het echt moeten hebben. Die mensen zetten zich al meteen in voor de school waar ze stage lopen maar moeten daarnaast soms nog allerlei bijbaantjes aannemen. Dan moet je wel heel veel liefde hebben voor het vak.

Foto: Paul Keller (cc)

Taalpolitiek in tijden van Kunstmatige Intelligentie

Taalpolitieke kwesties hebben mij altijd meer geïnteresseerd dan de gemiddelde mens: hoe stellen we vast in welke omstandigheden welke taal of talen gebruikt mogen of moeten worden? Moeten alle kinderen op het schoolplein altijd Nederlands praten? Welke talen moeten worden gesproken in het Europese Parlement om alles tegelijk efficiënt en democratisch te laten verlopen? Moeten we ons verweren tegen het Engels in het hoger onderwijs of die taal juist omarmen?

De laatste tijd dringt tot me door dat in de toekomst die vragen weleens allemaal zouden kunnen verdwijnen, of in ieder geval een heel andere vorm zouden kunnen krijgen. Dat komt door Kunstmatige Intelligentie, systemen als ChatGPT maar vooral Google Translate en DeepL, automatische vertalers. Steeds beter worden die dingen: als je weleens iets moet vertalen, doen die systemen dat voor je in een handomdraai. Vaak is hooguit nog een lichte redactieslag nodig.

Genoeg

Het moment lijkt niet ver meer dat die systemen niet alleen voor geschreven tekst werken, maar ook in staat zijn de gesproken taal te begrijpen en voort te brengen. Ik bedoel niet dat zulke systemen er over vijf jaar zijn, maar wel dat ik niet verbaasd zou zijn als we ze in pakweg 2045 overal hebben. Dat je tegen die tijd een knopje in je oor kunt doen die alles wat de ander zegt in diens eigen stem maar in jouw taal laat klinken.

Foto: Thomas van de Weerd (cc)

Excuses voor het ongemak

COLUMN - Studenten zijn voor de gemiddelde hoogleraar natuurlijk het contact met de jeugd. En ik geloof dat ik onder studenten een nieuwe stap zie in de ontwikkeling van een Nederlandse uitdrukking: ‘excuses voor het ongemak’.

Het is, vermoed ik, een uitdrukking die in eerste instantie gebruikt is door dienstverlenende instanties die een bepaalde dienst niet konden verlenen. “Het loket is de hele middag gesloten. Onze excuses voor het ongemak.” “De trein naar Den Helder van 11.23 rijdt vandaag niet. Onze excuses voor het ongemak.” “De bloem is op, er komt pas volgende week donderdag weer nieuwe. Onze excuses voor het ongemak.” Dat dit de oorsprong is, wordt bevestigd dat er een boekje uit 2011 is van Robert Giebels dat zo te zien vol klachten staat over de dienstverlening van de NS. (Van alle instanties die ongemak veroorzaken, associeer ik die excuses ook vooral met de NS. Ooit stopte die trein midden in de nacht in Hengelo, het zou de laatste trein zijn, maar hij ging niet verder en wij moesten de nacht doorbrengen op het station. Ongemak!)

Maar kennelijk is de uitdrukking verder geëvolueerd. Ik krijg nu afmeldingen van studenten voor colleges omdat ze ziek zijn, met “excuses voor het ongemak”. Voor mijn taalgevoel is dat raar, want dat een student ziek is, vind ik naar voor die student en minder gezellig tijdens college, maar daarmee is het nog geen ‘ongemak’.

Foto: Toon Tellegen, creative commons by-sa-2.0

Vanuit de Tellegen-hemel

Waarom Toon Tellegen lezen?

Wie het raadsel van stijl wil bestuderen in de Nederlandse literatuur, moet Toon Tellegen lezen: een schrijver met een heel divers oeuvre, waarvan je iedere pagina kunt herkennen als geschreven door Tellegen: of het nu proza of poëzie betreft, voor volwassenen of voor kinderen geschreven is, grappig is of ernstig. Je kunt dat allemaal trouwens meestal niet eens zeggen, daar begint het al.

Tegelijkertijd is het lastig aan te wijzen waar dat aan ligt, want op het eerste gezicht gebruikt Tellegen heel gewone taal: wie de woordenschat gaat kwantificeren, hoeft geen heel groot telraam mee te nemen, en grammaticaal is er ook meestal weinig opvallends aan de hand. Het raadsel speelt zich puur af op een ander niveau van de stijl, de manier waarop zinnen en teksten in elkaar zitten.

Niet bestaan!

Een deel van de aantrekkingskracht zit daarbij geloof ik juist in de herkenbaarheid. Een individueel verhaal over de eekhoorn en de mier, een individueel gedicht over twee vrouwen, kun je ter kennisgeving aannemen. Het is juist het feit dat de teksten allemaal hetzelfde klinken en dat er toch steeds weer iets anders wordt gezegd die relatief veel lezers (in de wereld van lezers zijn alle beweringen over ‘veel’ relatief) naar ieder nieuw boek van Tellegen doen uitkijken.

Foto: Gerard Stolk (cc)

Ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend

RECENSIE - Enthousiasme is misschien niet het eerste wat je verwacht van een boek over de retorische analyse van politiek taalgebruik. Maar de titel van Robbert Wigts boek over ‘de overtuigende taal van Mark Rutte’ heet Supergaaf, en het toont de premier in zijn kenmerkende schaterlach. Het is dan ook echt een boek dat het plezier laat zien in overtuigen. Dat komt door Rutte en het komt door Wigt.

Rutte is volgens Wigt “misschien wel de verbaal meest begaafde premier uit de Nederlandse geschiedenis”, maar dat komt vooral ook doordat hij er zoveel lol in heeft. Hij heeft zich zijn hele leven bekwaamd in de kneepjes van het vak: met andere mensen omgaan, proberen met ze tot een akkoord te komen, proberen ervoor te zorgen dat dit akkoord zo goed mogelijk uitkomt voor jouw partij. Rutte vindt dat gaaf. Voor hem is communicatie daarbij niet in de eerste plaats een middel om een doel te bereiken – laten we zeggen: de wereld beter te maken –, maar een doel op zich. Hij kent de retorische trucjes, en hij geniet ervan ze te gebruiken.

Robbert Wigt, behalve schrijver ook docent Nederlands in Amsterdam, geniet er dan weer van zulke trucjes op te sporen. Dat levert een heerlijk boek op: een kenner die vol liefde analyseert wat een man die houdt van zijn vak vermag.

Foto: bertknot (cc)

Als de werkelijkheid doodloopt, bouwen we een ark.

Dit is een beetje een treurige Poëzieweek, omdat Lieke Marsman aftreedt als Dichter des Vaderlands. Het leed wordt niet eens verzacht doordat er een andere dichter aantreedt – de kandidaat heeft zich volgens de organisatie teruggetrokken ‘om persoonlijke redenen’ – maar het lijkt me voor iedere kandidaat heel lastig om in Marsmans voetsporen te treden.

Kenmerkend voor haar oeuvre is dat haar afscheidsbundeltje Ter gelegenheid van poëzie, waarin ze haar werk uit de afgelopen twee jaar verzamelde, behalve gedichten ook columns en essays bevat, want bij Marsman lopen genres altijd in elkaar over en dat heeft ze niet vanwege de zware mantel van het Dichterschap ineens veranderd. Ze vullen elkaar ook aan, ze vormen een geheel, die verschillende teksten, een zoektocht naar het Dichterschap met een grote D en het dichterschap met een kleine – wat moet je met je goedgekozen woorden in een tijd van crisis?

In haar voorwoord komt Marsman tot een radicale conclusie:

Hoe vaker ik politiek geëngageerde gedichten schrijf, hoe meer ik er dan ook van overtuigd raak dat kunst de wereld alleen kan veranderen wanneer kunstenaars de politiek in gaan. Daarmee bedoel ik niet dat kunstenaars geen geëngageerde kunst meer moeten maken, ik bedoel eigenlijk vooral: in hemelsnaam – meer kunstenaars in de politiek, hoe fijn zou dat zijn.

Vorige Volgende