Marc van Oostendorp

301 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Paasvuren laaien op: opstand der Saksen?

Het is ogenschijnlijk een grappig berichtje in het nieuws vanavond — een van de Hart-van-Nederlan dse berichtjes waar geen enkel nieuwskanaal meer zonder kan. Maar als je wat doorleest, zit er onrust achter. In Espelo is het grootste paasvuur ter wereld ooit gebouwd. Het ding is 45,98 meter hoog en daarmee rijp voor The Guiness Book of Records. (Zie bijvoorbeeld De Telegraaf en De Gelderlander. Ook het 8-Uur Journaal besteedde er aandacht aan.)

Als je de berichtgeving goed leest, merk je dat het niet alleen maar lollig is, dat opstoken van het paasvuur. Bijna 20 jaar geleden, in 1993 publiceerde Ton Dekker van het Meertens Instituut een artikel met de titel Paasvuren, een veranderlijke traditie tussen toerisme en lokale identiteit. Allebei die polen komen we tegen in de moderne berichtgeving.

“De laatste jaren staan er op eerste paasdag tegen de avond overal in Twente en Salland files van mensen die naar het vuur komen kijken,” schrijft De Gelderlander, die tegelijk ook meldt dat de paasvuren ‘niets’ met het christelijke paasfeest te maken hebben.

Dat laatste verhaal speelt mogelijk een rol in de toeristische aantrekkingskracht. Het is zeker van groot belang in de tweede pool in Dekkers artikel: het beleven van de lokale identiteit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het commentaar van Gerrit Kraa, een bekende Achterhoekse kenner van het dialect en de geschiedenis in het Reformatorisch Dagblad:

Toekomstig Nederlands: Kep koup appel

Kun je de toekomst van het Nederlands voorspellen? Natuurlijk niet. Om te weten wat er met onze taal gaat gebeuren in de komende 500 jaar, moet je weten wat er met de Nederlanders gaat gebeuren — en wie kan dat weten?

Het is wel leuk om het te proberen. Het onvolprezen Vlaamse tv-programma Man over woord had vorig jaar een item waarin ze een simpel dialoogje in de taal van 1000 jaar geleden probeerden te reconstrueren. Het gesprekje luidde:

Pieter: Ik heb hier donderdag vijf pond zoete appels gekocht. Die waren rot!
Reinhilde: Dat kan gebeuren. In plaats daarvan krijgt u een potje met verse honing.

De onvolprezen Leidse taalkundige Michiel de Vaan maakte daar de volgende Oudnederlandse versie van (voor het jaar 500):

P: Thunres dagō ik kaupōdǣ hēr fīf pundu swōtjērō applō. Thē wǣrun rutanē
R: Swa mag gaskehana. Anǣ thērō stadai skuluth jī habēna puttakīna mith friskō hunangō

Zou het ook mogelijk zijn om juist een toekomstige versie te maken? Daarover zat ik gisteren tijdens de lunchpauze te puzzelen met een paar collega’s. Uiteindelijk ik hierop uit, voor in het onvolprezen jaar 2500:

P: Kep koup twei kelou soot appel sjinkse. Hep sain rot!
R: Kan buir. Je kraig in plaats vaarfan ’n fers bilem pot.

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Leid lager opgeleiden hoger op

Er lopen allerlei maatschappelijke kloven en kloofjes door de Nederlandse samenleving. Een ervan staat de laatste maanden in de belangstelling: die tussen hoger en lager opgeleiden. Wetenschappers zoals Mark Bovens (Utrecht) en Anchrit Wille (Leiden) hebben er al eerder op gewezen en in haar onlangs verschenen boek Vertrouwen is goed, maar begrijpen is beter mengt Kamervoorzitter Gerdi Verbeet zich in de discussie, zoals ze dat eerder heeft gedaan: 90% van de leden van de huidige Tweede Kamer is hoger opgeleid, terwijl dat percentage in de samenleving als geheel net iets boven de 30% ligt. De lager opgeleiden, zo is de redenering, voelen zich hierdoor niet door de volksvertegenwoordiging gerepresenteerd – en dit zou de onvrede met de politiek verklaren. Verbeets oplossing: er moeten meer verstandige lager opgeleiden in de Tweede Kamer.

Vroeger had de sociaal-democratie een heel andere manier om de kloof tussen hoger en lager opgeleiden te dichten: de lager opgeleiden moesten hoger opgeleid worden. Voorbij zijn de dagen dat een socialistische onderwijzer zich in de avonduren opwerkte tot een MO-akte zodat hij leraar kon worden, of dat groepjes arbeiders tijdens hun vrije weekeinden cursussen scheikunde volgden. (Ook Gerdi Verbeet zelf heeft overigens een MO-akte. En ze spreekt zich in een bijzin uit voor verheffing: “Ook al heb ik mijn twijfels als ik terugdenk aan de AJC die arbeiderskinderen leerde om klassieke muziek en poëzie te waarderen.”)

Foto: FLickr / Nano Anderson

Red een managementlaag!

“Het ritselt overal,” schreef Sofokles in het fragmentarisch overgeleverde toneelstuk Akrisios, “voor wie bang is.” Al duizenden jaren is het een beproefde techniek om de paniek aan te wakkeren: zorgen dat ze omslaat in paranoia, zodat je als boeman alleen hoeft toe te kijken hoe de angst om zich heen grijpt.

Het laatste anderhalf jaar zijn de Nederlandse cultuur en de Nederlandse wetenschap in rep en roer. Van alle kanten dreigt gevaar, al is dat ‘gevaar’ alleen financieel. De ene subsidiekraan na de andere wordt dichtgedraaid: orkesten, bibliotheken en theatergezelschappen verkeren al in zwaar weer en ook de universiteiten hebben het moeilijk. Dat is allemaal ernstig, zou je zeggen, maar voor sommigen kennelijk nog niet ernstig genoeg.

Zo voerde NRC Handelsblad de afgelopen week een systematische campagne om de lezer te doen geloven dat de opleidingen Frans, Italiaans en Duits in Leiden zonder enige twijfel worden opgeheven. Na een nieuwsartikel in de krant van maandag 27 februari, verscheen er donderdag een column van Christiaan Weijts (‘Wie een taal wil studeren, zal naar het buitenland moeten’) en zaterdag waarschuwde de taalkundige Rens Bod op de voorpagina van de opiniebijlage dat de Nederlandse opleidingen zo verworden tot ‘middelmatige talenstudies die niet uitstijgen boven het niveau van een cursus Frans aan een volksuniversiteit’. (Dat stuk stond gisterenavond op Sargasso; eergisteren was er al een reactie van Jona Lendering.)

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Een klezmer-orkest van één tamboerijn

Toen Het Parool in 2006 een verkiezing van het ‘mooiste Amsterdamse woord’ uitschreef, won achenebbisj. Dat was lang niet het enige jiddische woord dat in de lijst terecht kwam: ook attenoje(‘krijg nou wat’), gebbetje(grapje), en mesjogge(‘gek’)stonden hoog en hadden een Jiddische oorsprong.

Wie in Amsterdam naar ‘echt Amsterdams’ wil luisteren, hoort nog steeds een heleboel joodse klanken. Dat observeert ook Megan Raschig in het artikel “Goeie Ouwe Gabbers: Listening to ‘Jewishness’ in Multicultural Mokum” dat vandaag verscheen in het elektronische wetenschappelijke tijdschrift Quotidian.

Voor haar artikel heeft Raschig gesproken met enkele Amsterdammers — vooral met mensen die zich bezig houden met het Jiddisch. Het is fijn dat iemand zich over deze materie bezig buigt, want het Joodse geluid van Amsterdam is een onderwerp dat meer studie verdient dan de uitleg dat veel Amsterdamse woorden Jiddisch zijn. Maar het is jammer dat er nogal wat ontbreekt aan Raschigs artikel, dat het Joodse geluid dat ze laat horen nogal eenzijdig is, een beetje alsof iemand belooft dat ze klezmer gaat laten horen en dan alleen met een tamboerijn rammelt.

De minst belangrijke ommissie, maar wel een veelzeggende: geluidsvoorbeelden. Voor een artikel dat zo de nadruk legt op ‘geluid’ is het merkwaardig dat er helemaal geen geluidsvoorbeelden gegeven worden. Quotidian is een elektronisch tijdschrift, dus dat had best gekund, maar deze lofzang op de concrete auditieve ervaring blijft nu hangen in abstracte beschrijvingen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 22-11-2022

Esperanto Translate

Het heeft precies 125 jaar geduurd, maar sinds gisteren is het Esperanto opgenomen in Google Translate, de populairste en grootste vertaalmachine op het internet. In 1887 publiceerde de Poolse oogarts Lejzer Zamenhof in eigen beheer een boekje Internationale taal waarin hij een korte grammatica van zijn taal gaf en een paar voorbeeldteksten en -vertalingen, waaronder een zakelijke brief en gedichten van Heinrich Heine en Zamenhof zelf.

De taal is misschien niet geworden wat Zamenhof zich ervan voorgesteld had – achterin zijn boekje zaten bonnen waarop je kon beloven de taal te leren als tien miljoen andere wereldburgers hetzelfde zouden doen en dat aantal is nauurlijk nooit gehaald. Zamenhofs idee was dat zoveel mogelijk mensen (in ieder geval in Europa en Amerika) de taal als tweede taal zouden leren: thuis en in eigen kring kon je je moedertaal gebruiken maar in het openbare internationale leven alleen een taal die eenvoudig was en neutraal, omdat ze voor niemand de moedertaal was.

Je kunt er lang over mijmeren waarom dat niet gelukt is, maar het is ook interessant om te filosoferen over de vraag waarom er 125 jaar na het verschijnen van dat enigszins flodderige boekje van een armlastige jonge joodse oogarts in Warschau nog steeds in ieder geval enkele duizenden mensen zijn die zijn taal spreken. Er verschijnen nog ieder jaar een paar romans en dichtbundels in de taal, er worden films in gemaakt (zoals deze Turkse film Senmova van vorig jaar of de cultfilm Incubus met William Shatner uit 1965), er zijn zelfs een paar moedertaalsprekers van de taal (zie bijvoorbeeld deze peuter op YouTube).

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Levelen over cijfertjes

Niemand die zo goed het belang van taal begrijpt als de banken – of in ieder geval de reclamemakers voor banken. Om vertrouwen te wekken heeft die bedrijfstak de afgelopen twintig jaar bijna iedere vorm van Nederlands ingezet: van het met een donkerbruine stem uitgesproken model-Nederlands van de Van Lanschot-reclames via de (min of meer ironische) ballerige toon van de ABN Amro in de jaren negentig tot en met het licht Limburgse accent van de SNS Bank.

Het zijn allemaal manieren om te laten horen dat de mensen (‘de consumenten’ zoals de bankiers dat vast noemen) je vertrouwen kunnen omdat jij spreekt zoals zij: bedachtzaam of juist opgewonden, deftig of juist volks. De taal van de bankreclames is een goede thermometer voor het maatschappelijk klimaat: wie praat als een bankreclame is kennelijk betrouwbaar. In de jaren tachtig was dat de donkerbruine stem, in de jaren negentig de brallende bal. Wat vertellen de nieuwste reclames ons over de huidige tijd?

Op het eerste gezicht zou je denken: de dialectspreker. Deze week werd bekend dat de RegioBank radiospotjes heeft gemaakt in het Fries, Gronings, Drents, Twents, Achterhoeks, Limburgs, Brabants en Zeeuws (in West-Friesland, Salland en op de Veluwe zitten kennelijk niet genoeg klanten). Als ik het goed begrijp, zijn de spotjes bedoeld voor de regionale omroep — ik heb ze via internet niet kunnen terugvinden. Wanneer je dat leest, zie je meteen welke analyse er gemaakt is door de reclamejongens: de mensen (oh nee, de consumenten) hebben De Prooi gelezen en willen geen bankiers die zichzelf bonussen geven. Ze willen de eerlijke directeur van de dorpsbank terug, de man die gewoon Drents of Twents praat, ook al doe je dat zelf misschien niet meer.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Open brief voor gesloten ogen

Wie zou er iets tegen De Jonge Akademie kunnen inbrengen? Het is een club van 50 jonge aanstormende onderzoekers uit zo’n beetje alle wetenschappelijke disciplines; dertigers en een enkele twintiger die hun leven geven voor de wetenschap en daar ook al hun sporen in hebben verdiend. Ze zijn al professor of ze worden het binnenkort. En juist door lid te worden van De Jonge Akademie laten ze zien dat het ze niet alleen te doen is om hun eigen carrière: ze offeren een deel van hun tijd zonder substantiële vergoeding op om  zich in te zetten voor de maatschappij. Sommigen van hen toeren door Nederland met een bus om scholieren voor te lichten over de magie van de wetenschap, anderen vergaderen met rectoren, ondernemers, staatssecretarissen en andere hoogwaardigheidsbekleders.

Wie zou er iets tegen zo’n idealistische club kunnen hebben? Nou, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, natuurlijk. Toen de leden van De Jonge Akademie een paar maanden geleden een brandbrief aan NRC Handelsblad stuurden, waarin ze uitlegden dat het huidige kabinetsbeleid zeer gevaarlijk is voor al het fundamentele wetenschappelijke onderzoek in Nederland, en daarbij zorgvuldig argumenteerden voor dat fundamentele onderzoek, werden hun argumenten een paar dagen later door Verhagen met minachting en ongekend cynisme aan de kant geschoven: allemaal ‘angst voor verandering’. Angst voor verandering! Alsof die mensen niet overal terecht kunnen!

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Gedachtelezen met de bandrecorder

Zouden we binnenkort inderdaad echt gedachten kunnen lezen, zoals sommige wetenschapsredacties de afgelopen week meldden? Of zou het op zijn minst hoop kunnen bieden aan locked-in-patiënten, zoals anderen berichtten? Dat zou prachtig zijn; eindeloos kun je dromen over wat dat zou kunnen beteken! Geen Twitter meer – je abonneert je rechtstreeks op je favoriete brein. Het onderzoek dat aanleiding was tot dat soort speculaties is een echte doorbraak. Maar de nieuwe techniek kan niet veel beter gedachtelezen dan een bandrecorder.

Het experiment waarover de Amerikaanse neurowetenschapper en Paisley en anderen deze week publiceerden, zat vernuftig in elkaar. Epileptici van wie de hersenen in verband met een operatie waren blootgelegd, kregen elektroden op hun temporale kwab – het deel van de hersenen waar taal wordt verwerkt. Vervolgens kregen ze een paar minuten lang woordenlijsten te horen. Het lukte de onderzoekers vervolgens om de hersenactiviteit die daarbij gemeten werd, weer om te zetten naar een geluidssignaal dat inderdaad begrepen kon worden.

Vroeg

Dat is allemaal heel indrukwekkend, maar gedachtelezen kun je het niet noemen. Althans, het gaat hier om het allerbuitenste schilletje van het denken – een schilletje dat wij mensen waarschijnlijk alleen gebruiken bij het luisteren en niet zozeer bij het zelf formuleren van gedachten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De meisje en ander Europees

Spreken we over honderd jaar in heel Europa dezelfde taal? Of dat dan toch in ieder geval in de steden (en gezien de leegloop van het platteland woont in 2112 waarschijnlijk bijna iedereen in de stad)? Wie boeken leest als het vorige week verschenen Ethnic styles of speaking in European Metropolitan Areas (John Benjamins, Amsterdam; redactie Friederike Kern en Margret Selting), zou weleens op dat idee kunnen komen.

In heel (Noord-)Europa ontstaan onder jongeren in de steden nieuwe ‘dialecten’ van het soort dat in Nederland wel ‘straattaal’ wordt genoemd. Die nieuwe talen hebben opvallend veel met elkaar gemeen.

Dat begint al met de namen. In Duitsland wordt het wel ‘Kiezdeutsch’ genoemd (Kiez is de naam van een stadswijk of in nog nauwkeuriger nederlands een hood), in Zweden Rinkeby-svenska, naar een wijk waar veel allochtonen wonen, en in Noorwegen kebab-norsk. Dat zijn allemaal namen die verwijzen naar gure straathoeken en jongeren die elkaar in de snackbar ontmoeten. Toch worden de nieuwe taalvormen lang niet alleen in de prachtwijken gebruikt, en zelfs niet alleen door allochtone jongeren.

Mein Schwester

De talen lijken niet alleen in naam op elkaar. Dat geldt ook voor de woorden: in heel Europa begrijpt iedereen onder de dertig wat de titel van de Zweedse film jalla jalla betekent.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Je moet je leven veranderen

Het was voor veel media een geinig berichtje, gisterenmiddag: een Belgische wegpiraat die ‘onophoudelijk aan het slippen’ was ‘op een rotonde’ is veroordeeld tot het lezen van de roman Tonio van A.F.Th. van der Heijden, dit alles met instemming van de auteur, in ieder geval volgens De Telegraaf: “Zo zou het eigenlijk over de hele wereld moeten””, stelt hij. “Als de wegpiraat hierdoor tot inkeer komt, dan heb ik het in elk geval niet voor niets geschreven.”

Ik weet niet zeker of de schrijver dit meent, het lijkt mij in ieder geval dat er nog wel wat haken en ogen aan deze kwestie zitten. In hoeverre moet een schrijver er bijvoorbeeld blij mee zijn dat het lezen van zijn boek als straf dient? Is een boek dat ondanks de overduidelijke autobiografische grondslag expliciet aangekondigd is als roman inderdaad pas “niet voor niets geschreven” wanneer het tot gedragsverandering leidt bij wetsovertreders? En, het belangrijkste: zou de wegpiraat zich echt veel gelegen laten liggen aan dat boek?

Ik wil niemand zijn illusies ontnemen (Van der Heijden zegt in hetzelfde stukje in De Telegraaf: “Als schrijver twijfel je soms hoe maatschappelijk relevant je boeken zijn, zeker bij zo’n persoonlijk werk als dit. Deze uitspraak bewijst dat dat wel degelijk het geval kan zijn”), maar ik heb mijn twijfels. Uit Tonio blijkt wel dat de zoon van Van der Heijden niet is omgekomen onder de wielen van een wegpiraat. Nu zou vrijwel ieder normaal mens inzien dat dit feitelijk niet veel uitmaakt voor het verdriet van de ouders, maar daar is een belangrijke uitzondering op, en dat is nu juist de persoon die zo’n boek voor straf leest. Zo iemand zal geneigd zijn zich af te sluiten voor iedere interpretatie waarbij hijzelf in het geding komt. Het is een bekend psychologisch mechanisme dat iedere mens van nature geneigd is zich met de goeien te vereenzelvigen in plaats van met de kwaaien. Het is dan ook niet ondenkbaar dat zo’n dader redeneert: ja, maar ik slip alleen een beetje op mijn rotonde, ik scheur niet in het holst van de nacht door Amsterdam. Dat laatste is iets voor onverantwoorde gekken, maar daar hoor ik niet bij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Crisis in 1458

Arthur van Schendel twitterde al in 1906

Google kan wel inpakken. Gisterenavond kreeg ik een seintje dat er een nieuwe kleine zoekmachine voor het Nederlands online is, Kronos. Hij is nog in staat van ontwikkeling, ik heb hem nog nergens aangekondigd gezien, de interface is wat eenvoudiger dan die van andere zoekmachines. Maar hij biedt iets anders: historische diepte.

Je gebruikt Kronos om oude voorkomens van Nederlandse woorden te zoeken. Als basis gebruikt het systeem het Chronologisch Woordenboek dat Nicoline van der Sijs tien jaar geleden samenstelde en waarin ze van zeer veel Nederlandse woorden vermeldde wanneer ze voor het eerst werden opgetekend. Dat woordenboek is in Kronos uitgebreid met heel veel nieuwe bronnen — vooral oude teksten die te vinden zijn bij de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren of het al Project Laurens Jz. Coster. Je kunt daardoor ineens de woorden zien in de omgeving waarin ze echt gebruikt werden.

Soms worden Van der Sijs’ bevindingen ook nog eens sterk verbeterd. In 2002 kwam de eerste vindplaats voor crisis bijvoorbeeld nog uit 1763. Dankzij Kronos weten we nu dat Bartholomeus Engelsman het al in 1485 gebruikte (so en salmen die lopinge int begin niet stempen op dat crisis niet belet en wert).

Vorige Volgende