Marc van Oostendorp

301 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Albertus82 (cc)

Statistiek in plaats van geesteswetenschap

ACHTERGROND - En ja hoor! Daar gaan we weer! De economen, moe van het almaar redden van de wereld van allerlei economische rampen, hebben de afgelopen jaren de taal ontdekt. Ze beginnen nu zelfs experimenten te doen met onschuldige Italianen om te laten zien dat je moedertaal je economische gedrag beïnvloedt (artikel).

Wat is er aan de hand? Een paar jaar geleden ging een jonge Amerikaanse econoom de wereld om. Hij had ontdekt dat er een correlatie was tussen de aan- en afwezigheid van een verplichte toekomende tijd in een taal (moet je zeggen ‘ik zal morgen komen’ of kun je volstaan met ‘ik kom morgen’) en het spaargedrag van de sprekers. Wanneer je af en toe ‘ik kom morgen’ zegt, zo was de redenering, dan zie je de toekomst als even reëel als het heden. En dan ga je dus meer sparen.

Het onderzoek was gebaseerd op zeer gebrekkige informatie over wat een verleden tijd precies is en in welke taal je nu wanneer precies ‘verplicht’ een toekomende tijd gebruikt, maar voor economen is dat kennelijk allemaal maar gezeur. We moeten geen analyses, data moeten we hebben! Wat hebben we aan geesteswetenschappen als we ook statistiek kunnen bedrijven. En wie kan het wat schelen als daar af en toe wat ruis tussen zit!

Instantbevrediging

Foto: Fabio Bruna (cc)

Promoveren is geen baan

OPINIE - Zo’n twintig jaar geleden legde ik de laatste hand aan mijn proefschrift. Inmiddels ben ik niet alleen rijk, beroemd en gearriveerd, maar ook een oude man die alleen nog maar nostalgisch kan terugkijken op die periode, hoewel ik tegelijkertijd weet dat de huidige promovendi ook wel overschatten wat de kansen waren voor een gepromoveerde op een baan – dat is ook niet zo gek omdat ze uit die periode alleen de mensen kennen die het toevallig indertijd gelukt is, en niet de grote talenten die zijn afgehaakt.

Ook toen was er al discussie over de vraag of het wel zo’n goed idee was dat AiO’s werknemers waren en of ze niet beter studenten konden zijn. Er zijn sinds die tijd aan verschillende universiteiten ook al pogingen gedaan. Eergisteren kondigde minister Bussemaker van OCW eindelijk aan dat daarmee echt een begin kon worden gemaakt. Mijn standpunt is in die twintig jaar eigenlijk nooit veranderd: het lijkt mij een goed idee om van promovendi studenten te maken. Al moet daar wel iets tegenover staan.

AiO’s vallen in veel opzichten tussen wal en schip. Ze zijn werknemers, maar voor een zeer laag salaris. Ze hebben zogenaamd wel allerlei rechten van werknemers (vakantiedagen, recht op bijscholing), maar aan die rechten hebben ze gegeven hun duidelijk omschreven taak niet zo veel.

Foto: Zarko Drincic (cc)

De dolgedraaide nieuwsmachine en triviale onzin

OPINIE - Sinds gisterenavond mag ik me officieel televisiemaker noemen: Man bijt hond gebruikte een fragment van de video die ik zondag hier plaatste.

Ik was de afgelopen twee dagen in Parijs, waar ik gisteren een vergadering had over de oprichting van een Europees netwerk voor theoretische fonologie, waar we een kleine Franse subsidie voor hebben gekregen. Dat netwerk gaat de taalwetenschap en daarmee de Westerse beschaving ingrijpend veranderen, let maar eens op. Dat gaat de geschiedenisboeken wel halen, maar de pers niet.

In plaats daarvan wilden tientallen redactie mij ineens spreken over mijn ‘onderzoek’, of zelfs mijn ‘onderzoeksresultaat’ over de harde en de zachte g. Als ik zei dat ik pas maandagavond weer in het land was (ja mensen, ik ben weer in het land), dreigden sommigen dat het dan ‘geen nieuws’ meer was.

Alsof het dat in de afgelopen vijfhonderd jaar ooit is geweest.

In het filmpje trek ik alleen in mijn eigen woorden mijn conclusie neer uit de bestaande literatuur voor zover ik die ken – ik ben geen historisch taalkundige. Er is letterlijk niets nieuws gebeurd behalve dat ik afgelopen vrijdag door het Beatrixpark liep en het zulk mooi weer was en ik bedacht dat ik gebruik kon maken van het fijne winterlicht om een filmpje op te nemen. (Je bent professioneel televisiemaker of je bent het niet.)

Foto: Lars Kristian Flem (cc)

Tolken zijn geen robots

NIEUWS - Wie van huis vlucht door oorlog en ellende, en dan uiteindelijk terechtkomt in ons zompige moeras, krijgt uiteindelijk een plastic koffiebekertje in zijn hand gedrukt, en wordt voor een degelijk bureau gezet, waarachter een ambtenaar van de IND zit.

En dan ontstaat er natuurlijk een taalprobleem: de ambtenaar mag alleen Nederlands spreken, en de gemiddelde asielzoeker heeft natuurlijk niet voldoende tijd gehad om een inburgeringscursus te doen. En dus moet er ook een tolk bij zijn.

Susanne van der Kleij promoveert volgende week in Nijmegen op een proefschrift over de rol van de IND-tolk bij de asielaanvraagprocedure. Officieel ligt deze aan zeer strakke banden: de tolk mag alléén vertalen – niets toelichten, geen aanvullende vraag stellen, wanneer de asielzoeker ‘ik’ zegt, daar geen ‘hij’ van maken.

Duister

Dat is natuurlijk niet te doen. Zo’n gesprek duurt soms geruime tijd, de asielzoekers hebben er vaak gruwelijke en persoonlijke verhalen te vertellen, en een mens is geen robot. Het is Susannes verdienste dat ze nu een aantal échte gesprekken mét een tolk heeft opgenomen en in detail heeft geanalyseerd zodat ze kan laten zien dat tolken zich vaak niet precies aan de norm houden.

Veel kwaad kan dat in de door haar geanalyseerde gesprekken niet, al zit er in haar materiaal wel een tolk die de Afrikaanse variëteit van het Engels die de asielzoeker spreekt, eigenlijk minder goed lijkt te beheersen dan de dienstdoend ambtenaar en die daar eigenlijk allemaal smoesjes voor bedenkt. Ook in dat geval komt het allemaal op zijn pootjes terecht, en je zou je zelfs bij veel van de gesprekken moeten afvragen of het gesprek wel zo vlot was verlopen zonder de tolk, die zelf even toelichtte wat de ambtenaar bedoelde met een wat duister geformuleerde vraag, of de asielzoeker aanspoort zijn antwoord wat vollediger te maken.

Foto: Hot Gossip Italia (cc)

Vlamingen zijn vreemder dan Miley Cyrus

COLUMN - “Ah, gedoogbeleid, dat is niets voor Nederlanders,” zei een Vlaamse collega onlangs enigszins smalend tegen mij. “Voor jullie is het altijd alles of niets, hè. Iedereen moet zich altijd aan de regels houden in Nederland. Het is niet zoals bij ons in België, waar officieel geen drugs mogen worden gebruikt, maar ondershands dingen wel worden toegestaan.”

Zo’n smalende toon maakt het moeilijk om tegen iemand in te gaan. Het lijkt dan net alsof je je eigen land wil verdedigen. Maar het is in dit geval echt onzin: zelfs Wikipedia zegt dat het gedoogbeleid juist in Nederland begonnen is.

Het is slechts een voorbeeld van de gebrekkige geïnformeerdheid die de meeste Vlamingen hebben geen benul van Nederland; deze collega had zelfs nog jaren in Utrecht gewoond. Het omgekeerde is net zo goed waar, of misschien in nog wel sterkere mate. Het soort clichés dat de gemiddelde Nederlander aanziet voor kennis over België is stuitend.

Het blijkt nu ook weer uit een nieuw rapport van de Taalunie over literatuur. Nederlanders en Vlamingen lezen elkaars boeken niet. Hun kranten schrijven al minder over boeken van over de grens, maar het zit vooral ook in de mensen zelf. Die kopen en lenen heel weinig boeken uit het andere land.

Foto: zonsfoto (cc)

Circusaap kan mensentaal imiteren

NIEUWS - Ik geloof dat het onderzoek naar een circusaap dat biologen van de Universiteit van Amsterdam vorige week presenteerden < artikel | persbericht> heel belangrijk is. Het laat zien dat apen wel kunnen praten als ze maar willen. En het roept dus maar weer eens de dringende vraag op waarom ze dat niet doen.

De aap, een orang-oetan met de naam Tilda, blijkt klinkers en medeklinkers te kunnen maken. Dat is op zich nog niet zo bijzonder, vooral omdat de ‘medeklinkers’ een soort smakgeluiden zijn en de ‘klinkers’ wat gebrom. Van belang is vooral de snelheid waarmee Tilda die klanken op elkaar kan laten volgen:

Verfijnde spierbeweginkjes

Mensen produceren als ze praten, volgens deze onderzoekers, ongeveer drie lettergrepen per seconde; een lettergreep is een afwisseling van klinkers en medeklinkers. Hun onderzoek – deze video’s zijn natuurlijk maar een fragment van het bestudeerde materiaal, maar ik neem aan dat het representatief is – laat zien dat Tilde die snelheid ook kan halen.

Dat is nieuws. Het laat zien dat orang-oetans hun lippen, stembanden en tong voldoende onder controle hebben om zo snel lettergrepen te maken, terwijl eerder wel werd gedacht dat de enige reden waarom mensapen – meestal werden dan weliswaar chimpansees gekozen – geen taal hadden zoals de onze was omdat ze nu eenmaal al die ingewikkelde verfijnde spierbeweginkjes niet konden maken. Het gaat er dus niet om dat de apen deze klanken überhaupt kunnen maken, zoals je her en der kunt lezen; maar dat ze dit zo snel kunnen doen.

Foto: Bert Kaufmann (cc)

Onvoorwaardelijk vertrouwen in de wetenschap

OPINIE - De discussie over de Wetenschapsvisie 2025 blijkt steeds meer te gaan over de academische vrijheid. Waar is die eigenlijk goed voor? Is het wel verantwoord om wetenschappers van belastinggeld zomaar vertrouwen te schenken? Moeten zij zich niet net als iedereen verantwoorden?

Dit weekeinde schreef de Groningse psychologe Trudy Dehue er een column (€) over in NRC Handelsblad.  “Er is (…) geen enkele andere maatschappelijke sector die andermans geld vrijelijk mag besteden en daarmee ook nog andermans heden en toekomst mag bepalen”, schrijft ze daarin, en ze stoort zich aan academici die “vanzelfsprekend vertrouwen op[eisen], terwijl vertrouwen nooit onvoorwaardelijk kan zijn en bovendien door nogal wat wetenschap met haar zucht naar geld of eer flink op de proef wordt gesteld.”

Je hoort het vaker en het klinkt op een bepaalde manier redelijk. Wie denken die academici wel dat ze zijn, dat zij wel zomaar mogen doen waar ze zin in hebben terwijl ieder ander de hele dag rapporten moet schrijven waarin hij verantwoord wat hij doet? Dehue maakt bovendien de kachel aan met sommige tegenwerpingen.

Ziekte

Als ik het goed zie, gaat dat in drieën. Zo vrij zijn in de eerste plaats veel onderzoekers ook weer niet: vaak laten ze zich leiden door ‘zucht naar geld of eer’. In de tweede plaats is het een illusie om te denken dat wetenschappers ‘de’ werkelijkheid blootleggen; zij geven deze eerder vorm. En in de derde plaats kunnen onderzoekers er wel steeds op wijzen dat veel grote ontdekkingen op een toevallige manier zijn ontstaan, maar het is “een reële vraag hoe lange tijd de kostbare belofte van toevalscreaties een belofte mag blijven”.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

De Indo-Europeanen hebben nooit bestaan

RECENSIE - Die Indo-Europeanen waarover je vroeger zoveel hoorde, bestaan die eigenlijk nog wel? Niet volgens een dik boek van de archeoloog Jean-Paul Demoule dat de afgelopen weken furore maakte in Frankrijk.

Het leek mij altijd de grootste ontdekking van de taalwetenschap van de afgelopen eeuwen: dat de meeste talen uit Europa en Azië familie zijn van elkaar, en uiteindelijk afstammen van dezelfde taal, het Indo-Europees, die misschien in de Caucasus gesproken werd, of in het zuiden van Turkije. Vandaaruit zijn ze ooit, duizenden jaren geleden allerlei richtingen op getrokken en hebben de grondslag gelegd voor het Hindi, het Nederlands, het Bulgaars, het Galicisch en allerlei andere talen.

Maar waar zijn die Indo-Europeanen dan gebleven? vraagt Demoule. Er zijn geen archeologische bewijzen voor een verovering door een volk van zulke grote delen van Europa. Nergens is een spoor te vinden van de Het is onduidelijk waar ze eigenlijk vandaan zouden zijn gekomen: daar zijn allemaal theorieën over (Scandinavië, de Caucasus, Zuid-Turkije) maar die zijn geen van allen erg aannemelijk. We hebben als enige bewijs van hun bestaan het feit dat de Indo-Europese talen zoveel op elkaar lijken. En dat zou ook op een andere manier verklaard kunnen worden.

Dierenhuiden

Foto: Joe Loong (cc)

Moderne 06-relaties

COLUMN - Het woord 06-relatie is na twintig jaar terug! En nu met een geheel nieuwe betekenis.

Ik was deze week op een bijeenkomst waar een netwerkborrel gehouden werd. Dat is op zichzelf al een interessant type evenement – iets waar je wordt aangemoedigd om terwijl je met iemand praat zoveel mogelijk om je heen te kijken of er iemand is die nog interessanter is om mee te praten.

Ik wilde me daar natuurlijk op voorbereiden, dus ik vroeg advies aan iemand die meer ervaring had. En toen viel dus dat woord: het doel is om met de juiste mensen een 06-relatie aan te gaan.

Nul-zes, dat blijkt een modern woord voor persoonlijk contact.
Wanneer je iemands nulzes hebt, kun je die persoon direct bellen. Een netwerkborrel is pas geslaagd wanneer je aan het eind de nulzes van de minister hebt, en in het algemeen: wanneer je zoveel mogelijk nulzesrelaties hebt aangegaan.

E-mail kan door iemand anders worden beantwoord of afgewimpeld. Achter een vast nummer zit een secretaresse die kan zeggen dat de minister nu geen tijd heeft. De enige manier om iemand gegarandeerd rechtstreeks te kunnen spreken in onze tijd, is een nulzes-relatie met iemand te hebben.

Foto: Chandrika Nair (cc)

Kokosnoten en internet

COLUMN - Soms voel ik me net een kokovorist, zo iemand van honderd jaar geleden die van een idealist heeft gehoord dat alle mensen alleen maar kokosnoten moeten eten, en dat de wereld dan een veel gelukkiger oord wordt. En die deze verheven ideologie decennialang in praktijk brengt. En die dan, na al die jaren, ontdekt dat zelfs de idealisten van weleer inmiddels allang aardappelen en biefstuk eten.

Wat de kokosnoot is voor de kokovorist, is het internet voor mij. Ongeveer twintig jaar geleden werd het ‘wereldwijde netwerk van computers’ (zo noemde je dat toen wanneer je er een stukje over schreef, want sommige mensen hadden er nog nooit van gehoord) opengesteld voor particulieren, en ik werd al heel snel gegrepen door de idealen die eraan vast zaten. Gratis kennis voor iedereen die er belangstelling voor heeft! Onbeperkte uitwisseling van informatie! Ieder belangstellingsgebied, hoe klein ook, kan onbeperkt communiceren!

Heimelijk geloof ik nog steeds in die idealen.

Het zou mij een lief ding zijn wanneer inderdaad zoveel mogelijk informatie – in mijn geval: vanuit de wetenschap – gratis toegankelijk wordt. Iemand moet de elektriciteitsrekening betalen, en dat moet dan ook gebeuren, maar ik vind het fijn én nuttig én belangrijk om blogposts en boeken en gefilmde colleges op internet te zetten. Je kunt experimenteren met nieuwe vormen, het kost niet veel om allerlei mensen te bereiken die geïnteresseerd zijn in dezelfde dingen als jij, om met hen in discussie te gaan en daar over en weer van te leren!

Foto: biblioteekje (cc)

Open access: de uitgevers gaan toch weer winnen

COLUMN - Een van de beloftes van het internet, zo’n twintig jaar geleden, was dat het publicatiemogelijkheden zou democratiseren. Ineens kon iedereen zijn eigen krant uitgeven, ineens kon iedere mening gehoord worden, ook al waren er wereldwijd slechts zeven mensen in die mening geïnteresseerd. Ineens konden mensen met heel kleine en gespecialiseerde belangstellingsgebieden met elkaar communiceren. Iets op het internet zetten kostte immers zo goed als niets, en in ieder geval vele malen minder dan iets op papier laten afdrukken.

En dus zou het internet de manier bij uitstek zijn om onderzoeksresultaten – de artikelen en boeken die onderzoekers schrijven, vaak met publieke middelen – gratis voor iedereen toegankelijk te maken. Eindelijk zouden we ons uit de ketenen van de commerciële uitgevers kunnen slaan, die weinig toevoegen aan de producten die we maken, maar daar wel veel geld voor krijgen: uiteindelijk dus ook publiek geld.

Open access heet dat. Maar tot de verbijstering van velen blijkt nu dat begrip twintig jaar na dato eindelijk gemeengoed begint te worden, de commerciële uitgevers daar alsnog een slaatje uit blijken te slaan – en er misschien wel meer geld mee gaan verdienen dan voorheen.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit deze financiële evaluatie van het bedrijf Elsevier dat niet voor niets ’the fading threat of open access’ heet.

Foto: Blind Walls Gallery, Huilende treinen © Joren Joshue © foto Wilma Lankhorst.

Eerste klas bewijs van beschaving

OPINIE - Als je eens je vertrouwen in de mensheid dreigt te verliezen, moet je plaats nemen in de eerste klas. Sinds ik dat van mijn werkgever mag doen, ben ik mijn medeburger ineens een stuk positiever gaan bekijken. Mocht je denken dat het Nederlandse volk een ongedisciplineerde bende is – een reisje van Amsterdam naar Rotterdam leert je wel anders.

Het gebeurt natuurlijk weleens dat er mensen in zo’n wagon komen zitten met alleen maar een tweedeklaskaartje. Die mensen zijn onder te verdelen in precies drie groepen, die elkaar niet overlappen.

De eerste zijn de buitenlandse toeristen die zo naief zijn te denken dat de eerste klas in een trein er wel heel anders uit zal zien dan de tweede en die daardoor echt niet in de gaten hebben dat ze in de eerste zitten.  

De tweede groep zijn de mensen die vinden dat zij sowieso recht hebben op een eersteklaszitplaats, omdat ze door Onzelieveheer zozeer zijn voorzien van voortreffelijke kwaliteiten dat het overdreven zou zijn om van hen te verlangen dat ze überhaupt een kaartje kopen – de zeventienjarige scholier die naar zulke geweldige muziek luistert op zijn telefoon dat iedereen begrijpt dat de NS eigenlijk hém zou moeten betalen dat hij in zijn coole kleren op het ribfluweel heeft plaatsgenomen.

Vorige Volgende