Marc van Oostendorp

281 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Waarom heet een stoel een stoel?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Misschien dat de oproep van de Nationale Wetenschapsagenda aan het publiek om vragen te stellen aan de wetenschap bedoeld was om vragen op te roepen die volkomen naïef zijn en juist daardoor de wetenschapper even terugbrengen naar zijn eigen oorspronkelijke enthousiasme voor het onderzoek. Ja! Dat is het soort dingen dat ik ooit wilde weten.

Vragen, kortom, als:

Waarom heet een stoel een stoel?

Ik vraag me dit soms af, iemand heeft ooit de “stoel” bedacht. Maar wat als een ander persoon ooit de “stoel” en de “tafel” door elkaar heeft gehaald? Dan is een “tafel” dus een “stoel” en andersom. Hoe kunnen we dit ooit weten?

 

Een taalkundige die ook maar een knip voor de neus waard is, roept dan:
maar in het Russisch wordt een tafel stol genoemd! En verwijst voor de rest van de vraag door naar het loket van de taalfilosoof. De vraag van deze vragensteller is namelijk al eerder gesteld, en wel door Plato in diens dialoog Cratylus. De conclusie daar was ongeveer dat er inderdaad iemand ooit een naam voor stoel heeft bedacht die een enorm logische en transparante naam was: aan die naam kon je al zien dat het stoel betekende. Sinds die Oorspronkelijke Naamgever is het woord wel steeds verder gedegenereerd in allerlei talen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Communicatie in het hiernamaals

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Wat mij een interessante vraag voor de wetenschap lijkt: waarom hebben mensen eigenlijk vragen ingestuurd voor de Nationale Wetenschapsagenda? We weten inmiddels dat velen van hen wetenschappers waren, en die deden het waarschijnlijk om hun eigen onderzoek in het zonnetje te zetten. Dat is legitiem – er was geen enkele regel die het verbood – maar het gaat ons er hier niet om. Waarom deden de niet-onderzoekers het? Hoopten ze inderdaad de agenda van de wetenschap voor de komende jaren te bepalen? Waren ze alleen nieuwsgierig naar een bepaalde kwestie?

Aangezien er geen geld en tijd is om deze waanzinnig interessante kwestie te onderzoeken, moeten we het voorlopig doen met de vragen die daadwerkelijk aan de Nationale Wetenschapsagenda gesteld zijn. Vragen als:

Hoe zou communicatie verlopen in een eventueel hiernamaals?

Er wordt ons al eeuwen verteld dat wij in een hiernamaals onstoffelijk komen als ziel. Hoe communiceer ik met een andere onstoffelijke , bij iets onstoffelijks denk ik heden aan geen geluid, geen gebaar ,enz. als er van zo’n hiernamaals sprake is, hoe communiceer ik dan.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Nederlands afschaffen in de publieke sfeer?

COLUMN - Eenheidsprijzen MaatschappijMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Taalkundigen denken het volgende over ‘leken’: dat ze denken dat spelling hetzelfde is als taal. Dat hun wetenschappelijke belangstelling zich beperkt tot de etymologie. Dat ze geobsedeerd zijn door het verval dat ze overal om zich heen menen te zien.

Maar wie zou er durven beweren dat er uit ‘het brede publiek’ geen onverwachte vragen kunnen opborrelen nadat hij de volgende vraag gelezen heeft?

Wanneer kan het Nederlands afgeschaft worden in de publieke sfeer?

Het is nog steeds vrij gebruikelijk dat er bij publieke aangelegenheden Nederlands gesproken wordt, ook binnen universiteiten. Dit vormt echter een groot probleem voor talentvolle buitenlandse wetenschappers, zowel in het dagelijks leven als aan de universiteit. Zij worden door de taalbarrière uitgesloten van veel besluitvorming binnen de universiteit en daarbuiten.

Ook als docent zijn ze slecht in te zetten, aangezien veel vakken nog in het Nederlands worden gegeven. Hierdoor zullen veel jonge talentvolle onderzoekers uitwijken naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten of Engeland, waar de internationale taal van de wetenschap wel algemeen gehanteerd wordt. Persoonlijk heb ik al te veel verhalen hierover gehoord. Is het mogelijk om het Engels in te voeren als officiële taal, en het gebruik hiervan bij belangrijke publieke zaken verplicht te stellen? Dit lijkt me essentieel als we nog mee willen doen met de top van de wetenschap, die zich nu eigenlijk alleen bevindt in Engelstalige landen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verschillen in spreek- en schrijftaal bij internationale en intranationale conflicten?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Een van de mooie kanten van de taalkunde is, vind ik, dat het zo’n enorm breed vak is. Je kunt experimenten doen, of oude folianten doorwerken, je kunt boeren in Flevoland interviewen of je in je bed terugtrekken met een stompje potlood en een stuk papier; en je in al die gevallen toch nog taalwetenschapper noemen.
Maar wanneer je de vragen leest die mensen hebben gesteld aan de Nationale Wetenschapsagenda besef je dat het vak misschien nog niet breed genoeg is, dat we nog veel meer taalwetenschappers nodig hebben die nog veel meer aspecten van taal bestuderen. Mensen die bijvoorbeeld de volgende vraag zouden kunnen beantwoorden:

Welke rol spelen verschillen in spreek- en schrijftaal bij internationale en intranationale conflicten?

Het valt mij op dat bij berichtgeving over grootschalige en kleinschalige conflicten tussen groepen wel veel aandacht besteed wordt aan politieke, raciale en godsdienstige verschillen, maar zelden of nooit aan taalverschillen. Toch lijkt het me voor een beter begrip en mogelijke conflictoplossing niet onbelangrijk te weten of de betrokken groeperingen (bijvoorbeeld soennieten en sjiïeten) elkaar kunnen verstaan en elkaars schrift kunnen lezen. Is er sprake van taaldiscriminatie, zoals van rassendiscriminatie? Is er een lingua franca (bv. Engels) en voor wie is die toegankelijk? Ook op kleine schaal (Nederlandse samenleving) is de sociaal-onderscheidende functie van verschillen in spreektaal (dialect, uitspraak, woordgebruik) wellicht belangrijker aan het worden dan een zichtbaar verschil als huidskleur of culturele kenmerken als godsdienst en kleding.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verdwijnt het Nederlands?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Is het opvallend dat veel van de vragen aan de Nationale Wetenschapsagenda gaan over de toekomst? Misschien niet. Als ik iets van een andere discipline wil weten zal dat ook vaak gaan over die tijd waar niemand iets vanaf weet. Heeft het nog zin om mij als oude man uit te sloven met rijles of komt de zelfbesturende auto er harder aan dan ik kan leren schakelen? Zullen we ooit de muizen uit huis kunnen weren zonder ze dood te maken? Kunnen we ooit door stijlanalyse vaststellen of Caesar platvoeten had?

En toch zijn het precies dat soort vragen waarbij je als taalkundige met de mond vol tanden staat. Vragen als:

Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?

Taal is veranderlijk. De Nederlandse taal is altijd een mengelmoes geweest van Nederlandse, Duitse, Engelse, Franse en Spaanse woorden. Met name het Engels nestelt zich sneller dan ooit in onze taal. Bij hoeveel procent buitenlandse woorden kan je de Nederlandse taal niet meer een zelfstandige taal noemen? Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Taal aanpassen aan gender-realiteit?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Een van de ideeën achter die agenda is dat de wetenschap onverwachte vragen uit het publiek krijgt aangereikt. Vervolgens zijn wetenschappers zelf ook en masse vragen gaan indienen omdat ze het idee hadden dat minstens een deel van de onderzoeksgelden weleens naar de vragen van de wetenschapsagenda zijn gegaan. Ik vermoed dat die vragen uiteindelijk ook de meeste kans hebben, maar ik wil me nu richten op de onverwachtere vragen.

Waarom zal de taalwetenschap bijvoorbeeld vermoedelijk niets doen met de volgende vraag? Hij snijdt een maatschappelijk probleem aan dat te maken heeft met taal, dat mogelijk kan worden opgelost door iets te doen met de taal en dat daarom niet door enige andere wetenschapper zal worden aangepakt:

“Hoe kan de Nederlandse taal aangepast worden aan de hedendaagse gender-realiteit?”

Op het gebied van persoonlijke voornaamwoorden is de Nederlandse taal ouderwets en discriminatoir. Zij is gebaseerd op een systeem van slechts twee gender-rollen, iets wat niet strookt met de werkelijkheid. Nederlanders hebben slechts de keuze uit ‘hij’ en ‘zij’ om te verwijzen naar een persoon. Dit cisnormatieve systeem zorgt dagelijks voor problemen voor androgyne, bigender, trigender, pangender, agender, genderqueer, transseksuele en andere niet-cisgendere Nederlanders naar wie niet verwezen wordt met het voornaamwoord van hun voorkeur. Het is aan Nederlandse taalkundigen om te onderzoeken hoe deze vorm van discriminatie jegens mensen die buiten deze gender-tweedeling vallen, verbannen kan worden uit de Nederlandse taal, bijvoorbeeld door de introductie van extra voornaamwoorden of een generatief systeem van complexe voornaamwoorden waarmee de volledige breedte van gender-identiteiten kan worden uitgedrukt. De nadruk moet hierbij liggen op de praktische aspecten van de invoer hiervan.

Foto: Mariano Real Pérez (cc)

Het einde van de website

OPINIE - Af en toe moet ik mezelf er even aan herinneren dat ik in een spannende tijd leef – de tijd van de internetrevolutie. Vrijwel alles wat er in mijn leven veranderd is in de afgelopen twintig jaar en dat geen rechtstreeks verband houdt met het feit dat ik vroeger jong en enthousiast was en nu vergrijsd en verbitterd, komt door het internet.

Dat ik geld uit de muur kan halen. Dat ik iedere dag, inclusief dagen in het weekeinde, ruim vijftig brieven kan beantwoorden. Dat ik ook als ik op reis ben duizenden boeken bij me heb, en er nog veel meer kan opzoeken. Dat degene wiens deadline ik overschrijd, makkelijk kan controleren dat ik wel tijd heb voor andere dingen.

Staat van dienst

Bij dat internet hoort, zolang ik me er op begeef, ook dat mensen zeggen dat ‘de hype nu wel voorbij is’, dat we binnenkort weer normaal gaan doen, en terugkeren tot het oude. We gaan weer gewoon papieren boeken lezen, vinyl luisteren, via een vaste lijn bellen, travelercheques op reis meenemen.

Het zijn niet de onverstandigste mensen die het zeggen.
Nu schrijft GJ Bogaerts bijvoorbeeld dat de dood van de website nakende is, en die Bogaerts heeft een indrukwekkende staat van dienst op het internet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Frontale cortex levert subsidie op

COLUMN - breinlerenEen psychologische verklaring wordt plausibeler als in die verklaring neurowetenschappelijke termen worden gebruikt, zoals frontale cortex of gebied van Broca of pFC – ook als die termen alleen maar staan in speciaal toegevoegde stukjes die logischerwijs niets bijdragen aan de verklaring. Dezelfde truc werkt niet met termen uit de sociale wetenschappen (stimulus for social interaction) of uit de natuurwetenschappen (FOX2P). Dat blijkt uit een nieuw artikel in het Journal for Cognitive Neuroscience.

De auteurs deden een onderzoek waarin studenten verklaringen van psychologische verschijnselen moesten lezen die dus onder andere op deze manier gemanipuleerd werden. De auteurs van het onderzoek concluderen uit de resultaten dat het niet alleen gaat om het wetenschappelijke prestige van de neurowetenschap, want dan zouden de (andere) natuurwetenschappen ook goed doen.

Kennelijk, zeggen zij, kennen mensen een zeer grote waarde toe aan de gedachte dat het brein de motor is achter onze geest – dat alle psychologie uiteindelijk tot neurologie kan worden gereduceerd. Dat is onder andere aantrekkelijk omdat je dan één eenvoudige bron van alles kunt aanwijzen: de neurale netwerken. Dat het brein een rol speelt in de werking van de geest, zal niemand ontkennen. Het voordeel van neuronaal reductionisme is dat je zegt dat het de enige rol speelt die er te vergeven is.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Een feestje van €180.000

OPINIE - Het rommelt aan het Lange Voorhout, waar de Nederlandse Taalunie gevestigd is, de Vlaams-Nederlandse overheidsorganisatie die al het beleid over taal en letteren moet uitvoeren. Zeker sinds de Vlaamse manager Geert Joris er twee jaar geleden aantrad als hoogste ambtenaar, is het voor de buitenstaander eenvoudig om inzage te krijgen in vertrouwelijke stukken.

En dat geldt nog veel sterker nu Joris een maand geleden zonder enig overleg een pakket maatregelen aankondigde die vooral het inhoudelijke deel van het Taalunie-werk zwaar treffen, maar het management en de communicatie ongemoeid laten.

Altijd is er wel iemand bereid om ergens iets over te vertellen, of het nu een (ex-)ambtenaar, een (ex-)lid van de Raad of een andere betrokkene is. Als kritisch volger van het beleid van de Taalunie ben ik de afgelopen weken getrakteerd op veel, heel veel informatie.

Nu er zoveel te doen is om die merkwaardige overheidsclub, ben ik deze week eens in de stukken gedoken: de Begroting 2015 bijvoorbeeld, en de verschillende beleidsplannen die er intern verspreid zijn geweest.

Businessplannen

Wie die stukken leest, en hart heeft voor de Nederlandse taal en de letteren, schrikt. Het beeld doemt op van een organisatie die stelselmatig wordt ontdaan van alle inhoud. Een organisatie die niet in de eerste plaats krimpt of bezuinigt, maar geheel verandert van structuur; verandert in de richting van een club waarvan het voornaamste doel is om zélf zichtbaar te zijn, niet om iets te doen voor de zaken waarvoor hij in het leven is geroepen.

Foto: foto van pixabay.com

Lezen wordt juist beter digitaal

OPINIE - Een ander geluid over een oude kwestie: lezen in het digitale tijdperk.

Nu was er weer een journalist die ernaar vroeg: gaan we niet veel slechter lezen door computers? Ik had toevallig net het nieuwe boek Words Onscreen van Naomi Baron gelezen, dus ik wist wat allerlei onderzoek ervan zei, namelijk dingen die iedereen kan verzinnen die weleens een boek van een tablet heeft gelezen: je raakt sneller afgeleid. Op zo’n tablet word je voortdurend blootgesteld aan de verleiding om even je Facebook te controleren, een filmpje te bekijken of naar nieuwe muziek te zoeken. En voor je het weet ben je alweer vergeten dat je eigenlijk Het huis Lauernesse aan het lezen was.

De vraag is: is dat erg? Er is dus allerlei onderzoek dat laat zien dat mensen minder goed onthouden wat ze lezen, dat ze langzamer lezen, dat ze het zelfs wanneer ze een boek pakken, zich minder goed concentreren. Op een scherm is het een en al onrust: jullie bijvoorbeeld lezen dit stukje nauwelijks, springen met je oog alleen maar een beetje heen en weer en gaan na gemiddeld 38 seconden (ik verzin maar wat) door naar iets anders.

Daar kun je dramatische conclusies aan verbinden, en dat gebeurt dan ook volop. Maar de mensen die dat doen, bekijken de kwestie volgens mij op het verkeerde niveau: dat van het individu.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Boycot het Taalunie-feestje

Vroeger moest ik weleens glimlachen om de Taalunie, die overheidsorganisatie die eigenlijk voor het Nederlands moet zorgen maar die vooral praatjes verkoopt. Die sinds een paar jaar aan de hoofd een man heeft die er trots op is dat hij manager is, omdat je dan tenminste geen inhoudelijke kennis nodig hebt en je lekker fris tegen de zaken aan kunt kijken. Een man die twee jaar geleden ‘het debat over taal gaat aanjagen’ en nog steeds naar het vliegwiel zoekt.

Het lachen is me sinds kort vergaan. De Taalunie doet niet langer alleen onzinnige dingen met zijn geld. Ze is bezig schade toe te brengen aan onze taal. Zoals deze week blijkt gaat het zo ongeveer alle kernactiviteiten afschaffen. Wat doorgaat: het zichzelf zelfgenoegzaam in duur propagandamateriaal feliciteren.

Gratis

Want terwijl de organisatie in het najaar het zoveelste dure en onzinnige festival organiseert ter eer en glorie van het nieuwe Groene Boekje, slaat ze tegelijkertijd de bijl in het budget waar ze echt iets kan betekenen: het onderwijs.

De propagandamachine draait al langer: de Taalunie geeft zijn geld vooral graag uit aan PR en reclame voor de eigen winkel. Aan een online magazine. Aan dure door de baas van de Taalunie ingesproken YouTube-filmpjes (sinds november al meer dan 140 keer bekeken!) Aan gratis op scholen verspreide boekjes.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Je kunt Pechtold in één zin herkennen

COLUMN - Hoeveel tekst heb je nodig om te zien of een tekst afkomstig is van Geert Wilders of van Alexander Pechtold? Niet heel veel, laat Maarten van Leeuwen zien in zijn proefschrift Stijl en politiek, dat hij vandaag in Leiden verdedigt. Eén zin is meestal wel genoeg.

Neem de volgende:
De laatste jaren wordt de politiek niet meer beschouwd als de plek waar maatschappelijke problemen worden aangepakt en opgelost“. [1] Die zin kan alleen maar van Pechtold zijn. Dat ligt niet aan de inhoud – ik denk dat Wilders het er nog weleens mee eens zou kunnen zijn. Het ligt alleen aan de vorm. Wilders zou hetzelfde mogelijk op de volgende manier formuleren:

Die zakkenvullers negeren de problemen van Henk en Ingrid in plaats van ze keihard aan te pakken. De kiezer is het beu“. [2]

Degene die [1] uitspreekt vertelt dat het oordeel over de politiek een mening is (‘het wordt niet beschouwd’).  In [2] wordt dit daarentegen in eerste instantie als een objectief feit neergezet, al wordt er daarna wel een mening aan vastgekoppeld. In tegenstelling tot in [1] is dan wel ook meteen duidelijk wiens mening dit is, te weten dat van de kiezer, dat vermoedelijk gedeeld wordt door de spreker. In [1] heb je daarentegen geen idee.

Vorige Volgende