Marc van Oostendorp

273 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Een feestje van €180.000

OPINIE - Het rommelt aan het Lange Voorhout, waar de Nederlandse Taalunie gevestigd is, de Vlaams-Nederlandse overheidsorganisatie die al het beleid over taal en letteren moet uitvoeren. Zeker sinds de Vlaamse manager Geert Joris er twee jaar geleden aantrad als hoogste ambtenaar, is het voor de buitenstaander eenvoudig om inzage te krijgen in vertrouwelijke stukken.

En dat geldt nog veel sterker nu Joris een maand geleden zonder enig overleg een pakket maatregelen aankondigde die vooral het inhoudelijke deel van het Taalunie-werk zwaar treffen, maar het management en de communicatie ongemoeid laten.

Altijd is er wel iemand bereid om ergens iets over te vertellen, of het nu een (ex-)ambtenaar, een (ex-)lid van de Raad of een andere betrokkene is. Als kritisch volger van het beleid van de Taalunie ben ik de afgelopen weken getrakteerd op veel, heel veel informatie.

Nu er zoveel te doen is om die merkwaardige overheidsclub, ben ik deze week eens in de stukken gedoken: de Begroting 2015 bijvoorbeeld, en de verschillende beleidsplannen die er intern verspreid zijn geweest.

Businessplannen

Wie die stukken leest, en hart heeft voor de Nederlandse taal en de letteren, schrikt. Het beeld doemt op van een organisatie die stelselmatig wordt ontdaan van alle inhoud. Een organisatie die niet in de eerste plaats krimpt of bezuinigt, maar geheel verandert van structuur; verandert in de richting van een club waarvan het voornaamste doel is om zélf zichtbaar te zijn, niet om iets te doen voor de zaken waarvoor hij in het leven is geroepen.

Foto: foto van pixabay.com

Lezen wordt juist beter digitaal

OPINIE - Een ander geluid over een oude kwestie: lezen in het digitale tijdperk.

Nu was er weer een journalist die ernaar vroeg: gaan we niet veel slechter lezen door computers? Ik had toevallig net het nieuwe boek Words Onscreen van Naomi Baron gelezen, dus ik wist wat allerlei onderzoek ervan zei, namelijk dingen die iedereen kan verzinnen die weleens een boek van een tablet heeft gelezen: je raakt sneller afgeleid. Op zo’n tablet word je voortdurend blootgesteld aan de verleiding om even je Facebook te controleren, een filmpje te bekijken of naar nieuwe muziek te zoeken. En voor je het weet ben je alweer vergeten dat je eigenlijk Het huis Lauernesse aan het lezen was.

De vraag is: is dat erg? Er is dus allerlei onderzoek dat laat zien dat mensen minder goed onthouden wat ze lezen, dat ze langzamer lezen, dat ze het zelfs wanneer ze een boek pakken, zich minder goed concentreren. Op een scherm is het een en al onrust: jullie bijvoorbeeld lezen dit stukje nauwelijks, springen met je oog alleen maar een beetje heen en weer en gaan na gemiddeld 38 seconden (ik verzin maar wat) door naar iets anders.

Daar kun je dramatische conclusies aan verbinden, en dat gebeurt dan ook volop. Maar de mensen die dat doen, bekijken de kwestie volgens mij op het verkeerde niveau: dat van het individu.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Boycot het Taalunie-feestje

Vroeger moest ik weleens glimlachen om de Taalunie, die overheidsorganisatie die eigenlijk voor het Nederlands moet zorgen maar die vooral praatjes verkoopt. Die sinds een paar jaar aan de hoofd een man heeft die er trots op is dat hij manager is, omdat je dan tenminste geen inhoudelijke kennis nodig hebt en je lekker fris tegen de zaken aan kunt kijken. Een man die twee jaar geleden ‘het debat over taal gaat aanjagen’ en nog steeds naar het vliegwiel zoekt.

Het lachen is me sinds kort vergaan. De Taalunie doet niet langer alleen onzinnige dingen met zijn geld. Ze is bezig schade toe te brengen aan onze taal. Zoals deze week blijkt gaat het zo ongeveer alle kernactiviteiten afschaffen. Wat doorgaat: het zichzelf zelfgenoegzaam in duur propagandamateriaal feliciteren.

Gratis

Want terwijl de organisatie in het najaar het zoveelste dure en onzinnige festival organiseert ter eer en glorie van het nieuwe Groene Boekje, slaat ze tegelijkertijd de bijl in het budget waar ze echt iets kan betekenen: het onderwijs.

De propagandamachine draait al langer: de Taalunie geeft zijn geld vooral graag uit aan PR en reclame voor de eigen winkel. Aan een online magazine. Aan dure door de baas van de Taalunie ingesproken YouTube-filmpjes (sinds november al meer dan 140 keer bekeken!) Aan gratis op scholen verspreide boekjes.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Je kunt Pechtold in één zin herkennen

COLUMN - Hoeveel tekst heb je nodig om te zien of een tekst afkomstig is van Geert Wilders of van Alexander Pechtold? Niet heel veel, laat Maarten van Leeuwen zien in zijn proefschrift Stijl en politiek, dat hij vandaag in Leiden verdedigt. Eén zin is meestal wel genoeg.

Neem de volgende:
De laatste jaren wordt de politiek niet meer beschouwd als de plek waar maatschappelijke problemen worden aangepakt en opgelost“. [1] Die zin kan alleen maar van Pechtold zijn. Dat ligt niet aan de inhoud – ik denk dat Wilders het er nog weleens mee eens zou kunnen zijn. Het ligt alleen aan de vorm. Wilders zou hetzelfde mogelijk op de volgende manier formuleren:

Die zakkenvullers negeren de problemen van Henk en Ingrid in plaats van ze keihard aan te pakken. De kiezer is het beu“. [2]

Degene die [1] uitspreekt vertelt dat het oordeel over de politiek een mening is (‘het wordt niet beschouwd’).  In [2] wordt dit daarentegen in eerste instantie als een objectief feit neergezet, al wordt er daarna wel een mening aan vastgekoppeld. In tegenstelling tot in [1] is dan wel ook meteen duidelijk wiens mening dit is, te weten dat van de kiezer, dat vermoedelijk gedeeld wordt door de spreker. In [1] heb je daarentegen geen idee.

Foto: Harald Groven (cc)

Waarom lezen?

COLUMN - Waarom zou je boeken lezen? Daarover las ik dit weekeinde twee volkomen tegenovergestelde beschouwingen – een van een schrijver en een van twee populaire media psychologen.

De schrijver was Christiaan Weijts in zijn column in De Groene (€) vraagt hij zich af hoe het komt dat moderne romanciers schrijven alsof het modernisme nooit heeft bestaan. Woolf, Proust, Joyce, het zijn ‘onnavolgbare eilanden’ gebleven, terwijl bijvoorbeeld de beeldende kunst sinds Matisse en Picasso onherroepelijk veranderd is.

Hoe komt dat? Misschien, schrijft Weijts, wordt de literatuur niet werkelijk als kunstvorm gezien. Er worden sinds het kubisme nog steeds “landschappen en bloemstukken” geschilderd, maar die worden niet meer als kunst gezien. Terwijl het realisme in de roman ook na Paul van Ostayen nog steeds “op het plankje literatuur” wordt geplaatst.

Maar waarom zou dat dan zo zijn? Dat vertelt Weijts niet.


Een voor de hand liggende verklaring lijkt mij dat de literatuur op een heel ander economisch model gebaseerd is dan de beeldende kunst. Een kunstenaar heeft maar één rijke fijnproever nodig om zeer veel geld te kunnen verdienen, maar een schrijver moet honderdduizenden kopers over de streep trekken. Dat maakt de literatuur, lijkt mij, vanzelf een veel behoudender kunstvorm. (Of in ieder geval de romankunst; aan de dichtkunst, die toch niemand leest, is het modernisme zeker niet voorbijgegaan.)

Foto: Brian Rinker (cc)

Anoniem commentaar

Het weblog bedreigt de sociologische wetenschap. Althans, momenteel is vooral een bepaald deel van de sociologie in gevaar: het sterk op statistiek gerichte deel. Maar dat is slechts toeval – het komt doordat bloggers nu eenmaal relatief vaak geïnteresseerd zijn in rekenen. Het zou weleens de voorbode kunnen zijn van een grotere verandering.

De Amerikaanse socioloog Andrew Lindner schreef er onlangs over op zijn weblog. Hij had jarenlang gewerkt aan een artikel waarin hij met veel datageweld probeerde aan te tonen waarom films waarin intelligente vrouwen spelen, relatief weinig geld opleveren. (kortweg: omdat er relatief weinig geïnvesteerd wordt in zulke films).

Die jaren waren vooral heengegaan met het gebruikelijke proces van aanbieden aan redacties, allerlei commentaar krijgen over de vraag of er niet eigenlijk een andere theorie had moeten worden gebruikt, het artikel aanpassen, dan toch afgewezen worden, en doorgaan naar een ander tijdschrift waarin de reviewers weer andere obsessies bleken te hebben.

Knallen

Ondertussen kwam een blogger met een post waarin een zeer gelijksoortig onderzoek werd gepresenteerd. Het was wat rommeliger, de data waren van wat mindere kwaliteit, een en ander werd minder goed in de literatuur geïntegreerd. Maar de resultaten waren wel vrijwel dezelfde.

Foto: Adam Baker (cc)

Zwermwoorden

ACHTERGROND - Sommige woorden zijn tegelijkertijd een beetje enkel- en een beetje meervoudig. Team is zo’n woord, en familie is er nog zo één: ze wijzen op een groepje individuen (en daarmee een meervoud), maar zien die als een eenheid. Groepje is natuurlijk zelf ook zo’n woord.

In een recent artikel laat de Amerikaanse semanticus Robert Henderson zien dat er twee soorten van dat soort woorden zijn: groep-woorden en zwerm-woorden. En dat talen de neiging hebben een systematisch verschil tussen de twee te maken, al lijken ze ook op elkaar (groep-woorden en zwerm-woorden samen noemt Henderson collectieve woorden).

De woorden die ik zojuist noemde (team, familie, groepje) zijn allemaal groep-woorden. Voorbeelden van zwerm-woorden zijn boeket, bosje, horde en natuurlijk zwerm. Een verschil is dat het bij zwerm-woorden altijd van belang is dat de samenstellende delen op een bepaalde manier geordend zijn in de ruimte. Het komt er meestal op neer dat ze dicht bij elkaar in de buurt moeten staan.

Neem een boeket rode rozen, pak iedere roos en verplaats hem naar een andere kamer. Dan heb je geen boeket meer. Maar neem nu een familie en verplaats ieder van die leden naar een ander land. Dan vormen zij nog steeds een familie. Een groep blijft een groep, waar de leden zich ook bevinden; maar dat geldt niet voor zwermen.

Foto: Rocco Lucia (cc)

Hoe vaker iemand ‘laf’ zegt, hoe populistischer

COLUMN - ‘Laf’ is een populistisch woord. Iemand anders zo noemen suggereert dat jij heel moedig bent, en bovendien is het voor de tegenstander moeilijk zich tegen zo’n aantijging te verweren. “Nietes! Ik durf wel heel veel!” Iedere poging tot matiging kan zo makkelijk opzij worden gezet.

Wie “Wilders vindt * laf” intikt op Google vindt vele pagina’s van dingen die de PVV-leider in de loop van zijn carrière laf heeft genoemd: anoniem klagen. Balkenende. Vitesse. Tegelijkertijd is op het hele internet slechts één zaak te vinden die door Alexander Pechtold laf wordt genoemd: Wilders.

Het was in 2009 waarschijnlijk al zo. Wilders had toen getwitterd dat Turkije “een ondemocratisch, bang en laf land” was. De tweet kan ik niet meer vinden, maar Paulien Cornelisse schreef erover in een column en ontrukte het zo aan de vergetelheid.

En zo kunnen we van het gebruik van ‘laf’ een goede graadmeter maken van het populisme. Hoe vaker iemand ‘laf’ gebruikt, hoe populistischer. Dat valt gemakkelijk te kwantificeren.

We googlen om te beginnen hoe vaak laf wordt gebruikt op de website van een politieke partij, door bijvoorbeeld “laf site:pvv.nl” in te tikken in Google. Dat levert in dit geval 97 op, terwijl de SP 498 keer dat woord heeft heeft gebruikt. Nu zegt dat nog niet zoveel, want de site van de SP is uitgebreider dan die van de PVV. We hebben dus een maat nodig om te schatten hoeveel woorden er in totaal op die site staan.

Foto: Albertus82 (cc)

Statistiek in plaats van geesteswetenschap

ACHTERGROND - En ja hoor! Daar gaan we weer! De economen, moe van het almaar redden van de wereld van allerlei economische rampen, hebben de afgelopen jaren de taal ontdekt. Ze beginnen nu zelfs experimenten te doen met onschuldige Italianen om te laten zien dat je moedertaal je economische gedrag beïnvloedt (artikel).

Wat is er aan de hand? Een paar jaar geleden ging een jonge Amerikaanse econoom de wereld om. Hij had ontdekt dat er een correlatie was tussen de aan- en afwezigheid van een verplichte toekomende tijd in een taal (moet je zeggen ‘ik zal morgen komen’ of kun je volstaan met ‘ik kom morgen’) en het spaargedrag van de sprekers. Wanneer je af en toe ‘ik kom morgen’ zegt, zo was de redenering, dan zie je de toekomst als even reëel als het heden. En dan ga je dus meer sparen.

Het onderzoek was gebaseerd op zeer gebrekkige informatie over wat een verleden tijd precies is en in welke taal je nu wanneer precies ‘verplicht’ een toekomende tijd gebruikt, maar voor economen is dat kennelijk allemaal maar gezeur. We moeten geen analyses, data moeten we hebben! Wat hebben we aan geesteswetenschappen als we ook statistiek kunnen bedrijven. En wie kan het wat schelen als daar af en toe wat ruis tussen zit!

Instantbevrediging

Foto: Fabio Bruna (cc)

Promoveren is geen baan

OPINIE - Zo’n twintig jaar geleden legde ik de laatste hand aan mijn proefschrift. Inmiddels ben ik niet alleen rijk, beroemd en gearriveerd, maar ook een oude man die alleen nog maar nostalgisch kan terugkijken op die periode, hoewel ik tegelijkertijd weet dat de huidige promovendi ook wel overschatten wat de kansen waren voor een gepromoveerde op een baan – dat is ook niet zo gek omdat ze uit die periode alleen de mensen kennen die het toevallig indertijd gelukt is, en niet de grote talenten die zijn afgehaakt.

Ook toen was er al discussie over de vraag of het wel zo’n goed idee was dat AiO’s werknemers waren en of ze niet beter studenten konden zijn. Er zijn sinds die tijd aan verschillende universiteiten ook al pogingen gedaan. Eergisteren kondigde minister Bussemaker van OCW eindelijk aan dat daarmee echt een begin kon worden gemaakt. Mijn standpunt is in die twintig jaar eigenlijk nooit veranderd: het lijkt mij een goed idee om van promovendi studenten te maken. Al moet daar wel iets tegenover staan.

AiO’s vallen in veel opzichten tussen wal en schip. Ze zijn werknemers, maar voor een zeer laag salaris. Ze hebben zogenaamd wel allerlei rechten van werknemers (vakantiedagen, recht op bijscholing), maar aan die rechten hebben ze gegeven hun duidelijk omschreven taak niet zo veel.

Foto: Zarko Drincic (cc)

De dolgedraaide nieuwsmachine en triviale onzin

OPINIE - Sinds gisterenavond mag ik me officieel televisiemaker noemen: Man bijt hond gebruikte een fragment van de video die ik zondag hier plaatste.

Ik was de afgelopen twee dagen in Parijs, waar ik gisteren een vergadering had over de oprichting van een Europees netwerk voor theoretische fonologie, waar we een kleine Franse subsidie voor hebben gekregen. Dat netwerk gaat de taalwetenschap en daarmee de Westerse beschaving ingrijpend veranderen, let maar eens op. Dat gaat de geschiedenisboeken wel halen, maar de pers niet.

In plaats daarvan wilden tientallen redactie mij ineens spreken over mijn ‘onderzoek’, of zelfs mijn ‘onderzoeksresultaat’ over de harde en de zachte g. Als ik zei dat ik pas maandagavond weer in het land was (ja mensen, ik ben weer in het land), dreigden sommigen dat het dan ‘geen nieuws’ meer was.

Alsof het dat in de afgelopen vijfhonderd jaar ooit is geweest.

In het filmpje trek ik alleen in mijn eigen woorden mijn conclusie neer uit de bestaande literatuur voor zover ik die ken – ik ben geen historisch taalkundige. Er is letterlijk niets nieuws gebeurd behalve dat ik afgelopen vrijdag door het Beatrixpark liep en het zulk mooi weer was en ik bedacht dat ik gebruik kon maken van het fijne winterlicht om een filmpje op te nemen. (Je bent professioneel televisiemaker of je bent het niet.)

Foto: Lars Kristian Flem (cc)

Tolken zijn geen robots

NIEUWS - Wie van huis vlucht door oorlog en ellende, en dan uiteindelijk terechtkomt in ons zompige moeras, krijgt uiteindelijk een plastic koffiebekertje in zijn hand gedrukt, en wordt voor een degelijk bureau gezet, waarachter een ambtenaar van de IND zit.

En dan ontstaat er natuurlijk een taalprobleem: de ambtenaar mag alleen Nederlands spreken, en de gemiddelde asielzoeker heeft natuurlijk niet voldoende tijd gehad om een inburgeringscursus te doen. En dus moet er ook een tolk bij zijn.

Susanne van der Kleij promoveert volgende week in Nijmegen op een proefschrift over de rol van de IND-tolk bij de asielaanvraagprocedure. Officieel ligt deze aan zeer strakke banden: de tolk mag alléén vertalen – niets toelichten, geen aanvullende vraag stellen, wanneer de asielzoeker ‘ik’ zegt, daar geen ‘hij’ van maken.

Duister

Dat is natuurlijk niet te doen. Zo’n gesprek duurt soms geruime tijd, de asielzoekers hebben er vaak gruwelijke en persoonlijke verhalen te vertellen, en een mens is geen robot. Het is Susannes verdienste dat ze nu een aantal échte gesprekken mét een tolk heeft opgenomen en in detail heeft geanalyseerd zodat ze kan laten zien dat tolken zich vaak niet precies aan de norm houden.

Veel kwaad kan dat in de door haar geanalyseerde gesprekken niet, al zit er in haar materiaal wel een tolk die de Afrikaanse variëteit van het Engels die de asielzoeker spreekt, eigenlijk minder goed lijkt te beheersen dan de dienstdoend ambtenaar en die daar eigenlijk allemaal smoesjes voor bedenkt. Ook in dat geval komt het allemaal op zijn pootjes terecht, en je zou je zelfs bij veel van de gesprekken moeten afvragen of het gesprek wel zo vlot was verlopen zonder de tolk, die zelf even toelichtte wat de ambtenaar bedoelde met een wat duister geformuleerde vraag, of de asielzoeker aanspoort zijn antwoord wat vollediger te maken.

Vorige Volgende