Marc van Oostendorp

281 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Komt de wetenschap tot stilstand?

ANALYSE - Is de wetenschap wel zo’n beetje ten einde? Met die curieuze vraag houdt de Amerikaanse wetenschapsjournalist John Horgan zich al een tijdje bezig. Hij schreef er onlangs weer een artikel over voor het tijdschrift Scientific American, waarin hij een groot aantal bewijzen aanvoert, zoals deze grafiek: hoe meer wetenschappers er in de afgelopen decennia kwamen, des te minder resultaten (patenten, bijvoorbeeld) kwamen er.

In de moderne wetenschap wordt steeds meer in steeds grotere teams gewerkt, die eigenlijk niet zo heel veel meer opleveren dan de enkeling op zijn zolderkamertje vroeger vermocht. Bovendien moeten mensen steeds langer en specialistischer worden opgeleid om nog iets te presteren. Dat houdt ooit op: ooit wordt het zo kostbaar om nog iets nieuws te vinden, dat de mensheid het beter kan opgeven.

Nieuwe gebeurtenissen

Dat alles is natuurlijk nog geen bewijs dat de wetenschap ook inderdaad echt op zijn einde zou zijn, alleen dat het steeds moeilijker wordt om nog iets te bereiken. (En er is natuurlijk een logische grens: wanneer de hele mensheid dag en nacht wetenschappelijk werk gaat doen, dan kan er daarna niet nóg meer gedaan worden. Tenzij je meent dat computers ons gaan helpen, maar ook zij hebben uiteindelijk maar beperkte middelen.)

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Klaarkomen met Hugo Claus

cc commons.wikimedia.com Paulclaes.jpg foto Michiel Hendryckx (Wikipedia)

Paul Claes. foto Michiel Hendryckx (Wikipedia)

RECENSIE - Ieder jaar neemt mijn bewondering voor Paul Claes toe. Er verschijnen dan ook voortdurend boeken van hem: romans, vertalingen, essays en wat niet al. Allemaal zijn ze geschreven met een grote vaardigheid, allemaal getuigen ze van spitsvondigheid en verbluffende eruditie. Hij gaat tegen de keer in, dat maakt hem ook interessant, zelfs als je denkt, zoals ik, dat die keer de goede kant op gaat.

Zijn nieuwste boek heet Het teken van de hamster en bevat een nieuwe editie van het gelijknamige lange gedicht van Hugo Claus, met een gedetailleerd commentaar, “vers voor vers”, zoals het achterplat zegt: het gedicht neemt in dit boekje 30 pagina’s in beslag, het commentaar 110. Dat levert een heel fijne leeservaring: aan de hand van Claus trek je van Gent naar Brugge en terug. Aan de hand van Claes zie je de soms wat obscure verwijzingen naar de jeugd van Claus, naar de literatuur, naar het stadsplan van de Vlaamse steden. De geleerdheid en volhardendheid van Claes raakt de lezer, raakt mij, even veel als de levensdrift van Claus.

Dwarsverband

Claes is een heel goede close reader, maar hij heeft een wonderlijke reden om zo close te readen. Hij gaat er altijd vanuit dat de schrijver een op zich volkomen begrijpelijke boodschap heeft, die hij om de een of andere reden ‘versleuteld’, verstopt achter allerlei beeldspraak en verwijzingen. De lezer moet de tekst daarom weer ‘ontsleutelen’ om bij de boodschap terug te keren. Dat sommige dichters soms dingen te zeggen hebben die vreemd zijn en vreemd blijven, hoeveel je eraan blijft sleutelen, komt niet in Claes’ wereldbeeld voor, net zo min als dat ze duistere passages schrijven om heel andere redenen dan om hun boodschap te ‘versleutelen’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Lezers en schrijvers in hetzelfde schuitje

RECENSIE - “Lezen is extreem moeilijk”, schreef Kurt Vonnegut. “Als je er goed bij stilstaat is het bijna iets onmogelijks. Ons publiek kan eenvoudig niet groot zijn. Want het moet nu eenmaal ongelooflijk knap zijn.”

Renate Dorrestein haalt die woorden aan in haar nieuwste boek Dagelijks werk. Een schrijversleven. Het is een bundeling uit wat ze haar ‘schaduwoeuvre’ noemt, een verzameling inleidingen voor boeken, e-mails, en in betrekkelijk obscure bladen en boeken gepubliceerde bijdragen. Samen vormen ze een ‘literaire autobiografie’, een verslag van haar denken over het schrijven. Het is het soort boeken waarop moderne literatuurwetenschappers als ik het goed begrijp: een boek waarin de auteur een beeld van zichzelf geeft, van wie ze in de ogen van haar lezers wil zijn. En ik geloof dat het antwoord is: één van hen. Zij het wel één van hen die niet lang meer te leven heeft – ze heeft een onbehandelbare vorm van kanker.

Grachtentuinen

Er verschijnen gek genoeg maar weinig van dit soort boeken, waarin het literaire schrijverschap wordt gepresenteerd als werk. Schrijvers hebben toch vaak de neiging om hun werk te presenteren als iets bijzonders, iets wat ze onderscheidt van zelfs hun lezers (het aantal Nederlandse schrijvers dat niet echt van lezen lijkt te houden is niet te tellen), als enorm getob, iets wat tegelijkertijd iedereen wel wil, maar dat slechts aan weinigen gegeven is.

Foto: KamiPhuc (cc)

Een taalkundige die de macht van het grote getal misbruikt

ACHTERGROND - In het nieuws dook hij de afgelopen weken weer op: een van wat mij betreft de meest bedenkelijke figuren in het toch al zo bedenkelijke politieke spel dat in Amerika wordt gespeeld is iemand die van huis uit taalwetenschapper is. Robert Mercer staat nu in het nieuws als de baas van Cambridge Analytica, het bedrijfje dat 50 miljoen Facebook-profielen opvroeg en analyseerde om zo samen met Steve Bannon de Amerikaanse presidentsverkiezingen te beïnvloeden.

In 2014 won Mercer de ‘lifetime achievement’-prijs van de Association for Computational Linguistics (ACL), de belangrijkste vakorganisatie op dit deelgebied van de taalwetenschap. Zoals het juryrapport toen vermeldde, was hij in de jaren zeventig en tachtig een van de pioniers van het ‘big data’-onderzoek naar computertaalkundige toepassingen: het verzamelen van enorme hoeveelheden taalgegevens en die statistisch analyseren zonder veel ingebouwde vooronderstellingen over hoe taal werkt. Het is de technologie die Google bijvoorbeeld uiteindelijk succesvol zou toepassen voor Google Translate, zoals Antal van den Bosch vorig jaar uitlegde in dit filmpje. Het is, als ik het goed zie, ook anderszins de meest succesvolle technologie waar het erom gaat computers met taal te laten omgaan.

Subtiel gemanipuleerd

In de jaren negentig begon Mercer de techniek van de analyse van grote verzamelingen gegevens te gebruiken om met succes de beurzen te bespelen. Het geld dat hij daarmee verdiende zet hij nu alweer enige tijd in voor het soort politiek dat in Amerika en steeds vaker ook bij ons ‘conservatief’ wordt genoemd. Met als voorlopig dieptepunt dus zijn betrokkenheid bij de Amerikaanse verkiezingen. Waarbij het niet in eerste instantie gaat om welke richting hij die verkiezingen op heeft willen duwen, maar dat hij kennelijk denkt dat je dat op deze manier kunt doen: door het rationele debat over te slaan en bij miljoenen in te spelen op allerlei drijfveren waarvan ze zichzelf nauwelijks bewust zijn.

Foto: Het Woordenboek der Nederlandse Taal (Wikimedia Commons | Gebruiker Vysotsky)

Is het Nederlands de eigen taal van alle Nederlanders?

ACHTERGROND - “De eigen taal is bij uitstek het instrument voor het denken”. Wie zoiets schrijft in een pleidooi tegen het Engels in het hoger onderwijs – de classicus Anton van Hooff deed het deze week in Trouw – kan in bepaalde kringen kennelijk op bijval rekenen. Terwijl het een ui is van dubieuze aannamen.

De eerste rok: dat taal uberhaupt een ‘instrument’ is voor het denken. Het is een zeventiende eeuws idee: je leert een taal heel grondig, en dan kun je vervolgens heel scherp denken. Soms wordt dat ook gebruikt als argument voor de standaardtaal: iemand die zegt “ik ben groter als jij” is een slordige denker, want die ziet de verhoudingen niet scherp.

Ik heb nog nooit bewijs voor die stelling gezien. Er is natuurlijk een correlatie tussen het niveau van iemands opleiding en diens beheersing van de standaardtaal, en een correlatie tussen opleiding en het vermogen om analytisch na te denken, maar dat betekent nog niet dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen standaardtaal en denken, laat staan een causale relatie. Wel is er mogelijk een verband tussen het feit dat de mens taal heeft en dat de mens allerlei vrij ingewikkelde gedachten kan hebben die apen niet hebben – maar dat lijkt dan te gaan over taal in het algemeen, niet over specifieke standaardtalen. En vrijwel iedere mens heeft wel een taal.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Opkomst en ondergang van de Republiek der Letteren

RECENSIE - In de zestiende eeuw begonnen Europese geleerden een grote onderlinge verbondenheid te voelen – een verbondenheid over grote afstand die soms groter was dan die met de mensen direct om hen heen. Dat kwam tot uitdrukking in een metafoor die ze gebruikten voor hun onderling contact: de Republiek der Letteren, een informele staat waarvan de burgers amicaal met elkaar omgingen en waarin een belangrijke eis was dat je de uitkomsten van je onderzoek niet voor jezelf hield, maar met andere geleerden deelde. Communicatie was de belangrijkste burgermansplicht in deze virtuele republiek.

De Nijmeegse historicus Hans Bots heeft een belangrijk deel van zijn carrière besteed aan onderzoek naar de geschiedenis van deze ‘republiek’, van het vroege ontstaan in de zestiende eeuw tot het moment in de achttiende eeuw dat de ‘republiek’ oplost, eigenlijk vooral doordat de geleerden steeds meer geïntegreerd raken in de ‘gewone’ samenleving. De oorspronkelijke geleerde tijdschriften richten zich dan bijvoorbeeld steeds meer op een breder publiek van geleerden.

Logische ontwikkeling

Bots is inmiddels al een tijdje met emeritaat en hij heeft nu een kort en toegankelijk overzichtswerk geschreven over wat we weten, met een zekere nadruk op wat we weten over de Nederlandse provincie – die zeker vanaf de zeventiende eeuw ook geen onbelangrijke rol speelde, dankzij de aanwezigheid van vooruitstrevende universiteiten en een relatief grote vrijheid van drukpers. Want aangezien de Republiek der Letteren gebouwd was op communicatie gaan de hoofdstukken, na een algemeen inleidend overzicht, over communicatiemiddelen: de universiteiten, de brieven, de boeken en de tijdschriften. Het boek is daarmee ook te lezen als een inleiding in de vroege geschiedenis van de academische communicatie.

Foto: Jiddische woorden copyright ok. Gecheckt 08-11-2022

Een echte geleerde

ACHTERGROND - Gisterenmiddag was ik erbij, toen het Jiddisch Nederlands Woordenboek werd gepresenteerd, een gigantisch lexicografisch project dat vrijwel geheel het werk is van één man: Justus van de Kamp. 80.000 woorden Jiddisch heeft hij al beschreven. Het is daarmee nu al waarschijnlijk het grootste woordenboek ter wereld voor die taal. En nog altijd werkt hij door: tien woorden per dag, ook in weekeinden en tijdens vakanties. “Over sommige woorden doe ik twintig minuten, over andere zes uur.” Als hij een dag niet werkt, moet hij die 10 woorden later inhalen van zichzelf.

Tijdens de presentatie liet Van de Kamp zien hoe hij ooit begon. Als geschiedenisstudent was hij gegrepen door de Joodse geschiedenis. Om die beter te leren kennen moest hij Jiddisch leren en zo raakte hij verslingerd aan de schoonheid van de taal, waar hij zijn leven aan zou wijden. Tijdens een college zei een hoogleraar: “maak je eigen woordenboek!” Hij was de enige die het serieus nam – eerst in een schriftje, na verloop van tijd op een computer.

Nagevlooid

Omdat hij geen geld had voor een Apple, was het in die tijd, zo’n dertig jaar geleden, moeilijk joodse letters in te voeren. Dat lukte uiteindelijk alleen met een obscuur programma voor DOS (vraag aan je ouders wat dat ook weer was). Dat programma, EimsteinWriter, gebruikt hij nog steeds.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Lucebert en Mephisto

RECENSIE - Wim Hazeu is een fijne biograaf als je kortstondige maar heftige aandacht wil na je dood. Aandacht die je dan wel met je biograaf delen moet. Wanneer hij zijn boek geschreven heeft, trekt hij als een storm door de media, want hij kan heel goed geïnterviewd worden. Hij doet precies wat journalisten willen: over zichzelf vertellen, dat hij eigenlijk ook een dichter is, en dat hij vroeger tv-programma’s maakte en hoe hij reageerde toen hij een jaar geleden ontdekte dat je je in brieven antisemitisch hebt uitgelaten terwijl hij zijn boek eigenlijk net had afgerond. Dat zijn verhalen waar journalisten van smullen.

De ontdekking krijgt daardoor de dynamiek van een mediagebeurtenis. Snelle emoties, hapklare conclusies. En nu, een paar dagen, later ebt het alweer weg.

Ook het boek Lucebert draagt de sporen van grote haast om naar buiten te komen met dit pijnlijke, maar onmiskenbaar spectaculaire verhaal. In de interviews vertelde Hazeu dat hij zijn boek heeft herschreven sinds hij de brieven ontdekte van de dichter aan zijn vriendin Tiny Koppijn. Dat herschrijven behelsde als ik het goed zie dat er een betrekkelijk uitvoerige passage is ingevoegd waarin vooral veel uit die brieven is geciteerd, en dat op ongeveer iedere plaats waar Duitsland of de oorlog ter sprake komen melding wordt gemaakt van hoe de dichter zelf aan die eerdere brieven moet hebben teruggedacht.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Hun gebruiken expres een rare spelling op Twitter

COLUMN - Vorige week vierde Dany Jaspers zijn zestigste verjaardag. Jaspers is een van de erudietste, een van de slimste én een van de aardigste taalkundigen van het Nederlandse taalgebied. Het is dus volkomen terecht dat zijn collega’s een Festsite voor hem hebben gemaakt. Hoe aardig en hoe erudiet hij is blijkt al uit de enorme diversiteit aan geleerden die hebben bijgedragen: van de letterkundige Elke Brems tot en met de semanticus Pieter Seuren; van de syntacticus Noam Chomsky tot en met de dialectoloog Jan Goossens.

Een mooie bijdrage aan de site komt van de Nijmeegse sociolinguïst Stefan Grondelaers, en gaat over het maatschappelijk meest controversiële van alle taalkundige onderwerpen, de Zwarte Piet van de Nederlandse taal: hun als onderwerp: “Als je zo speelt, krijgen hun natuurlijk altijd kansen.”
In Vlaanderen komt het niet voor, maar in Nederland is het al in 1911 voor het eerst geobserveerd en ondanks de redeloze woede die het in sommige kringen oproept, wordt het steeds meer gebruikt.

We weten dat hun vooral gebruikt wordt om een contrast aan te duiden (‘wij hebben het beste met de wereld voor, maar hun maken alles weer kapot’) en – mogelijkerwijs – dat het vaker gebruikt wordt voor mensen dan voor levenloze objecten: “hun liggen op bed” verwijst eerder naar de buren dan naar de jassen van de buren. Grondelaers merkt overigens op dat voor dat menselijke eigenlijk nog niet zoveel bewijs bestaat, en dat het ook niet makkelijk te isoleren is van de eerste factor: als twee groepen tegenover elkaar worden gezet (wij – hun), bestaan die groepen vaak uit mensen.

Foto: Pieter Bruegel the Elder - The Tower of Babel via Wikipedia

Het Engels trekt aan ons allemaal

ANALYSE - Het was fijn dat Bas Heijne zaterdag in de NRC pleitte voor een zakelijk debat over het hoger onderwijs. Helaas zag hij, net als veel andere deelnemers aan de discussie, daarbij één ding over het hoofd: dat de hang naar het Engels niet slechts een rare modegril is van ijdele bestuurders, of een teken dat de universiteit met de rug naar de samenleving staat. Het is minstens evenzeer een teken hoe de universiteit gevoelig is voor dezelfde zaken als wij allemaal.

Het Engels heeft op vrijwel alle Nederlanders een bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht – dat geldt trouwens voor vrijwel iedereen in de westerse wereld. Het is zeker niet alleen een taal voor de elite. Er is bijvoorbeeld geen politicus die zo vaak in het Engels twittert als Geert Wilders (PVV), terwijl die zich er juist op laat voorstaan op te komen voor ‘het volk’. Geboren Nederlanders met een Engelse voornaam als Kevin of Ashley hebben bovengemiddeld vaak ouders met een lagere opleiding. Populaire tv-series hebben vaak Engelse namen, ook als ze bijvoorbeeld uit Scandinavië komen. Populaire thrillers en andere boeken zijn bovengemiddeld vaak vertaald uit het Engels: zelfs wie die taal niet vlot leest, wil kennelijk wel het liefst boeken lezen die erin geschreven zijn.  Zelfs het feit dat zowel Groot-Brittanië als de Verenigde Staten zich politiek recentelijk isoleren, lijkt geen verandering te brengen in die fascinatie.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Ooit wordt u een scheldwoord

COLUMN - Het gebeurde in de afgelopen week een paar keer en ineens: mensen raakten aangebrand als ze door onbekenden met u werden aangesproken. Ik raakte in een discussie met iemand die beweerde dat de taalwetenschap allemaal onzin was, omdat ze ooit verplicht een cursus had moeten doen die haar niet beviel. Ik bevroeg haar over die cursus, en daarbij gebruikte ik het gevreesde persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon. U.

Mijn gesprekspartner reageerde als door een wesp gestoken: “Je hoeft niet zo pedant te doen!” Dat verbaasde me enorm, en toen bleek een andere Twitteraar haar te willen sussen door te wijzen op mijn doorgaans goede karakter: “Dat doet hij anders nooit?”

Het lijkt een van de vele botsinkjes die in het dagelijks leven veroorzaakt wordt door de grote verwarring waarin wij allen verkeren over je en u.

De grote lijnen zijn bekend: we komen uit een tijd – inmiddels al decennia geleden – waarin je u zei tegen onbekenden en hoger geplaatsten en je tegen mensen met een vergelijkbare status (ongeveer, want het is altijd ingewikkeld geweest). Dat hebben we losgelaten, en we zijn misschien vaker je gaan zeggen, maar is er ook nog.

Afstand

Op Twitter zegt men je, dat heb ik natuurlijk ook wel in de gaten. Ik kijk er niet van op als een onbekende veertienjarige mij (een professor met een grijze baard) aanspreekt met je. Maar ik ben zelf geneigd om rectoren met nog grijzere baarden in eerste instantie met u aan te spreken. En dat geldt ook voor mensen met wie ik in discussie treed, zeker als het gaat om mensen die stellingen hanteren als ‘de taalwetenschap is onzin want ik heb een cursus gedaan die mij niet bevalt’. Zulke stellingen vind ik, laten we zeggen, enigszins prikkelend en om te proberen zo’n discussie niet meteen helemaal uit de hand te laten lopen, gebruik ik dan het respectvolle u.

Het Engels is geen lingua nullius

OPINIE - Het onderzoeksgebied van de Britse taalkundige Robert Philipson is de rol van het Engels in de internationale wereld, en hij steekt daarbij zijn mening niet onder stoelen of banken. Hij is ertegen dat het Engels die rol vervult. Zware woorden schuwt hij daarbij niet; zo gebruikt hij regelmatig de term linguicism, die hij dan gelijk stelt aan racism, sexism en classism: de discriminatie van mensen vanwege hun moedertaal.

Ook in zijn nieuwste artikel, Myths and realities of ‘global’ English (€; gratis manuscript hier), neemt hij geen blad voor de mond. Hij zet de zaken op scherp en dat maakt zijn betoog interessant. Volgens Philipson is het niet alleen een ‘mythe’ dat het Engels een neutrale taal voor internationaal gebruik zou zijn, maar is die mythe het product van decennia, zo niet eeuwen van doelbewust beleid van de Britse en Amerikaanse overheden. Hij haalt bijvoorbeeld Churchill aan, die in 1946 in Amerika zei:

But I do not see why we should not try to spread our common language even more widely throughout the globe and, without seeking selfish advantage over any, possess ourselves of this invaluable amenity and birthright. (…) Such plans offer far better prizes than taking away other people’s provinces or lands or grinding them down in exploitation. The empires of the future are the empires of the mind.

Vorige Volgende