Marc van Oostendorp

281 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kanker en Calvijn

© Diagram uit Why do the Dutch swear with diseases. Onderzoek Tom Ruette en Andrea Pizarro Pedraza, 2018

ONDERZOEK – Het is een vraag die af en toe voorbij komt als je in het adressenboekje van de nieuwsredacties zit: we hebben nog een gaatje voor een lollig item, dus, meneer de taalgeleerde, hoe komt het dat wij Nederlanders met ziekten schelden? Andere volken doen dat ook niet? Een Franse hooligan heeft het toch ook niet over een putain de cancre?

Het klassieke antwoord, in 2000 door Piet van Sterkenburg uitgewerkt in zijn standaardstudie Vloeken, is dat het iets met het calvinisme te maken heeft. Volgens dat geloof is ziekte een straf van God, en die straf wenst de Nederlander zijn medemens dus toe als hij zich een beetje kwaad maakt.

Maar klopt dat eigenlijk wel? De Leuvense taalkundige Tom Ruette zocht het uit en schreef er een artikel ( € ) over.

Rode en blauwe

Ruette gebruikte Twitter als zijn belangrijkste bron; dat is sowieso een geliefd onderzoeksinstrument voor mensen die moderne taalvariatie graag kwantitatief onderzoeken want het is gemakkelijk om een grote hoeveelheid informeel geschreven taal binnen te halen en te doorzoeken.

Hij vond zo 20.000 tweets uit het hele taalgebied met vloeken en scheldwoorden; niet alleen kanker, tyfus en soortgelijke woorden, maar ook pik, pis, jezus en andere niet-ziektegerelateerde krachttermen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een onverkwikkelijk debat

COLUMN - © Cambridge University Press, 2018. cover The Creole Debate by John H. McWhorterWie wil horen hoe boos geleerden kunnen worden op andere geleerden, moet de recente aflevering van de podcast New Books On Language beluisteren waarin de Britse taalkundige John Weston zijn Amerikaanse collega John McWhorter interviewt.

Niet dat Weston en McWhorter nu zo’n hekel aan elkaar hebben, maar McWhorter heeft een boek geschreven waarin hij zijn ruzie beschrijft met een aantal andere taalkundigen: The Creole Debate.

Want een ander woord dan ruzie bestaat er niet, zo wordt duidelijk uit de podcast en – voor de goede verstaander – uit het boek. En dat allemaal over één op het oog toch niet heel bloedige kwestie: zijn creooltalen anders dan andere talen?

Creooltalen zijn de talen die – bijvoorbeeld – op slavenplantages zijn ontstaan, waar tot slaaf gemaakten uit verschillende Europese landen bij elkaar kwamen en met elkaar en met de Europese ‘meesters’ moesten communiceren. Veel talen die in Suriname worden gesproken, zoals het Surinaams en het Saramaccaans, zijn creooltalen. Ze hebben vaak woorden die uit een Europese taal komen (in de Surinaamse talen is dat overwegend Engels).

Lange geschiedenis

Tot zover is er geen verschil van mening. De vraag is nu: zitten talen die op deze manier zijn ontstaan ook anders in elkaar dan andere talen? Kun je aan hun grammatica nog zien dat ze op deze manier zijn ontstaan?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Academici tegen bullshit

COLUMN - © Pinguin Books cover Bullshit jons by David GraeberIk vind dat je wijsgerige traktaten liever geen grappige titels moet geven, maar ik maak een uitzondering voor het essay On bullshit van Harry Frankfurter. Dat is inmiddels een van de bekendste Amerikaanse beschouwingen van de afgelopen decennia, en terecht. Het boekje lijkt mij verplichte kost voor iedereen die in de Westerse wereld woont en/of werkt.

De beste Nederlandse vertaling van bullshit lijkt me kletskoek (al komt bullshit natuurlijk ook wel voor in het Nederlands). In zijn essay maakt Frankfurter aldus onderscheid tussen liegen en kletskoek verkopen. Iemand die liegt, verdraait de werkelijkheid met de opzet om de ander in die verdraaide werkelijkheid te doen geloven. Een leugenaar trekt zich in die zin nog wel degelijk iets aan van de waarheid, en gaat uit van het contract dat er meestal tussen mensen is dat de spreker probeert de waarheid te zeggen en de luisteraar ervan uitgaat dat de spreker dit doet.

Iemand die kletskoek verkoopt, zegt zomaar wat: het gezegde kan waar zijn, of niet, het maakt niet uit, zoals het de spreker ook eigenlijk niet uitmaakt of de luisteraar het wel of niet gelooft. Het taalgedrag van bepaalde hedendaagse politici kan, enkele decennia na verschijnen van Frankfurters essay, uitstekend op die manier kan worden begrepen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Hoe de Europese letteren bloeiden door een vleugje oikofobie

RECENSIE - © Boekcover van A History of European Literatute van Walter CohenDe geschiedenis van de Europese literatuur is een dans van talen. Die dans is de kracht van deze letterkundige traditie: het feit dat er in Europa werd besloten om in een groot aantal ‘volkstalen’ te gaan schrijven, terwijl de beoefenaren van die literaturen elkaar wel in de gaten bleven houden – dat is uniek in de wereldgeschiedenis.

Zo luidt een van de centrale stellingen waarop de Amerikaanse letterkundige Walter Cohen zijn imposante History of European Literature heeft gebaseerd. Hij laat ermee zien dat het inderdaad zinnig is om een partje uit de werkelijkheid te snijden en dat Europese literatuur te noemen, al is dat partje op allerlei manieren verbonden met de rest van de wereld, met het Midden-Oosten natuurlijk, maar ook met China en in latere perioden met Amerika. Maar er is ook iets onmiskenbaar eigens aan de letteren van het ‘westen’, zoals Cohen het noemt.

Sicilië

Het begint er al mee dat de basis van Europa in het Latijn ligt, en dat de Romeinen er geen doekjes om wonden dat hun klassieke schrijvers werkten op Grieks model, en dat sommige van de grootste Romeinse schrijvers uit Spanje of uit Noord-Afrika kwamen. Op een bepaald moment begint men in de volkstalen te schrijven, in eerste instantie in een paar Germaanse (Oud-Engels, Oud-hoogduits) en Keltische (Oud-Iers) talen, en iets later in de Romaanse talen. Dat het Frans, het Occitaans en het Italiaans pas wat later kwamen, verklaart Cohen uit het feit dat de sprekers van die talen het Latijn waarschijnlijk nog lang genoeg als redelijk dichtbij hebben gevoeld.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Danken we rijmschema’s aan de multiculturele samenleving?

ACHTERGROND - © Marc van Oostendorp eigen werk paper neerlandistiek 47Ik ben me de laatste tijd aan het verdiepen in het rijm. Het is een eigenaardig verschijnsel, bijvoorbeeld gezien vanuit een historisch perspectief. Tot ergens in de middeleeuwen hadden de Europese talen geen (eind)rijm.

Althans, dichters uit de klassieke oudheid zoals Vergilius gebruikten het een enkele keer min of meer toevallig als een klankeffect, maar zeker niet doorheen een heel gedicht. Er gold een beetje wat nu voor proza geldt: je probeerde rijm te vermijden als een goede dichter, zij het dat je die regel een enkele keer kon breken om het verband tussen twee woorden aan te tonen.

Maar vanaf de 12e eeuw rijmen alle Europese talen waarin literatuur wordt gemaakt ineens volop. De middelnederlandse literatuur heeft bijvoorbeeld een paar prozateksten, maar alles wat in dichtvorm is geschreven, rijmt ook. En datzelfde geldt voor andere literaturen, al worden her en der ook zogeheten ‘blanke’, dat wil zeggen: rijmloze, verzen geschreven, vooral in langere teksten in dichtvorm, zoals toneelstukken.

Vormen

Ergens in de 18e of 19e eeuw (het hangt een beetje van de literatuur af) beginnen er ook meer lyrische teksten te verschijnen zonder rijm, en bijvoorbeeld in de Nederlandse poëzie is het rijm langzaam maar zeker in onbruik geraakt. Er zijn nog dichters die rijmen, maar inmiddels is het gebruik van rijm altijd iets opmerkelijks, een statement. Tegelijkertijd is rijm buiten de literatuur (sinterklaasgedichten, amateurgedichten) nog steeds hét kenmerk van poëzie. Ook dit is geloof ik inmiddels de situatie in heel Europa.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De gemiste kansen van “Beter Onderwijs Nederland”

OPINIE - © Marc van Oostendorp eigen werk - BON Beter Onderwijs NederlandWie zou er niet voor beter onderwijs zijn? Ik vermoed dat er weinig mensen zijn die dik tevreden zijn met de status quo en nog minder die vinden dat het wel wat een tandje minder kan allemaal, in het Nederlandse onderwijs.

In dat opzicht is Beter Onderwijs Nederland (BON) goed gekozen, als naam voor de vereniging waarvan de wijsgeer Ad Verbrugge het boegbeeld is. Een club mensen die zeggen dat het nu wel allemaal genoeg is geweest met alle onzin en dat iedereen die van goede wil is, zich eens moet verenigen om een einde te maken aan het gepruts! Laten we desnoods zelf scholen inrichten, en hogescholen! Universiteiten! Laten zien hoe het allemaal beter kan!

Een van hun slogans is trouwens ‘Leve het gezond verstand!’ Wie wil dat niet?

Helaas pakt het zo te zien de laatste jaren allemaal wat anders uit. Het ‘manifest‘ van de vereniging van iets meer dan 10 jaar geleden (minister Maria van der Hoeven werd er nog in aangesproken, hoe zou het met haar gaan?) sprak nog over grootse idealen, al waren ook toen de idealen nog vooral negatief. Het was duidelijk wat men niet wilde – geen managementcultuur, niet het modieuze paradigma van het ‘Nieuwe Leren’ –, maar het was iets minder duidelijk wat men daar dan voor in de plaats wilde.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het nut van literatuurlessen

COLUMN - © Marc van Oostendorp, eigen werk bij Het nut van literatuurlessen, 2018We hadden het met wat taalkundigen over het nut van literatuurles. De meeste van ons hebben daar een gecompliceerde relatie mee. Iemand vertelde bijvoorbeeld dat ze was aangetrokken tot de neerlandistiek omdat ze letterkundige wilde worden. Pas daarna ontdekte ze de taalwetenschap, omdat de literatuurwetenschap haar was tegengevallen.

De consensus in ons groepje was dan ook nogal negatief: je hebt er niks aan, lessen over literatuur. Maar ik was het daar toch niet mee eens.

Natuurlijk zijn er films en schilderijen. Natuurlijk is er muziek. Natuurlijk zijn er emoji’s en bewegende gifjes. Natuurlijk is dat allemaal aantrekkelijk, en natuurlijk kun je een belangrijk deel van je leven doorbrengen met al die middelen, en een bevredigend leven hebben. Maar literatuur, kunst gemaakt van taal, biedt je dingen die je op geen enkele andere manier kunt krijgen: een benadering van wat er omgaat in de binnenkant van iemands hoofd.

Verrijken

Ieder hoofd is anders, en daarom is de wereld waarin ieder mens leeft net iets anders dan de wereld van een ander mens. Welke details er belangrijk zijn, hoe je je voelt bij de manier waarop andere mensen zich gedragen, wat voor bijgedachten je hebt bij wat er gebeurt – dat alles máákt iemands wereld en dat alles is voor iedereen net een beetje anders (en in andere opzichten juist soms weer verrassend gelijk).

Subsidieer geen blogs, maar aggregeer ze

OPINIE - Het fijne van een filterbubbel is natuurlijk dat je af en toe verschrikkelijk met zijn allen opgewonden kunt zijn over dingen die vreselijk belangrijk zijn en die niemand interesseren.

De aanleiding was vorige week een stuk waarin de wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant de wetenschap opriep om bloggers serieus te nemen. Hij richtte zich aan het eind van dat stuk specifiek tot de voorzitter van NWO:

Kom, Stan Gielen, stop je geld waar je mond is, om er ook eens een anglicisme tegenaan te gooien. Het is 2018, wordt het onderhand niet eens tijd de academische blogs fatsoenlijk te ‘waarderen en te belonen’ voor hun ‘maatschappelijke impact’? Met op zijn minst een vergoeding voor zaken als vormgeving en hosting, of beter: een beurs die wetenschappers kunnen aanvragen, net zoals ze dat doen voor hun onderzoek?

Oudheidswetenschapsblogger Jona Lendering kwam met enkele interessante kritische kanttekeningen (hoe behoud je de vrijheid als je je gaat onderwerpen aan een subsidieregime, met aanvragen, toetsingscommissies en criteria?)  Taalkundeblogger Marten van der Meulen was meer onverdeeld enthousiast, al pleitte hij ook voor subsidie voor andere vormen van wetenschapscommunicatie.

‘Populariseren’

Ik sta in dezen meer aan de kant van Jona. Een van de mooie kanten van het bloggen is de absolute vrijheid die het biedt. Marten wijst in zijn bijdragen terecht ook op de vele vormen die je er kwijt kunt – van een tabel tot een filmpje –, maar zoiets geldt ook voor de inhoud. Op een blog kun je ideeën kwijt die net wat te wild zijn voor publicatie in een officieel tijdschrift, naast keurige beschrijvingen van de methodologie. Je kunt er collega’s interviewen, je kunt er reageren op een onzinstuk dat gisteren in de krant staat, je kunt je er overgeven aan herinneringen aan de wetenschap van veertig jaar geleden. Er zijn maar weinig grenzen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Lekker genederlandst!

COLUMN - © Marc van Oostendorp eigen werk img 2072Er waart een spook door Nederland, het spook van “lekker genederlandst”. Voor zover ik heb kunnen nagaan wordt het op allerlei plaatsen in het land gebruikt, vooral door jonge tieners. Ik kreeg een tweet doorgestuurd – als mensen over dit soort dingen beginnen op de sociale media zijn er soms vriendelijke andere mensen die mij bij de discussie betrekken over de kwestie:

Uit de antwoorden bleek dat ook andere mensen dit herkenden, en toen ik ernaar vroeg op de onvolprezen Facebook-groep Leraar Nederlands bleken allerlei leraren de uitdrukking ook te kennen, van hun eigen leerlingen en van hun eigen kinderen. Mijn informele indruk is vooralsnog dat het vooral gaat om jonge tieners, tussen 10-13.

Bedenker

Wat interessant is: dat er zich al snel verschillende mensen aanmelden die oprecht menen de bedenker te zijn van de uitdrukking. Dat is ook niet vreemd: het is best mogelijk dat zoiets op verschillende momenten tegelijkertijd ontstaat (zo moeilijk is het niet om een woord als Nederlands te werkwoorden). Bovendien is het voorstelbaar dat iemand de uitdrukking een keer ergens hoort, dan vergeet dat hij hem heeft gehoord en er een tijdje later zelf op denkt te komen. Ik geloof dat het menselijk geheugen wel zo werkt.

Foto: DonkeyHotey (cc)

De wereld na het instorten van de frames

COLUMN - De Amerikaan George Lakoff is misschien wel de taalkundige wiens theorieën momenteel het meeste succes hebben buiten de taalwetenschap. Zijn ideeën over framing vind je terug bij psychologen, bij literatuurwetenschappers, in talkshows en managementboeken. Ze zeggen ongeveer dat je met je keus van woorden, beeldspraak en andere middelen de werkelijkheid op een bepaalde manier naar voren kunt brengen die jouw wereldbeeld als hij niet uitkijkt voor de tegenstander al snel onontkoombaar wordt.

Lakoff heeft er ook zelf wel het nodige aan gedaan. Hij heeft niet alleen een aantal boeken geschreven die veel onderzoekers hebben geïnspireerd, maar daarnaast ook boeken en krantenartikelen waarin hij zijn theorieën omzette in praktisch advies voor politici. Hij heeft er daarbij nooit een geheim van gemaakt dat zijn sympathie lag bij de Democraten, en dat hij zich zorgen maakte over de manier waarop de Republikeinen het publieke debat kaapten – de manier waarop hun frames voor iedereen de werkelijkheid werden, zodat de Democraten het niet konden winnen.

Waarneembare belangstelling

Ik heb het idee dat hij het eigenlijk nu ook niet meer weet.

 De opkomst van Obama leek een succes voor Lakoff: hier was dan, na jaren framing door Bush, een Democraat die door die strategie heen wist te breken, iemand die de eigen Democratische boodschap, wat die ook mocht zijn, welsprekend wist te brengen, weg van die nare frames en voor de goede (‘Yes, we can’).

Foto: Hans Splinter (cc)

Hoe ik een 7,5 voor Nederlands haalde

COLUMN - Ik heb mijn rugzakje zojuist zorgvuldig aan onze vlaggenmast bevestigd!  In mei heb ik het centraal eindexamen vwo gemaakt, samen met andere min of meer prominente neerlandici: een paar studenten en docenten van de Radboud Universiteit, de schrijfster Aafke Romeijn, een docente van het Dominicus College in Nijmegen (waar we het examen mochten meedoen), nog wat andere docenten.

Ik had een 7,5. Van onze groep werd het hoogste punt gehaald door een van de organiserende docenten van het Dominicus College. Zij had een 8,4. Het hoogste punt daarna was een 7,6, gehaald door de Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie, Hans Bennis. Andere hoogleraren, leraren, journalisten en schrijvers zaten ook allemaal ergens tussen de 6 en de 7,5.

Gevulde koeken

Een van onze ouderejaars studenten Nederlands aan de Radboud Universiteit zou zelfs zijn gezakt met een 5.0. Zoals de docente zegt: “De resultaten maken wel pijnlijk duidelijk dat er een probleem is: ik ben de meest getrainde persoon uit deze groep (10 jaar lang ervaring met examentraining) én ben opgeleid als Neerlandica en haal niet eens een 9.”

Ik heb het idee dat iedereen echt zijn best heeft gedaan tijdens het examen. Het Dominicus College had het officieel aangepakt: we zaten in dezelfde omstandigheden als de scholieren (zij het natuurlijk wel in een apart lokaal), met de reglementen op tafel (als je naar het toilet wilde, ging er een docent mee) en een flesje water en een gevulde koek van de school. De pakken examens werden officieel opengesneden en we deden in doodse stilte ons werk.

Foto: Ruben Nijveld (cc)

Brave carrièrewetenschappers: gevaar of onzin?

COLUMN - Wordt de wetenschap voortgedreven door briljante enkelingen met het juiste inzicht? Of juist door de tienduizenden brave wetenschappers die heel precies hun werk doen en daarover keurige artikelen schrijven in ‘top’ journals? Wat is de beste manier om nieuwe wetenschappelijke kennis op te doen?

Niemand weet het natuurlijk – per definitie: zodra je weet hoe nieuwe inzichten verworven moeten worden, verwerf je die inzichten natuurlijk meteen. De organisatie van de wetenschap is dan ook een beetje dubbelhartig: aan de ene kant zitten er natuurlijk overal brave onderzoekers met een vaste baan hun onderzoekjes te doen en wordt de zogenaamd democratisch samengestelde Nationale Wetenschapsagenda leidend. Aan de andere kant zijn er allerlei speciale beurzen, onderscheidingen en prijzen voor eenlingen aan wie we bijzondere kwaliteiten toekennen.

Onder de knie

Je kunt het dilemma aardig geïllustreerd zien op het weblog van de Duitse theoretisch fysica Sabine Hossenfelder. In een recente post schrijft ze over de crisis in de wetenschap. Hoe komt het dat er bijvoorbeeld in haar eigen vak de afgelopen decennia nog maar zo weinig vooruitgang is gemaakt? Volgens haar ligt dit in kuddedenken: wetenschappers doen eigenlijk alleen maar dingen die andere wetenschappers ook al doen, en wie buiten de gebaande paden treedt, krijgt nauwelijks nog geld voor zijn onderzoek:

Vorige Volgende