Gekker dan gek op natuurkunde
Walter Lewin heeft een dik boek geschreven over de natuurkunde. Of, dik, eh … Het is slechts 370 pagina’s, maar het papier is dik, en het is ruim gezet: zo’n 350 woorden per pagina. En een aantal verhalen staan er wel twee of drie keer in. Maar het resultaat is dat het als boek heel wat lijkt en dat het toch meevalt: er is goed door te komen en het wordt nergens te moeilijk. Het boek is dan wel van een echte hoogleraar van MIT, maar is bedoeld voor een breed publiek. Leken die er nog niets van snappen, jongeren die er nog niets van weten, ouderen die het niet zo goed hebben bijgehouden, lezers die de KIJK en de Quest al uit hebben, voor iedereen worden wel wat goed verteerbare hapjes gepresenteerd. Het wordt allemaal uitgebreid geïllustreerd in “Gek op natuurkunde” en het wordt smeuïg verteld. Zoals Matthijs van Nieuwkerk zei: “Zo’n college willen we allemaal wel.”
Lewin presenteert zichzelf dan ook als de allerbeste natuurkunde-professor ter wereld. De wereld, die immers toch wel door draait, spreekt dat niet graag tegen, net zo min als dat de wereld gniffelt over de enorme aandacht die wordt besteed aan het vertrek van Robbert Dijkgraaf naar Princeton. Wat is hier aan de hand? De laatste tijd lijken sommige wetenschappen, in het bijzonder de natuurkunde, te lijden aan ijdelheid en zelfingenomenheid. Ze zitten zich daar dan op de borst te trommelen als een stelletje trotse gorilla’s. Dat maakt veel indruk. Of is dat misschien bewust gestuurd beleid? Om er voor te zorgen dat er meer studenten komen naar de bètastudies, of om meer subsidies te kunnen vergaren? Mij overtuigt het in elk geval niet. Ik heb wel veel respect en sympathie voor de beroemde natuurkundigen uit vorige eeuwen, maar die van vandaag lopen vaak rond met het air van “wij zijn toch slimmer dan jullie”. Ik erger me eraan dat zij dat dan niet eens goed proberen te verbergen, maar er juist ongegeneerd mee koketteren.