OPINIE - De centrale eindexamens voor het voortgezet onderwijs zijn alweer voorbij. Dat leerlingen met enige stress richting het examen gaan is niet verwonderlijk. Echter, ook docenten hebben redenen om met enige angst naar het examen te kijken. De lat moet omhoog en daarom zijn de slagingseisen flink opgeschroefd.
Waar leerlingen tot voor kort een minder goed cijfer op het centraal examen konden compenseren met een goed cijfer voor het schoolexamen, is dat nu niet meer mogelijk. Gemiddeld moet een leerling nu een 5,5 halen en voor de vakken Nederlands, Wiskunde en Engels moet een leerling minimaal een 5 hebben om te slagen.
Niks mis met bepaalde minimumeisen. Toch zal menig docent een bepaald gevoel van onbehagen hebben. De examens worden namelijk genormeerd naar een gemiddelde van iets boven de zes met 15 tot 35% onvoldoendes. Wordt een examen per ongeluk goed gemaakt? Dan wordt de normering aangepast door het College voor Examens.
Bovendien mag het verschil tussen het schoolexamen en het centraal niet te groot zijn. Daar sta je dan als docent. Hoe goed je het ook doet, door een aanpassing van de normering kun je ineens het doelwit worden van de portefeuillehouder ‘examenresultaten’.
Gelukkig kun je hier als docent wat aan doen. Je normeert je eigen schoolexamens ook. Maar wie houdt nu eigenlijk wie voor de gek in dit circus?