‘Terughacken’ politie maakt meer kapot dan lief is
OPINIE - Het nieuwe plan van minister Opstelten om de politie terug te laten hacken is onzalig, meent computerveiligheidsdeskundige Jaap-Henk Hoepman.
Maandag verzond minister Opstelten van Veiligheid en Justitie een brief aan de Tweede Kamer over zijns inziens noodzakelijke nieuwe strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden op het Internet. Een belangrijk onderdeel daarvan is de mogelijkheid om ‘terug te hacken’ in de strijd tegen cybercrime. De politie moet kunnen inbreken op computers in binnen- en buitenland, om (spionage) software te installeren, gegevens te doorzoeken, ontoegankelijk te maken of te verwijderen. De Tweede Kamer heeft inmiddels laten weten dit plan te ondersteunen. Is dit verstandig?
De minister constateert dat traditionele opsporings- en handhavingsmethoden minder toereikend worden tegen zaken als botnets en verspreiders van kinderporno. Cybercriminelen gebruiken encryptie voor het versleutelen van hun communicatie. Bovendien gebruiken ze systemen als Tor om communicatiepaden te verbergen. Daardoor is het vaak lastig om te bepalen in welk land een bepaalde computer zich bevind. Het is dan onduidelijk aan welk land een vraag om rechtshulp moet worden gestuurd. De criminelen blijven zo buiten schot.
Dat is een beetje eenzijdige voorstelling van de werkelijkheid.
Natuurlijk heeft de politie last van de steeds geavanceerdere technieken die criminelen (maar ook gewone burgers) gebruiken om zichzelf te beschermen. Maar daarnaast gebruikt de politie zelf ook verregaande technieken die haar slagkracht behoorlijk hebben vergroot. Denk aan de bewaarplicht, het opvragen van verkeers- en locatiegegevens (waar encryptie niet volledig tegen beschermd), het surveilleren op sociale media, en systemen als het Internet Recherche Netwerk (IRN) waarmee rechercheurs anoniem op het Internet hun onderzoek kunnen doen (en waarvoor de trainingen door commerciëlepartijen gegeven worden).