Gastauteur

2.322 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Zijn partijleiders groentjes?

DATA - Politici kennen het echte leven niet, hebben nooit hun handjes laten wapperen en gaan veelal direct van de collegezaal naar de Tweede Kamer. Onlangs (rond 27:30) uitte de mislukte pensionado-populist Henk Krol dit (breedgedragen?) sentiment over politici. Vroeger…vroeger, toen werden we bestuurd door grijze, oude mannen met ervaring en binding. Tegenwoordig lijkt de premier het jongste lid van de alumniclub van z’n studentenvereniging. Maar is dit zo? Hebben de leiders van vandaag meer of minder ervaring dan vroeger? En is die ervaring puur in de politieke achterkamertjes of hebben de partijleiders ook ‘echte’ banen gehad?

Op parlement.com zijn de cv’s van Nederlandse politici te vinden. Voor elke partijleider van de VVD en de PvdA heb ik gekeken hoeveel jaar zij gewerkt hebben in een niet-politieke functie en hoeveel jaar in een politieke functie (gemeenteraad, Tweede Kamerlid, etc.) totdat zij politiek leider van hun partij werden. Figuur 1 laat de VVD-leiders zien. Gemiddeld hebben VVD-leiders voordat zij leider werden 9.5 jaar een niet-politieke functie bekleed en bijna veertien jaar een politieke functie. In dat opzicht is Mark Rutte inderdaad een groentje met tien jaar een niet-politieke functie en vier jaar een politieke functie. Maar Hans Wiegel, Joris Voorhoeve en Ed Nijpels waren nog groener. Wiegel ging bijna letterlijk vanuit de collegezaal de kamer in. Zalm en Bolkestein hebben een carrière gehad buiten de politiek, terwijl Dijkstal langzaam opklauterde van gemeenteraad tot minister.

Foto: Nuon (cc)

Noorse certificaten verzieken markt groene stroom

COLUMN - Het gebruik van Noorse certificaten voor groene stroom is op de zakelijke markt geëxplodeerd nadat het werd toegestaan die certificaten te gebruiken voor meerjarenafspraken over efficiënter energiegebruik.

De markt voor groene stroom is voor velen ondoorzichtig. Dat is begrijpelijk. Toch is het de moeite waard om er een keer goed naar te kijken. Consumenten hebben recht op een fatsoenlijk product. En in een goed functionerende markt mag worden verwacht dat groene stroom een iets hogere prijs heeft dan grijze stroom. Duurzame energie zonder subsidie komt daarmee binnen bereik.

Een consument kan niet zien of hij groene stroom krijgt of niet. Het idee achter groene stroom is dat de consument de garantie krijgt dat er evenveel groene stroom wordt opgewekt als hij verbruikt. Dit wordt gecontroleerd door middel van certificaten, die worden uitgegeven door CertiQ, een dochter van Tennet. CertiQ maakte in 2012 voor in totaal 12,8 terrawattuur in Nederland opgewekte duurzame elektriciteit Garanties van Oorsprong aan. De markt is echter veel groter. Het totale verbruik van certificaten in 2012 bedroeg 35 terrawattuur, een derde van de totale productie in Nederland.

Dit verschil is niet het gevolg van extra import van groene stroom. De import komt vooral uit Duitsland. Omdat de groenheid van deze stroom al door de Duitse consument is betaald, zijn de Duitse certificaten echter niet te koop. De geïmporteerde certificaten komen voor het overgrote deel uit Noorwegen. In Noorwegen is alle stroom duurzaam. Er is voor Noorse energiebedrijven geen enkele reden om een apart groene stroomproduct te verkopen. De certificaten zijn met andere woorden in dit land niets waard en kunnen in Nederland worden gedumpt. De Noorse groene stroomcertificaten kosten een paar honderdste eurocent per kilowattuur. Het ‘vergroenen’ van een Nederlands huishouden met deze certificaten kost één à twee euro per huishouden per jaar. Er vindt voor alle duidelijkheid ook geen serieuze stroomimport plaats uit Noorwegen. In jaren met veel regen, zoals 2011, exporteert Noorwegen een paar procent groene stroom. In drogere jaren, zoals 2010, importeert het land stroom.

De conclusie moet zijn dat ongeveer tweederde deel van de verkochte groene stroom in Nederland werkelijkheid grijs is.

Met name NUON, Eneco en de Nederlandse Energie Maatschappij hebben het voortouw genomen bij de inkoop van Noorse certificaten. NUON heeft in het midden van het vorige decennium al haar bestaande natuurstroomklanten overgezet op het onzinproduct GroenStroom, en is vervolgens met het geloofwaardige product natuurstroom (later CO2 OK stroom) nieuwe klanten gaan werven.

Eneco heeft in 2010 besloten om al haar 1.8 miljoen retailklanten met ingang van 2011 over te zetten op EcoStroom. Dit product bestond in 2011 voor 15 procent uit Nederlandse groene stroom en voor 85 procent uit geïmporteerde certificaten. In 2012 was het aandeel geïmporteerde certificaten voor EcoStroom opgelopen tot ruim 90 procent. Eneco gebruikt de Nederlandse certificaten in toenemende mate voor het product HollandseWind. Dit product deugt wel. De reclame van Eneco is ook gericht op dit geloofwaardige product.

Ook de Nederlandse Energie Maatschappij koopt op grote schaal Noorse certificaten in. Het bedrijf combineerde in 2012 goedkope kolenstroom met Noorse certificaten en beschikt daarmee voor een grijs product over een volledig groen stroometiket.

De consumentenmarkt is naar schatting verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de Noorse certificaten. Het overgrote deel gaat naar het bedrijfsleven. In de zakelijke markt is het gebruik van Noorse certificaten geëxplodeerd. Dit na het besluit dat de 1.000 MJA-bedrijven (Meerjarenafspraken Energie-efficiency, overeenkomsten tussen de overheid en bedrijven en instellingen over het effectiever en efficiënter inzetten van energie) en de 100 MEE-bedrijven (Meerjarenafspraak Energie-efficiëntieverbetering ) deze certificaten mochten gebruiken om hun doelstellingen te halen. Hoeveel onzin kun je bedenken?

Essent is het enige grote energiebedrijf dat niet voor de Noorwegen-route kiest en zich houdt aan de afspraak met milieuorganisaties uit 2007 dat een product groen mag heten als tenminste 80 procent van de stroom is gebaseerd op Nederlandse certificaten. Naast het feit dat Essent de grootste producent is van groene stroom, is dat een belangrijke reden waarom de HIER Klimaatcampagne in 2011 heeft gekozen voor samenwerking met Essent.

De afgelopen jaren is een aantal initiatieven genomen om de markt te fatsoeneren. Stichting Milieukeur heeft een keurmerk geïntroduceerd voor groene stroom uit eigen land. De CO2-Prestatieladder, waarvoor inmiddels ruim 400 bedrijven zijn gecertificeerd, accepteert alleen producten die zijn gebaseerd op Nederlandse certificaten. Op de onze website staat een groene stroomchecker, waar de samenstelling van alle groene stroom producten is te vinden. Het gevolg van deze activiteiten is dat steeds meer partijen uit het bedrijfsleven, bijvoorbeeld de NS, inmiddels doorhebben welke producten deugen, en welke niet. De landelijke overheid is met haar beleid voor duurzaam inkopen nog niet zo ver, zoals onlangs bleek, maar dat verandert hopelijk snel. De stijgende vraag in het bedrijfsleven naar een product dat deugt, leidt echter nog nauwelijks tot een meerprijs voor groene stroom. Het gevolg op dit moment is vooral dat gewone consument steeds meer een onzinproduct krijgt.
Foto: motograf (cc)

Waar is de parallelle samenleving?

ANALYSE - In 2007 hoorde ik voor het eerst het woord ‘parallelle samenleving’ tijdens een debat bij het Goethe Instituut, een wereldwijd actieve organisatie die de Duitse taal en cultuur promoot. Het debat ging eerst over ‘Turken’ en plotseling over de islam, maar dat is een patroon van integratiedebatten. Het Goethe Instituut deed ook aan ‘zelfsegregatie’ op basis van de definitie van de sprekers, maar dat besef was afwezig onder de aanwezigen. Vermoedelijk onderzoekt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Goethe Instituut niet op haar cocon- en capsulefunctie.

Het neologisme ‘parallelgesellschaften’ (parallelle samenlevingen) is afkomstig uit het Duits en werd in 1996 voor het eerst gebruikt door Wilhelm Heitmeyer om de segregatie van Turkse migranten te beschrijven. Het woord heeft sterke connotaties met een andere Duitse metafoor: de ‘Staat-im-Staate’ (de staat in de staat), een verwijzing naar de gettovorming onder de joodse gemeenschap en een gangbare term tot het einde van het naziregime. De besmeurde politieke lading van het begrip Staat-im-Staate heeft geleid tot het neologisme van ‘parallelle samenleving’ om daarmee andere en nieuwe categorieën in de Duitse maatschappij te duiden. Het woord ging daarna op reis in Europa en bezocht ook Nederland.

Woordenfabriek

Een parallelle samenleving zou naast de ‘normale’ samenleving bestaan en klaarblijkelijk is er geen contact tussen de twee ‘werelden’. Keklik Yücel, woordvoerder integratie van de PvdA, zegt dat bepaalde groepen mensen in de samenleving in een ‘parallelle samenleving’ leven. Mijn brein weigert mee te werken: hoe kan iemand zich zowel in de reguliere samenleving als ook in een parallelle samenleving bevinden, als die twee ‘werelden’ elkaar wederzijds uitsluiten?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mediahype met groot maatschappelijk effect

ANALYSE - Daniël de Rijke schreef eind 2013 een open brief aan minister Schippers over hoe hij als ex-kankerpatiënt moeilijker een nieuwe zorgverzekering kon afsluiten. De brief ging viral. Zijn vader Frank Bokern blikt nu terug op de mediahype.

Met de kreet ‘Daniël had kanker. En nu is hij boos’ wist mijn zoon Daniël de Rijke half december een enorme mediahype te veroorzaken. Daniël was erachter gekomen dat hij als ex-kankerpatiënt niet zomaar meer in aanmerking komt voor elke zorgverzekering. Toen zijn open brief aan minister Schippers niet onmiddellijk werd beantwoord, besloten Daniël, zijn moeder en ondergetekende om wat reuring te veroorzaken via de (sociale) media. Dat had verbluffende gevolgen. Het blog waarop de brief was te lezen kreeg in een paar dagen meer dan 85.000 pageviews. Maar liefst 805.000 unieke Twitteraccounts ontvingen een of meer tweets. En alleen al via de landelijke, traditionele media kwam het verhaal bij 7,93 miljoen mensen terecht. Bij elkaar opgeteld heeft bijna half Nederland in een paar dagen tijd kennis kunnen nemen van het verhaal van Daniël.

De brief ging ‘viral’. Ook Sargasso bracht al snel een bericht. Dus dat reuring maken is wel gelukt. Maar daar was het Daniël natuurlijk niet om te doen. Die reuring was alleen maar nodig om aandacht te krijgen voor het onderliggende probleem: in Nederland is er kennelijk sprake van risicoselectie en uitsluiting. En niet alleen bij mensen die ziek zijn, wat natuurlijk al erg genoeg is, maar zelfs bij mensen die ziek zijn geweest. Dat was ook het belangrijkste thema in de open brief. Het ging Daniël er niet zozeer om dat hij zich niet overal meer aanvullend kon verzekeren voor fysiotherapie, de kwestie was groter en principiëler, zoals hij zelf al schreef: ‘Waarom wordt het mij niet mogelijk gemaakt vrij te kunnen kiezen tussen zorgverzekeraars?’

Foto: Hans Mestrum (cc)

Ministers moeten uitleggen waarom iets wel/niet door beugel kan

OPINIE - Voor de tweede keer binnen een jaar berichtte de Volkskrant over Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu en haar echtgenoot. Die echtgenoot heeft indirecte economische banden met het Ministerie. Hij adviseert bedrijven die opdrachten aannemen van het ministerie en heeft ook aandelen bij enkele van deze bedrijven. Voor de Volkskrant reden om uit te pluizen of hier geen sprake is van belangenverstrengeling. Immers, de beslissingen van de minister kunnen de economische positie van haar echtgenoot flink verbeteren. En, omgekeerd, de relatie van haar echtgenoot  tot een bepaald bedrijf of industrietak kan het besluit van de minister om over te gaan tot een bepaalde opdracht of beleidslijn onwenselijk beïnvloeden.

De minister heeft bij beide artikelen gepikeerd gereageerd. Zij zegt in lijn met het Handboek voor Aantredende Bewindslieden te handelen. En ze heeft het gevoel gebruikt te worden om een debat over integriteit van politici aan te zwengelen.

Debat

Ik zou zeggen: prima idee, laat dat debat maar komen. De casus Schultz van Haegen is een uitstekend vertrekpunt. De huidige organisatie van de publieke sector is in Nederland in flux. De verhoudingen tussen bestuurslagen worden steeds aangepast, en daarnaast zijn een groeiend aantal uitvoerende en controlerende instanties in de publieke sector verzelfstandigd en/of geprivatiseerd. Dit levert een complex van interacterende organisatievormen op, die deels door markt en deels door hiërarchie worden gestuurd. Bestuurskundigen hebben er plezier in om dit vanuit governance-perspectief te duiden en  te analyseren hoe er besloten wordt, wie dat doet en of dat effectiever kan.

Foto: Edwin Aldershof (cc)

Duidelijkheid voor Groningen

OPINIE - “Nait soezen moar broezen,” denken veel Groningers bij de manier waarop de regering omgaat met de problemen met de gaswinning in de provincie. Dit nuchtere gezegde – vrij vertaald “niet lullen maar poetsen” – moet Den Haag ter harte nemen. De plannen die minister Kamp vorige week bekend maakte zijn de eerste concrete toezeggingen naar de Groningers, maar er blijven nog een flink aantal cruciale vraagtekens bestaan.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Bijna een jaar geleden maakte het rapport van  het Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) een einde aan een lange periode van struisvogelpolitiek. Wat eigenlijk al jaren vermoed werd stond nu zwart op wit: (sneller) gas winnen leidt tot (zwaardere) aardbevingen. D66 drong aan op snelle actie. Samen met andere oppositiepartijen wilden we de gaskraan deels dichtdraaien en een regeling treffen met de bewoners van het gebied. Zowel de PvdA als de VVD stemden toen tegen en schoven daarmee de beslissing voor zich uit. Ondertussen werd in 2013 voor een record aan gas uit de grond gepompt.

Voor de Groningers is de belangrijkste vraag of zij nog wel veilig zijn in hun eigen huis. Verschillende instanties hebben zich over deze vraag gebogen. Dat de aardbevingen een direct gevolg zijn van de gaswinning staat vast, maar over de risico’s lopen de rapporten uiteen. Volgens de meest voorzichtige voorspelling is de kans op een aardbeving met een kracht van 5 op de schaal van richter kleiner dan 1%, terwijl het meest alarmerende rapport deze kans op 7% schat. Dichtdraaien van de gaskraan levert op termijn stabiliteit, maar op de korte termijn moeten we vooral de huizen aanpakken. D66 wil dat daar snel mee begonnen word, zodat ouders geen kooi meer om het bed van hun kind hoeven te zetten.

Foto: FaceMePLS (cc)

Goedpraters van Nederlandse mensenrechtenschendingen

OPINIE - De zogenaamde “tegenprestatie” van bijstandsontvangers is een mensenrechtenschending. Maar kan desondanks op genoeg goedpraters rekenen, schrijft Louis van Overbeek.

Schendingen van mensenrechten vormen een zaak van gewicht in de Nederlandse media en publieke opinie. Tenminste … zolang ze plaatsvinden in Verweggistan. “Oh wat is die homofobe Poetin een schurk, laten we zijn winterspelen boycotten! Mogen Saoedi-Arabische vrouwen niet autorijden? Dat kan echt niet! Kinderarbeid in Bangladesh? Schande!”

Dat er niettemin al tien jaar lang op grote schaal verplichte tewerkstelling (‘dwangarbeid’) van bijstandsgerechtigden voorkomt in Nederland zelf, is door belanghebbenden met succes uit de publiciteit gehouden. Deze tewerkstelling werd immers, mede om de armen er voortaan van af te schrikken überhaupt nog een uitkering aan te vragen, reeds geïntroduceerd met de invoering van de Wet Werk en Bijstand door toenmalig staatssecretaris Mark Rutte in 2004. Aanvankelijk (althans op papier) als verplichte reïntegratie, veelal onder de naam Work First, en inmiddels ook in de vorm van ‘verplicht vrijwilligerswerk’, als ‘tegenprestatie’ in ruil voor bijstand. Hoeveel moeite je ook deed de kwestie op de agenda te krijgen: in de mainstream pers en media werd zij domweg genegeerd.

Stokje achter de deur

En huidig staatssecretaris Jetta ‘grote grutjes’ Klijnsma, die haar gehoor bij voorkeur in kleutertaal en met verkleinwoordjes toespreekt, kon het intrekken van bijstand, het laatste sociale vangnet, als dwangmiddel om uitkeringsgerechtigden te pressen verplichte arbeid te leveren aanduiden als ‘een stokje achter de deur’, waar in werkelijkheid toch echt een maatregel als ‘een ploertendoder’ werd bedoeld.

Foto: Joris Zwetsloot copyright ok. Gecheckt 22-04-2022

Street art in Yogyakarta: vluchtige kunst

REPORTAGE - Niet alles is kunst, maar graffiti is overal. Zeker in Yogyakarta, de stad waar geen centimeter onbenut blijft, schrijft Joris Zwetsloot.

Om de paar stappen doemt er een billboard op van een ander telecombedrijf en als je niet struikelt over een banner in de berm, zijn het wel de felle kleuren van de eigenhandig aangebrachte muurreclames of de geuren van de provisorisch opgezette satékraampjes die om aandacht vragen. Street art heeft een prominente positie binnen het straatbeeld.

Tussen al het kladderwerk is het niet makkelijk de pareltjes te spotten. Maar duidelijk is wel: street-art is immens populair in Yogyakarta. En waar graffiti voorheen gold als vandalisme, knijpt de overheid sinds 2009 een oogje dicht. ‘Er viel toch niets tegen te beginnen,’ aldus fulltime street artist Zent Prozent (22). Volgens Zent en zijn maatje Dyeget, Mo Saif (23) is street art legaal. Hoewel zij niet zo snel op de muur van het politiebureau zouden spuiten, kan je met een beetje gezond verstand altijd wel een plekje vinden om ongestoord te werken.

De graffiti heeft de overheid eerder overspoeld dan overtuigd. En hoewel de drempel om lukraak te gaan spuiten lager is nu de politie er niets meer tegen doet, is de kwaliteit van de street art volgens Dyeget juist gestegen de laatste jaren. ‘Omdat de stad vol staat met graffiti, schilder je altijd over andermans werk heen. Je kiest natuurlijk eerder een plekje waar iemand heeft zitten klooien, dus de toffe dingen blijven staan. Ook vanwege het respect wat je hebt voor mooie kunst,’ meent Dyeget. ‘Daarnaast hebben we nu meer tijd voor een werk, we hoeven niet meer op ons hoede te zijn,’ vult Zent aan. ‘Sterker nog, huiseigenaren brengen zelfs sigaretten en snacks als ze het mooi vinden wat je op hun muur schildert.’

Foto: Jose Luis Orihuela (cc)

Oekraïne vreest dictatuur

ANALYSE - De rellen in Oekraïne gaan langzaam de kant van een volksopstand op, schrijft B. Schuiling, die in Kiev woont.

Oekraïne is verdeeld in vrijwel alles. Het oosten is voornamelijk etnisch Russisch, het westen heeft een geschiedenis als onderdeel van Europa. Het oosten heeft zware industrie en is economisch  afhankelijk van Rusland. Het westen wordt gezien als het culturele Oekraïne, waar Oekraïns de voornaamste taal is en waar meer met Europa gehandeld wordt.

Kiev is een van de grootste Europese outsourcing-steden met meer dan 80.000 banen, maar in overheidsgebouwen is een computer zeldzaam. De ene helft van het land leeft met een been in de Sovjettijd, terwijl de andere helft vergroeit is met de smartphone en winkelt in megamalls.

Eind november weigerde de regering om een Europees associatieverdrag te tekenen tegen de zin van een meerderheid van de bevolking, die vervolgens begonnen is met grootschalige demonstraties.  De demonstraties werden bekend onder de naam ‘Euromaidan’. De keuze voor Europa is meer een verstandshuwelijk dan ‘echte liefde’. De andere keuze is het Rusland van Poetin: een corrupt land met een kleine rijke elite die er niet voor terugdeinst critici om te brengen en waar democratie toneelspel is. Wat de Oekraïner hoopt van Europa is verlossing van de corruptie (en macht van de oligarchen), democratie en modernisering van het land.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Zijn verkiezingen goede afspiegeling samenleving?

ACHTERGROND - Er was vorige week flinke ophef over het Amsterdamse plan om gericht middelen in te zetten om de opkomst van jongeren, allochtonen en expats bij de aankomende gemeenteraaderkiezingen te bevorderen. Het plan werd onderwerp van debat omdat een hogere opkomst van allochtonen zou leiden tot een vertekening van de verkiezingsuitslag. De Amsterdamse CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari zou hebben gesteld: ‘Als dit wordt doorgezet, kunnen de uitslagen van de verkiezingen worden beïnvloed. Als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer.’ Hoogleraar Politicologie Jean Tillie reageerde fel in een opiniestuk: ‘In een democratie wil je dat zoveel mogelijk mensen gaan stemmen ongeacht wat ze gaan stemmen. In een totalitair systeem wil je dat alleen de mensen gaan stemmen die op jou zullen stemmen.‘ Dit kwam hem vervolgens weer op reacties te staan van GeenStijl en Shahsavari.

De tegenstelling tussen hoge opkomst en afspiegeling is schijn. Een moderne indirecte democratie vereist immers beide. Ongelijke burgerparticipatie leidt in een democratie tot een bias in de voorkeuren van de beleidsmakers, en daarmee mogelijk in het overheidsbeleid. Politicologen onderzoeken dit al decennialang, vooral de ongelijke participatie van inkomens-, leeftijds-, opleidings-, en religieuze groepen. Zie onder andere het werk van Sidney Verba en verscheidene van zijn collega´s (hier een samenvatting).

Foto: Jeroen Mirck (cc)

Dubieus opkomstpercentage in Nieuwsuur

OPINIE - Nieuwsuur zond afgelopen dinsdag het vijfde en laatste deel van de reportage ‘De Europese worsteling’ uit. Journaliste Saskia Dekkers probeert aan de hand van enkele interviews in diverse Europese landen de onvrede over de EU te verklaren. In de slotreportage kwam Nederland aan bod.

Het item begon met de presentatie van enkele cijfers om het onbehagen van Nederlanders over Europa te illustreren. De cijfers waren afkomstig van onderzoeksbureau Ipsos, dat in opdracht van Nieuwsuur onderzoek had gedaan.

‘Op de vraag “bent u van plan om te gaan stemmen bij de komende Europese Parlementsverkiezingen?” geeft meer dan 70 procent van de Nederlanders aan dat ze gaan stemmen. In Limburg lopen ze warm voor deze verkiezingen. Daar zegt ruim 60 procent te gaan stemmen,’ aldus presentatrice Astrid Kersseboom, die zo de insteek van de reportage formuleerde.

Geen goede graadmeter

Indien Ipsos deze cijfers zelf serieus zou nemen, had het onderzoeksbureau waarschijnlijk gesproken van een ‘historisch moment’ in de geschiedenis van de Europese Unie. Het opkomstpercentage bij de Europese Parlementsverkiezingen lag in Nederland namelijk nog nooit boven de 60 procent. Een verdubbeling dit jaar zou ronduit sensationeel zijn aangezien in 2009 slechts 37 procent van de kiesgerechtigden een stem uitbracht.

Foto: Ahmad Nawawi (cc)

Beurshausse en beurskracht, oorzaak en gevolg

ACHTERGROND - De economische crisis van de afgelopen jaren moet in context worden gezien: het is de laatste fase van de derde industriële revolutie, schrijft Wim Grommen.

Iedere maatschappij, productiefase of ander menselijk verschijnsel doorloopt een zogenaamd transformatieproces. Transities zijn maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan en hebben de volgende eigenschappen:

  • het betreft een structurele verandering van de (wereld)-maatschappij, of een complex deelsysteem daarvan;
  • er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus;
  • het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en snelle dynamiek (stromen).

Een transitie ligt niet bij voorbaat vast, omdat er gedurende een veranderingsproces altijd sprake is van aanpassen aan, leren van, en inspelen op nieuwe situaties. Een transitie is geen wetmatigheid.

Vier transitiefasen

In het algemeen beschrijven transities de S-curve en zijn vier transitiefasen te onderscheiden:

  • een voorontwikkelingsfase van dynamisch evenwicht waarin de status-quo niet zichtbaar verandert;
  • een ‘take-off’-fase waarin het veranderingsproces op gang komt, doordat de toestand van het systeem begint te verschuiven;
  • een versnellingsfase waarin zichtbaar structurele veranderingen plaatsvinden door een cumulatie van op elkaar inspelende sociaal-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen; in de versnellingsfase is sprake van collectieve leerprocessen, diffusie en processen van inbedding;
  • Vorige Volgende