Gastauteur

2.332 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Jeroen Mirck (cc)

Disclaimers zijn niet voor de sier

Uit opiniepeilingen wordt maar al te vaak nieuws gefabriceerd dat, statistisch gezien, helemaal niet klopt, meent politicoloog Tom Louwerse.

Dan toch maar weer een stukje over peilingen. Leuker kunnen we het niet maken, wel beter. Steen des aanstoots was deze keer de Politieke Barometer van Ipsos:

d66

D66 was dus de grootste partij van Nederland met 28 zetels volgens de peiler. Ipsos is de enige peiler die ook netjes de percentages presenteert: 18,5% van de respondenten gaf aan nu D66 te stemmen. Daarna volgt de VVD met 17,2% (26 zetels).

Maar wacht, denkt de oplettende lezer nu, dat verschil van 1,3% is helemaal niet zo groot. Weten we wel zeker op basis van een onderzoek onder 1004 mensen dat D66 onder de gehele kiesgerechtigde bevolking de grootste is?

Ipsos is de beroerdste niet en geeft zelf aan met welke foutmarges de peiling te maken heeft:

Bij de steekproeven die per peiling worden gebruikt zijn die marges gemiddeld bij de kleine partijen +/- 1% en bij de grootste partijen +/- 2.5%.

Die 2,5% is toch een stuk meer dan het verschil tussen D66 en de VVD. Nu gaat die marge hier niet helemaal op, want strikt genomen moeten we kijken naar de marge van het verschil tussen D66 en VVD. Voor een aselecte steekproef valt die marge voor zo’n verschil eenvoudig uit te rekenen. Ook op die manier blijkt dat we op basis van deze ene peiling helemaal niet kunnen concluderen dat D66 ‘de grootste partij van Nederland is’.

Foto: Lara604 (cc)

Meer dominees!

OPINIE - Het wordt tijd dat Nederland weer voor idealen staat. Ook als dat ten koste gaat van het pragmatische gewin, meent Annelies Pilon.

Om met de deur in huis te vallen: ik wil dat Nederland weer met zijn vingertje gaat wijzen. Dat ‘we’ weer aan anderen gaan vertellen hoe het moet. Dat we weer meer dominee worden en minder koopman. Te beginnen met premier Rutte.

De afgelopen jaren heb ik met stijgende verbazing toegekeken hoe ons land blaft als het gaat om het hooghouden van mensenrechten, maar nooit durft te bijten.

Zoals recentelijk de Olympische Spelen in Sochi. Waarom moesten wij per se door zo’n topzware delegatie worden vertegenwoordigd? Koning en Koningin, goed daar kon ik me nog iets bij voorstellen vanwege het erelidmaatschap van het IOC van Willem-Alexander. De aanwezigheid van premier Rutte was daarentegen niet nodig. Niet gaan was een duidelijk signaal geweest hoeveel waarde wij hechten aan het respecteren van alle mensenrechten, dus ook homorechten.

Het werd nog pijnlijker toen bleek dat hij op de tribune in het vak met drie illustere politici werd geplaatst: Erdogan, Lukashenko en Janoekovich. Deze heren hebben, zacht gezegd, niet echt een track record op het beschermen van mensenrechten. En net toen ik dacht ‘Gelukkig, Rutte is weer naar huis’, dook Putin op in het Holland Heineken Huis. Die man weet tenminste hoe je een ander land te kijk moet zetten.

Foto: copyright ok. Gecheckt 18-10-2022

De blinde vlek van het neoliberale onderwijsbeleid

LONGREAD - Onderwijs wordt steeds meer een richtingenstrijd. Met in het ene kamp bestuurskundigen en neoliberale economen en in het andere kamp psychologen en onderwijskundigen. De strijd gaat over de vraag of menselijk gedrag en drijfveren teruggebracht kunnen worden tot verlies en winst, tot scores op ranglijstjes en tot onderlinge competitie. Of bestaat er nog zoiets als innerlijke drijfveren en een moreel kompas? Volgens hoogleraar Rob Martens heeft het neoliberale onderwijsbeleid een blinde vlek.

Ruim een jaar geleden voorspelde ik dat het gedoe over de Cito-toetsen zou blijven aanhouden. Omdat het namelijk al een heel lang een punt van debat is tussen onderwijshervormers en degenen die geloven in ‘afrekenende’ toetsen als een belangrijk instrument om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren. En zolang beleidsmakers het fundamentele probleem van toetsing en de weerstand daartegen niet begrijpen, zal het gedoe onverminderd, jaar op jaar doorgaan, zo voorspelde ik.

Het probleem gaat echter verder dan alleen toetsen op de school zelf. Het gaat ook om de vergelijkingen tussen scholen op basis van toetsen, of bijvoorbeeld het circus rond de verkiezing van excellente scholen, waaraan sommige scholen in Noord-Brabant tot verbazing van de staatssecretaris weigeren deel te nemen. Er is namelijk een groep beleidsmakers die er oprecht van overtuigd is dat het de kwaliteit bevordert als je heldere criteria hanteert en transparant laat zien hoe iedereen in het onderwijs (leerling, leraar, school, onderwijssector, of zelfs het hele land in een internationale vergelijking) scoort. Daarnaast is er een ongeveer even grote groep mensen die hardnekkig blijft beweren dat dit doorgeslagen en zelfs schadelijk is.

Foto: Jon S (cc)

De peiling bepaalt het nieuws, de uitslag is bijzaak…

De opiniepeilers zaten er opnieuw flink naast bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. Media blijven deze peilingen in hun berichtgeving veel te serieus nemen, menen Tom van der Meer en Armèn Hakhverdian.

Geloof ons, we zijn het net zo zat als u, maar we kunnen er niet omheen. Toch nog een keer aandacht voor de peilingen.

Niet voor het eerst zijn de afgelopen 24 uur talloze media door het ijs gezakt door blind te varen op vroege peilingen en exitpolls. Het was ronduit gênant om te zien hoe Mariëlle Tweebeeke (Nieuwsuur) op verkiezingsdag na middernacht CDA-leider Buma aanviel door te stellen dat zijn politieke koers blijkbaar niet werkte.

Tweebeeke baseerde zich op de exitpoll van Ipsos, waar het CDA een derde van de raadszetels leek te verliezen vergeleken met 2010. Aan het eind van de avond bleek het verlies veel kleiner: in plaats van de voorspelde 561 zetels verlies, zullen het er ongeveer 65 blijken te zijn (minder dan 1%). Als het CDA bijna terug is op het niveau van 2010, is dat voor die partij een enorme opsteker na het dramatische verval in 2012.

Dezelfde teneur was gistermorgen in nagenoeg alle kranten te lezen. Het verlies van het CDA was één van de nieuwsfeiten. De Volkskrant noemde het een dreun voor het CDA. De exitpoll was het nieuws, de uitslag bijzaak. Er zullen wel geen rectificaties volgen zoals ook de live-uitzending bagatelliserend stelde dat de exitpoll er bij het CDA iets naast zat.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Lokale partijen missen ingang op het Binnenhof, juist nu die zo belangrijk is

OPINIE - In het licht van de toenemende overdracht van Rijks- en provinciale taken aan gemeenten, is het – vanwege hun gebrek aan ingangen in Den Haag – riskant om op een lokale partij te stemmen, meent Marianne Thieme, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren.

De laatste weken is in de media breed aandacht gegeven aan potsierlijke spotjes, posters, en stuntjes waarmee lokale politici zich in de kijker proberen te spelen. Condooms waarop de PvdA beweert ‘keihard de beste te zijn’, autostickers waarop de VVD aangeeft dat rechts per definitie voorrang zou moeten hebben, de Sosjaal van de SP die warmte had moeten bieden in de koude maartmaand, kortom de creativiteit kende nauwelijks grenzen. De echte potsierlijkheid moet echter vooral worden gezocht in de wijze waarop de landelijke politiek de gemeenteraden feitelijk alle mogelijkheden uit handen slaat om de bevolking lokaal te representeren.

Het klinkt prachtig, de Rijksoverheid die ervoor kiest de gemeenten ‘meer verantwoordelijkheden te gunnen’. Medebestuur zou zo een kerntaak worden van het lokale bestuur. Gemeenten krijgen taken toebedeeld op het gebied van werkgelegenheid en bijstand, op het gebied van sociale werkvoorzieningen, op het gebied van de jeugdzorg, en over het al dan niet toelaten van bijvoorbeeld megastallen in het landelijk gebied. Maar in plaats van meer zeggenschap, krijgt de gemeente, nadat er tal van nieuwe taken door de Rijksoverheid over de schutting zijn gegooid, vooral minder te zeggen. Het zijn vrijwel zonder uitzondering hoofdpijndossiers waarvoor het Rijk geen oplossing heeft, of die in elk geval tal van knelpunten bevatten. De gemeenten krijgen veel minder budget beschikbaar voor de uitvoering van taken dan het Rijk voor zichzelf beschikbaar stelde (en waarmee de Rijks- en provinciale overheden al niet of nauwelijks rondkwamen).

Foto: Michiel S. (cc)

Meer uniformen op straat… en of we dat goed vinden

ANALYSE - Er zijn tegenwoordig steeds meer toezichthouders in de openbare ruimte te vinden. En de burger juicht het toe, zo wordt uitgelegd door gastredacteur Teun Eikenaar.

‘Bepaal jij dat, blauwe pannenkoek?’

Terwijl ik mijn fiets van het slot haal, is even verderop een discussie bezig.

‘Heb jij nou echt niks beters te doen?’

Een fietser is aangehouden omdat hij door een winkelstraat reed. De handhaver, een medewerker van de gemeentelijke dienst Stadstoezicht, heeft zichtbaar moeite met de verbale weerbaarheid van de overtreder.

‘Ik hoef u toch niet meer uit te leggen dat dit een voetgangersgebied is?’ antwoordt de ambtenaar terwijl de fietser al weer probeert op te stappen.

Ik besluit de uitkomst van het gesteggel niet af te wachten en loop met mijn fiets aan de hand rustig verder, beducht voor handhavende collega’s. Ik heb wel weer genoeg gezien van deze demonstratie van autoriteit en antiautoriteit. Die gemeentelijk handhavers moeten het maar zwaar hebben, zulke impopulaire bonnen uitdelen aan zulk mondig volk.

Toch zijn de laatste jaren veel van dit soort nieuwe uniformen in het straatbeeld verschenen, zonder dat daar veel kritiek op was te horen. Waar sommige toezichtvormen zich op behoorlijk wat media-aandacht mogen verheugen – denk aan de NSA-praktijken of telefoontaps door de politie – vindt de voortdurende toename van toezicht op straat plaats zonder slag of stoot. Zijn die mild-anarchistische Hollanders het zomaar eens met al die extra ogen?

Foto: Pete (cc)

Feminisme is ook een mannenzaak

OPINIE - Op 17 februari 2014 sprak Zihni Özdil deze tekst uit tijdens een bijeenkomst in Spui25 met als thema ‘Feminisme is ook een mannenzaak’.

Goedenavond allemaal. Ik wil de organisatie heel erg bedanken dat ze mij hebben uitgenodigd om hier te spreken en ik wil u bedanken voor uw aanwezigheid.

Maar toch ben ik vanavond hier onder protest.

Daders

Toen ik werd benaderd om te spreken reageerde ik meteen door te zeggen dat het echt niet kan dat alleen mannen in het panel zitten. De organisatie hield echter voet bij stuk.

Ik nam toen contact op met een goede vriendin van mij, een wetenschapper en activist, en ik vroeg haar om advies. Want mijn gevoel en verstand zeiden: ‘Zihni, niet meedoen, dat wordt alleen maar meer olie op het vuur en dat wil je niet.’

Maar mijn vriendin zei: ‘Zihni je moet wel gaan. Als jij niet gaat komt er een andere man in jouw plaats en zal hetgeen jij wil zeggen helemaal niet gezegd worden.’

En hetgeen ik wil zeggen is het volgende.

Feminisme is wel degelijk een mannenzaak. Waarom? Omdat wij mannen de daders zijn.

Mannen hebben door de eeuwen heen bijna overal op de wereld vrouwen onderdrukt, gemarginaliseerd, gemuilkorfd, bedekt, gereduceerd tot seksueel object enzovoorts. En dat doen wij mannen vandaag nog steeds.

Foto: Donna Sutton (cc)

Vrijmoedigheid gevraagd

OPINIE - Ongericht afgeven op managers in het onderwijs is weinig constructief. Laat leerkrachten in plaats daarvan hun leidinggevenden vrijmoediger en dapperder tegemoet treden, meent Hartger Wassink in reactie op René Kneyber.

In het gesprek over hoe het verder moet met het onderwijs komt voortdurend de hardnekkige tegenstelling tussen leidinggevenden en leraren terug. Het is misschien wel begonnen met de beroemde Raiffeisenlezing van Geert Mak uit 2004. Daarin werden de beunhazen onder de managers afgeschilderd als een kaste gericht op zelfverrijking en eigenbelang, een ‘groeiende korst van gewichtigdoenerige figuren’. In NRC Handelsblad krijgt Leo Prick al jarenlang ruimte voor vergelijkbare, maar minder eloquent geformuleerde praatjes. Maar wat is daar nou erg aan, zullen sommigen zich afvragen? Leiders zijn toch ook slecht, door de bank genomen? En docenten hebben het toch ook moeilijk? Dat moet toch gezegd kunnen worden?

Dat ‘gezegd kunnen worden’ heeft ook een naam: parrèsia, ofwel het vrijmoedig spreken. Hester IJsseling brak daar een lans voor, in de twitterdiscussie die ontstond na dit betoog van René Kneyber. Maar het zat me dwars, en in dit stukje wil ik onderzoeken waarom.

Het is niet zo moeilijk om een stukje te schrijven over hoe slecht managers en bestuurders in het onderwijs zijn. Hoe zeer gericht op hun salaris of status en hoe ze het leven van docenten zuur maken. De voorbeelden liggen voor het oprapen en het haakt aan bij een sjabloon dat in de afgelopen jaren steeds scherper is uitgesneden.

Foto: Richard Rhee (cc)

Het manager-syndroom

OPINIE - (Onderwijs)bestuurders ontvangen, gezien hun positie in de organisatie, onvoldoende feedback en lijden daardoor aan stelselmatige zelfoverschatting, meent René Kneyber.

Enige tijd geleden was ik uitgenodigd voor een lunch over onderwijs bij een politieke partij. Tegenover me zat een bestuurder, in pak – want dat zijn ze meestal – en voerde het hoogste woord – ook meestal zo. Dat klinkt wellicht wat generaliserend, maar ik schat zo in dat assertiviteit een belangrijke voorwaarde is om bestuurder te worden en te kunnen zijn. Het pak komt daar, zo neem ik ook aan, vanzelf bij.

Hij vertelde tegen een overdreven nadruk op cijfers te zijn, ‘voor mijn middelbare scholen is het advies van de basisschool het meest zwaarwegend’. En zo had hij nog meer verhalen over hoe fantastisch hij en zijn scholen het deden, vooral die school ‘met kansarme kinderen waar leraren kei- en keihard moeten werken.’ Naast hem zat een schoolleider geduldig te wachten tot hij kon interrumperen – en eerlijk is eerlijk het duurde wel enige tijd voordat de bestuurder met zweet op zijn voorhoofd na zijn oratie een slok water nam.

‘Ik wilde even terugkomen op je eerdere punt, over die adviezen.’ Begon hij, ‘Ik heb een van jouw scholen vorig jaar bijna voor de rechter gesleept omdat ze weigerden ons advies serieus mee te nemen. Het was Cito-score, hup, niet welkom op de havo.’

Foto: United States Forces Iraq (cc)

Welkom in Eurabia – Het ‘islamitisch terrorisme’ verhaal

OPINIE - Het begrip ‘islamitisch terrorisme’ schept meer verwarring dan helderheid. Hierdoor worden honderden miljoenen moslims onterecht aangemerkt als potentiële verdachten, meent Martijn de Koning

In 2004, een paar dagen na de moord op Theo van Gogh, stelde een beleidsmedewerker mij bij een borrel na afloop van een vergadering de vraag of ik dacht dat er na ‘Van Gogh’ nog meer terreuraanslagen zouden volgen. Mijn antwoord daarop was tweeledig: Ik ben antropoloog en doe onderzoek naar identiteit en geloofsbeleving onder moslims. Ik ben dus a) geen helderziende en b) geen terreurexpert. Daar moest deze, overigens heel aardige, beleidsmedewerker het mee doen want dat soort gesprekken is precies één van de redenen waarom ik een hekel heb aan borrels en ik vertrok.

Eén van de gevolgen van 9/11 is een grote verandering in het denken over veiligheid; terrorisme en in het bijzonder ‘islamitisch terrorisme’ stond snel bovenaan de prioriteitenlijst. Het gevolg was dat islam en moslims niet alleen een discussie onderwerp waren wanneer het ging over integratie en over de verhouding seculier – religieus, maar ook in discussies over veiligheid. Islam werd meer en meer een veiligheidsissue en veiligheid werd steeds meer een islamissue.

Islamitisch terrorisme

Het begrippenapparaat van die kwesties is mee veranderd. Terrorisme, ‘islamitisch terrorisme’, haat, vrijheid, democratie en rechtvaardigheid hebben gaandeweg andere betekenissen mee gekregen. De term ‘islamitisch terrorisme’ komt uit het veld van terrorisme studies en is in het bijzonder terug te herleiden op het onderzoeksveld van ‘religieus terrorisme’ waarvan de basis min of meer is gelegd in een artikel van David Rapoport: ‘Fear and Trembling: Terrorism in Three Religious Traditions’ (American Political Science Review, 78: 3 (1984), pp. 658–77). In het geval van ‘islamitisch terrorisme’ is het veld daarboven tevens beïnvloed door tal van meer of minder oriëntalistische teksten over islam en het Midden-Oosten zoals het werk van Bernard Lewis en Samuel Huntington’s Clash of Civilizations. De politieke discussie over ‘islamitisch terrorisme’ is daarnaast sterk beïnvloed door moralistische verhalen over beschaving vs. barbarisme, de onschuld van het Westen, vijfde colonne, massavernietigingswapens, enzovoorts.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Waarom inadequate mediaberichtgeving over opiniepeilingen zo storend is

OPINIE - Kleine verschuivingen in opiniepeilingen zijn inherent aan het houden van een steekproef en zeggen weinig over veranderingen in de steun die politieke partijen genieten, meent Rens Vliegenthart.

Het is de grootste ergernis van collega-bloggers Armen Hakhverdian en Tom van der Meer: de manier waarop media omgaan met peilingen en het uitvoerig rapporteren en analyseren van niet-significante verschuivingen van één zeteltje. Ik hoef hier waarschijnlijk niet meer uit te leggen dat dit type fluctuaties altijd optreden als je een steekproef in plaats van de populatie onderzoekt en dus waarschijnlijk op toeval berust.

Toch blijven media erover rapporteren, zo ook weer in een ANP bericht dat onlangs door allerlei nationale media werd opgepikt. Waarom is dat zo erg? Allereerst natuurlijk omdat het gewoon misleidende informatie is, en je van (kwaliteits)media mag verwachten dat zij over dit soort zaken correct rapporteren. Maar misschien nog wel meer omdat dit type nieuws een invloed kan hebben op beslissingen van kiezers en op uiteindelijk stemgedrag.

Nieuwseffecten

Hakhverdian en Van der Meer toonden effecten van mediaberichten over peilingen in een experimentele setting aan. Maar er is meer bewijs: VU-wetenschapper Jan Kleinnijenhuis doet met verschillende collega’s al sinds de verkiezingen van 1994 onderzoek naar berichtgeving in verkiezingscampagnes en de effecten van die berichtgeving op kiezersvoorkeuren. Hij onderscheidt daarbij drie typen nieuws: ‘issue-nieuws’ (inhoudelijke berichtgeving), ‘steun-en-kritiek-nieuws’ (over wat politieke actoren van elkaar vinden) en ‘succes en falen’-nieuws. Bij het laatste soort gaat het om beschouwingen over of partijen het goed doen. De berichtgeving over peilingen spelen daarin een belangrijke rol, maar ook de analyse over de politieke verhoudingen die op basis van die peilingen wordt gegeven is een belangrijk component. Deze ‘horse-race’ (politiek als een renwedstrijd tussen paarden) neemt een steeds prominentere plaats in de media.

Foto: Alessandro Valli (cc)

Italië: populismeparadijs?

ANALYSE - In Italië heeft zich een soort van machtsgreep voltrokken. Vorige week zorgde de sociaaldemocraat Matteo Renzi ervoor dat zijn partijgenoot Enrico Letta moest terugtreden als premier. Vervolgens bood Renzi zichzelf aan als de nieuwe regeringsleider – met succes. Zaterdag is de 39-jarige Renzi door president Napolitano voorgedragen als minister-president. Renzi geldt al jaren als hét talent op links. Hij wil af van de volgens hem vastgeroeste Italiaanse politieke structuren waarbinnen vakbonden en werkgeversverenigingen buitenproportioneel veel macht uitoefenen. Renzi’s vernieuwingsboodschap slaat aan bij veel kiezers, maar roept ook de nodige weerstand op – ook binnen zijn eigen partij. Zo zei zijn partijgenoot en oud-premier Massimo D’Alema dat Renzi met zijn anti-elite boodschap populistisch is en op Berlusconi lijkt.

Hoewel Renzi nog lang niet kan tippen aan raspopulisten als Berlusconi, valt hier iets voor te zeggen. Renzi stelt regelmatig dat de gewone Italianen meer macht moeten krijgen en de gevestigde (en ‘vastgeroeste’) politieke en economische elites minder. Of hij zich zal ontpoppen als een raspopulist zal nog moeten blijken. Maar hoe dan ook, Renzi is in ieder geval populistischer dan zijn voorganger en ‘partijtijger’ Pier Luigi Bersani. Dit roept de vraag op hoe het nu eigenlijk met het populisme in Italië is gesteld. Als populisme wordt opgevat als de boodschap dat het goede volk wordt uitgebuit door een slechte elite, kan Italië dan gezien worden als een waar populismeparadijs?

Vorige Volgende