Meer uniformen op straat… en of we dat goed vinden
ANALYSE - Er zijn tegenwoordig steeds meer toezichthouders in de openbare ruimte te vinden. En de burger juicht het toe, zo wordt uitgelegd door gastredacteur Teun Eikenaar.
‘Bepaal jij dat, blauwe pannenkoek?’
Terwijl ik mijn fiets van het slot haal, is even verderop een discussie bezig.
‘Heb jij nou echt niks beters te doen?’
Een fietser is aangehouden omdat hij door een winkelstraat reed. De handhaver, een medewerker van de gemeentelijke dienst Stadstoezicht, heeft zichtbaar moeite met de verbale weerbaarheid van de overtreder.
‘Ik hoef u toch niet meer uit te leggen dat dit een voetgangersgebied is?’ antwoordt de ambtenaar terwijl de fietser al weer probeert op te stappen.
Ik besluit de uitkomst van het gesteggel niet af te wachten en loop met mijn fiets aan de hand rustig verder, beducht voor handhavende collega’s. Ik heb wel weer genoeg gezien van deze demonstratie van autoriteit en antiautoriteit. Die gemeentelijk handhavers moeten het maar zwaar hebben, zulke impopulaire bonnen uitdelen aan zulk mondig volk.
Toch zijn de laatste jaren veel van dit soort nieuwe uniformen in het straatbeeld verschenen, zonder dat daar veel kritiek op was te horen. Waar sommige toezichtvormen zich op behoorlijk wat media-aandacht mogen verheugen – denk aan de NSA-praktijken of telefoontaps door de politie – vindt de voortdurende toename van toezicht op straat plaats zonder slag of stoot. Zijn die mild-anarchistische Hollanders het zomaar eens met al die extra ogen?