Gastauteur

2.327 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Michiel S. (cc)

Meer uniformen op straat… en of we dat goed vinden

ANALYSE - Er zijn tegenwoordig steeds meer toezichthouders in de openbare ruimte te vinden. En de burger juicht het toe, zo wordt uitgelegd door gastredacteur Teun Eikenaar.

‘Bepaal jij dat, blauwe pannenkoek?’

Terwijl ik mijn fiets van het slot haal, is even verderop een discussie bezig.

‘Heb jij nou echt niks beters te doen?’

Een fietser is aangehouden omdat hij door een winkelstraat reed. De handhaver, een medewerker van de gemeentelijke dienst Stadstoezicht, heeft zichtbaar moeite met de verbale weerbaarheid van de overtreder.

‘Ik hoef u toch niet meer uit te leggen dat dit een voetgangersgebied is?’ antwoordt de ambtenaar terwijl de fietser al weer probeert op te stappen.

Ik besluit de uitkomst van het gesteggel niet af te wachten en loop met mijn fiets aan de hand rustig verder, beducht voor handhavende collega’s. Ik heb wel weer genoeg gezien van deze demonstratie van autoriteit en antiautoriteit. Die gemeentelijk handhavers moeten het maar zwaar hebben, zulke impopulaire bonnen uitdelen aan zulk mondig volk.

Toch zijn de laatste jaren veel van dit soort nieuwe uniformen in het straatbeeld verschenen, zonder dat daar veel kritiek op was te horen. Waar sommige toezichtvormen zich op behoorlijk wat media-aandacht mogen verheugen – denk aan de NSA-praktijken of telefoontaps door de politie – vindt de voortdurende toename van toezicht op straat plaats zonder slag of stoot. Zijn die mild-anarchistische Hollanders het zomaar eens met al die extra ogen?

Foto: Pete (cc)

Feminisme is ook een mannenzaak

OPINIE - Op 17 februari 2014 sprak Zihni Özdil deze tekst uit tijdens een bijeenkomst in Spui25 met als thema ‘Feminisme is ook een mannenzaak’.

Goedenavond allemaal. Ik wil de organisatie heel erg bedanken dat ze mij hebben uitgenodigd om hier te spreken en ik wil u bedanken voor uw aanwezigheid.

Maar toch ben ik vanavond hier onder protest.

Daders

Toen ik werd benaderd om te spreken reageerde ik meteen door te zeggen dat het echt niet kan dat alleen mannen in het panel zitten. De organisatie hield echter voet bij stuk.

Ik nam toen contact op met een goede vriendin van mij, een wetenschapper en activist, en ik vroeg haar om advies. Want mijn gevoel en verstand zeiden: ‘Zihni, niet meedoen, dat wordt alleen maar meer olie op het vuur en dat wil je niet.’

Maar mijn vriendin zei: ‘Zihni je moet wel gaan. Als jij niet gaat komt er een andere man in jouw plaats en zal hetgeen jij wil zeggen helemaal niet gezegd worden.’

En hetgeen ik wil zeggen is het volgende.

Feminisme is wel degelijk een mannenzaak. Waarom? Omdat wij mannen de daders zijn.

Mannen hebben door de eeuwen heen bijna overal op de wereld vrouwen onderdrukt, gemarginaliseerd, gemuilkorfd, bedekt, gereduceerd tot seksueel object enzovoorts. En dat doen wij mannen vandaag nog steeds.

Foto: Donna Sutton (cc)

Vrijmoedigheid gevraagd

OPINIE - Ongericht afgeven op managers in het onderwijs is weinig constructief. Laat leerkrachten in plaats daarvan hun leidinggevenden vrijmoediger en dapperder tegemoet treden, meent Hartger Wassink in reactie op René Kneyber.

In het gesprek over hoe het verder moet met het onderwijs komt voortdurend de hardnekkige tegenstelling tussen leidinggevenden en leraren terug. Het is misschien wel begonnen met de beroemde Raiffeisenlezing van Geert Mak uit 2004. Daarin werden de beunhazen onder de managers afgeschilderd als een kaste gericht op zelfverrijking en eigenbelang, een ‘groeiende korst van gewichtigdoenerige figuren’. In NRC Handelsblad krijgt Leo Prick al jarenlang ruimte voor vergelijkbare, maar minder eloquent geformuleerde praatjes. Maar wat is daar nou erg aan, zullen sommigen zich afvragen? Leiders zijn toch ook slecht, door de bank genomen? En docenten hebben het toch ook moeilijk? Dat moet toch gezegd kunnen worden?

Dat ‘gezegd kunnen worden’ heeft ook een naam: parrèsia, ofwel het vrijmoedig spreken. Hester IJsseling brak daar een lans voor, in de twitterdiscussie die ontstond na dit betoog van René Kneyber. Maar het zat me dwars, en in dit stukje wil ik onderzoeken waarom.

Het is niet zo moeilijk om een stukje te schrijven over hoe slecht managers en bestuurders in het onderwijs zijn. Hoe zeer gericht op hun salaris of status en hoe ze het leven van docenten zuur maken. De voorbeelden liggen voor het oprapen en het haakt aan bij een sjabloon dat in de afgelopen jaren steeds scherper is uitgesneden.

Foto: Richard Rhee (cc)

Het manager-syndroom

OPINIE - (Onderwijs)bestuurders ontvangen, gezien hun positie in de organisatie, onvoldoende feedback en lijden daardoor aan stelselmatige zelfoverschatting, meent René Kneyber.

Enige tijd geleden was ik uitgenodigd voor een lunch over onderwijs bij een politieke partij. Tegenover me zat een bestuurder, in pak – want dat zijn ze meestal – en voerde het hoogste woord – ook meestal zo. Dat klinkt wellicht wat generaliserend, maar ik schat zo in dat assertiviteit een belangrijke voorwaarde is om bestuurder te worden en te kunnen zijn. Het pak komt daar, zo neem ik ook aan, vanzelf bij.

Hij vertelde tegen een overdreven nadruk op cijfers te zijn, ‘voor mijn middelbare scholen is het advies van de basisschool het meest zwaarwegend’. En zo had hij nog meer verhalen over hoe fantastisch hij en zijn scholen het deden, vooral die school ‘met kansarme kinderen waar leraren kei- en keihard moeten werken.’ Naast hem zat een schoolleider geduldig te wachten tot hij kon interrumperen – en eerlijk is eerlijk het duurde wel enige tijd voordat de bestuurder met zweet op zijn voorhoofd na zijn oratie een slok water nam.

‘Ik wilde even terugkomen op je eerdere punt, over die adviezen.’ Begon hij, ‘Ik heb een van jouw scholen vorig jaar bijna voor de rechter gesleept omdat ze weigerden ons advies serieus mee te nemen. Het was Cito-score, hup, niet welkom op de havo.’

Foto: United States Forces Iraq (cc)

Welkom in Eurabia – Het ‘islamitisch terrorisme’ verhaal

OPINIE - Het begrip ‘islamitisch terrorisme’ schept meer verwarring dan helderheid. Hierdoor worden honderden miljoenen moslims onterecht aangemerkt als potentiële verdachten, meent Martijn de Koning

In 2004, een paar dagen na de moord op Theo van Gogh, stelde een beleidsmedewerker mij bij een borrel na afloop van een vergadering de vraag of ik dacht dat er na ‘Van Gogh’ nog meer terreuraanslagen zouden volgen. Mijn antwoord daarop was tweeledig: Ik ben antropoloog en doe onderzoek naar identiteit en geloofsbeleving onder moslims. Ik ben dus a) geen helderziende en b) geen terreurexpert. Daar moest deze, overigens heel aardige, beleidsmedewerker het mee doen want dat soort gesprekken is precies één van de redenen waarom ik een hekel heb aan borrels en ik vertrok.

Eén van de gevolgen van 9/11 is een grote verandering in het denken over veiligheid; terrorisme en in het bijzonder ‘islamitisch terrorisme’ stond snel bovenaan de prioriteitenlijst. Het gevolg was dat islam en moslims niet alleen een discussie onderwerp waren wanneer het ging over integratie en over de verhouding seculier – religieus, maar ook in discussies over veiligheid. Islam werd meer en meer een veiligheidsissue en veiligheid werd steeds meer een islamissue.

Islamitisch terrorisme

Het begrippenapparaat van die kwesties is mee veranderd. Terrorisme, ‘islamitisch terrorisme’, haat, vrijheid, democratie en rechtvaardigheid hebben gaandeweg andere betekenissen mee gekregen. De term ‘islamitisch terrorisme’ komt uit het veld van terrorisme studies en is in het bijzonder terug te herleiden op het onderzoeksveld van ‘religieus terrorisme’ waarvan de basis min of meer is gelegd in een artikel van David Rapoport: ‘Fear and Trembling: Terrorism in Three Religious Traditions’ (American Political Science Review, 78: 3 (1984), pp. 658–77). In het geval van ‘islamitisch terrorisme’ is het veld daarboven tevens beïnvloed door tal van meer of minder oriëntalistische teksten over islam en het Midden-Oosten zoals het werk van Bernard Lewis en Samuel Huntington’s Clash of Civilizations. De politieke discussie over ‘islamitisch terrorisme’ is daarnaast sterk beïnvloed door moralistische verhalen over beschaving vs. barbarisme, de onschuld van het Westen, vijfde colonne, massavernietigingswapens, enzovoorts.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Waarom inadequate mediaberichtgeving over opiniepeilingen zo storend is

OPINIE - Kleine verschuivingen in opiniepeilingen zijn inherent aan het houden van een steekproef en zeggen weinig over veranderingen in de steun die politieke partijen genieten, meent Rens Vliegenthart.

Het is de grootste ergernis van collega-bloggers Armen Hakhverdian en Tom van der Meer: de manier waarop media omgaan met peilingen en het uitvoerig rapporteren en analyseren van niet-significante verschuivingen van één zeteltje. Ik hoef hier waarschijnlijk niet meer uit te leggen dat dit type fluctuaties altijd optreden als je een steekproef in plaats van de populatie onderzoekt en dus waarschijnlijk op toeval berust.

Toch blijven media erover rapporteren, zo ook weer in een ANP bericht dat onlangs door allerlei nationale media werd opgepikt. Waarom is dat zo erg? Allereerst natuurlijk omdat het gewoon misleidende informatie is, en je van (kwaliteits)media mag verwachten dat zij over dit soort zaken correct rapporteren. Maar misschien nog wel meer omdat dit type nieuws een invloed kan hebben op beslissingen van kiezers en op uiteindelijk stemgedrag.

Nieuwseffecten

Hakhverdian en Van der Meer toonden effecten van mediaberichten over peilingen in een experimentele setting aan. Maar er is meer bewijs: VU-wetenschapper Jan Kleinnijenhuis doet met verschillende collega’s al sinds de verkiezingen van 1994 onderzoek naar berichtgeving in verkiezingscampagnes en de effecten van die berichtgeving op kiezersvoorkeuren. Hij onderscheidt daarbij drie typen nieuws: ‘issue-nieuws’ (inhoudelijke berichtgeving), ‘steun-en-kritiek-nieuws’ (over wat politieke actoren van elkaar vinden) en ‘succes en falen’-nieuws. Bij het laatste soort gaat het om beschouwingen over of partijen het goed doen. De berichtgeving over peilingen spelen daarin een belangrijke rol, maar ook de analyse over de politieke verhoudingen die op basis van die peilingen wordt gegeven is een belangrijk component. Deze ‘horse-race’ (politiek als een renwedstrijd tussen paarden) neemt een steeds prominentere plaats in de media.

Foto: Alessandro Valli (cc)

Italië: populismeparadijs?

ANALYSE - In Italië heeft zich een soort van machtsgreep voltrokken. Vorige week zorgde de sociaaldemocraat Matteo Renzi ervoor dat zijn partijgenoot Enrico Letta moest terugtreden als premier. Vervolgens bood Renzi zichzelf aan als de nieuwe regeringsleider – met succes. Zaterdag is de 39-jarige Renzi door president Napolitano voorgedragen als minister-president. Renzi geldt al jaren als hét talent op links. Hij wil af van de volgens hem vastgeroeste Italiaanse politieke structuren waarbinnen vakbonden en werkgeversverenigingen buitenproportioneel veel macht uitoefenen. Renzi’s vernieuwingsboodschap slaat aan bij veel kiezers, maar roept ook de nodige weerstand op – ook binnen zijn eigen partij. Zo zei zijn partijgenoot en oud-premier Massimo D’Alema dat Renzi met zijn anti-elite boodschap populistisch is en op Berlusconi lijkt.

Hoewel Renzi nog lang niet kan tippen aan raspopulisten als Berlusconi, valt hier iets voor te zeggen. Renzi stelt regelmatig dat de gewone Italianen meer macht moeten krijgen en de gevestigde (en ‘vastgeroeste’) politieke en economische elites minder. Of hij zich zal ontpoppen als een raspopulist zal nog moeten blijken. Maar hoe dan ook, Renzi is in ieder geval populistischer dan zijn voorganger en ‘partijtijger’ Pier Luigi Bersani. Dit roept de vraag op hoe het nu eigenlijk met het populisme in Italië is gesteld. Als populisme wordt opgevat als de boodschap dat het goede volk wordt uitgebuit door een slechte elite, kan Italië dan gezien worden als een waar populismeparadijs?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Als het onderwijs zo slecht is, waarom weet jij het dan zo goed?

OPINIE - Jan en alleman staat te popelen om het onderwijs radicaal te veranderen. Paul Kirschner verbaast zich over de onkunde en ongefundeerde uitspraken.

Ik ben verbaasd als ik al die onderwijsgoeroes, -vernieuwers en -hervormers (lees de apostelen van het nieuwe leren, de iPadscholen, de digitale autochtonen, enzovoorts) hoor praten over wat er mis is met het onderwijs: het onderwijs is ouderwets en afstompend, het leren van feiten en concepten is overbodig omdat het zo houdbaar is als verse vis en is zelfs belemmerend voor het creatief oplossen van problemen en het divergent leren denken.

Daarnaast roepen deze verlichte mensen dat het onderwijs niet voldoet aan de eisen van vandaag en dat zulk ouderwets onderwijs ervoor zorgt dat leerlingen de broodnodige vaardigheden voor de 21e eeuw niet verwerven. Volgens hen moet het onderwijs veranderen, anders krijgen wij burgers die:

  • niet leren samenwerken,
  • niet creatief zijn,
  • ict ongeletterd zijn (vreemd – volgens Marc Prensky c.s. zijn kinderen juist digitale autochtonen),
  • moeilijk / niet kunnen communiceren (…en die digitale autochtonen en homos zappiëns dan die overal met sociale media zo vaardig met elkaar communiceren?),
  • problemen niet kunnen oplossen noch kritisch kunnen denken en
  • de nodige sociale en culturele vaardigheden missen.
  • Foto: eelke dekker (cc)

    Waarom lukt onderwijsverandering niet?

    OPINIE - Waarom lukt het het onderwijs niet te veranderen? Jan Fasen, voorzitter centrale directie van het Limburgse scholengemeenschap Connect College kijkt naar drie verschillen met de zorgtransitie.

    Onlangs mocht ik aanschuiven bij het zoveelste gesprek over veranderingen in het onderwijs. Een groep ‘kantelaars’ – geestdriftige visionairs die op hun school belangwekkende veranderingen doorvoeren – was in Rotterdam bijeen onder leiding van veranderprofessor Jan Rotmans. Hij was onder de indruk van de visie en passie waarmee we de zaal al snel wisten te vullen. Hij vroeg zich hardop af hoe het kon dat hij, die van veranderen en dwarsdenken leeft, nog nooit iets gehoord of gelezen had over die kantelende scholen. En dat maakte dit zoveelste gesprek tot een bijzonder gesprek. Want Rotmans trok parallellen met transities in de zorg en de energiesector, waar nieuwe ideeën het bestaande systeem laten kapseizen. Waarom lukt ons dat niet? bleef Rotmans maar vragen. Die vraag liet me niet meer los. Vooral de vergelijking met de zorg intrigeerde me.

    Voordat ik besloot les te gaan geven werkte ik tien jaar in de geestelijke gezondheidszorg. Er is geen sector zo ingewikkeld en bureaucratisch als de zorgsector. Minutieus beschreven zorgprocedures werden boven het belang van inhoudelijk goede zorg gesteld, althans dat vonden wij, de professionals aan het bed. Die ervaring leert me dat de vergelijking tussen de zorg en het onderwijs, in het punt dat Rotmans aansnijdt, op drie met elkaar verweven punten mank gaat.

    Foto: Partij van de Arbeid (cc)

    Kijk ook naar cultureel-historische context Rusland

    OPINIE - De protesten tegen de Winterspelen in Rusland vanwege de mensenrechtenschendingen aldaar, zijn mogelijk voorbarig. We verdiepen ons te weinig in andere landen, alvorens te oordelen, vindt Jeroen van Gerven.

    Twee weken voor het begin van de Olympische Winterspelen in Sotsji zond de VARA het programma Leve Sotsji! uit. Daarin werd onder leiding van Arthur Japin aandacht besteed aan de bezwaren tegen het Rusland van Poetin als organisator van de Spelen. Dat deden de schrijver en zijn gasten adequaat, maar ruimte voor een Ruslanddeskundige of enige andere vorm van uitleg over het land ontbrak volledig. Dat is exemplarisch voor de wijze waarop de discussie rondom de Nederlandse regeringsafvaardiging naar Sotsji en de perikelen tijdens het vriendschapsjaar van Nederland en Rusland, vorig jaar, is gevoerd: heel veel (ver)oordelen, maar weinig verdieping en achtergrond.

    Dit is geen toeval. De Nederlandse internationale oriëntatie kenmerkt zich in het algemeen door een hoge mate van zelfingenomenheid en een gevoel van welhaast vanzelfsprekende superioriteit ten opzichte van vreemde culturen. We staan snel klaar om stempels als ‘corrupt’, ‘achterlijk’ of ‘homofoob’ uit te delen. Het zou op zijn minst goed zijn om alvorens een land aan te spreken op zijn onvolkomenheden, eerst interesse te tonen in de culturele en historische achtergronden ervan. 

    Foto: Cristian Eslava (cc)

    Máák de boekenmarkt, in plaats van erachteraan te hobbelen

    OPINIE - Ik kwam vanochtend een fantastisch en heel boos stuk tegen op de site van Marketingfacts, waarin de schrijver tekeer ging tegen de organisatie die het “legaal” lezen van e-books wil bevorderen. Het stuk is de moeite van het lezen waard.

    Bert Vegelien, de auteur van het artikel, somt alle factoren op die ervoor gezorgd hebben dat het e-book zo’n slechte naam heeft gekregen dat lezers noodgedwongen tot “illegale” praktijken moesten overgaan.

    Een van de zaken die mij in dit artikel van Bert Vegelien trof, was de volgende alinea:

    Oh ja, als we dan toch bezig zijn, laten we meteen de wet op de vaste boekenprijs bij het grof vuil zetten. Om meerdere redenen wat mij betreft, maar in dit verband omdat we dan mooie pakketaanbiedingen kunnen doen van boek + ebook. Dat laatste kan ook een titel uit de backlist van dezelfde schrijver zijn. Een boek dat niet meer in papieren vorm beschikbaar is, maar op deze manier weer verkoopbaar wordt.

    Of de vaste boekenprijs op de helling moet, dat is een andere discussie, daar gaat het mij nu even niet om. Waar het mij wél om gaat, is de suggestie dat iemand die een boek koopt, gratis een e-book van dezelfde schrijver mag uitzoeken, bijvoorbeeld ‘een titel uit de backlist van dezelfde schrijver … Een boek dat niet meer in papieren vorm beschikbaar is, maar op deze manier weer verkoopbaar wordt.’ Hier doet Vegelien de uitgevers een fantastische suggestie aan de hand.

    Foto: Jose Luis Orihuela (cc)

    Oekraïne arena voor botsende belangen

    ANALYSE - De spanning in Oekraïne lopen hoog op. Verschillende partijen hebben verschillende belangen, legt B. Schuiling -die in Kiev woont- uit.

    Het gesprek van de week in Oekraïne is ‘Fuck Europa’. De pijnlijke uitspraak van Amerikaanse diplomate Victoria Nuland tegen ambassadeur Pyatt. De uitspraak valt te begrijpen aangezien de VS voorstander is van de sanctie-dreiging, terwijl Europa het pad heeft gekozen van eindeloze oproepen en discussies. Kennelijk is de stroperigheid een ergernis in het diplomatieke circus. Daarnaast werden ook de hoofdrolspelers van de Oekraïense oppositie gefileerd. ‘Klitsch’ ( Klitschko ) is ongeschikt om te regeren. Merkel noemde de uitspraak ‘onacceptabel.’

    De hopeloze verdeeldheid van de Europese Unie heeft het toch al niet grote enthousiasme voor Europa niet doen toenemen. Het oostelijk deel van de EU, met de Baltische staten en Polen voorop, zouden het liefst morgen nog de solidariteit uitroepen met de opstand. Er is nog een historisch appeltje te schillen met grote broer Rusland. Het andere deel van de EU heeft vooral de Russische handelsbelangen in het vizier en wil zich niet in een politiek mijnenveld storten. Feitelijk maakt dat de EU (opnieuw) tandeloos en iedereen weet dat.

    Atta boy

    Dan de positie van de Verenigde Staten. Uiteindelijk draait dat, net als bij Georgië, om het weerhouden van de grote oude vijand haar Sovjet-imperium opnieuw te bouwen. Een moderne Koude Oorlog, zo u wil. Een mindere cynicus zou ook kunnen wijzen op het belang van een grote democratische staat in dit deel van de wereld. Dat heeft niet alleen invloed op buurland Wit-Rusland, maar tot alle oostelijke oud-Sovjetstaten waar eigenlijk vrijwel geen enkel land een functionerend democratisch instituut heeft.

    Vorige Volgende