Malaise voor de klas: Jonge docenten verliezen hun baan
ANALYSE - In het onderwijs gaan de laatste jaren veel banen verloren. Vooral jonge docenten zijn daarvan de dupe.
In 2011 waren er ruim 7000 mensen minder aan het werk in het basis- en voortgezet onderwijs dan een jaar ervoor. Er is vooral minder vraag naar tijdelijke krachten, jonge onderwijzers en leraren in opleiding. In 2010 werkten er nog 303.660 mensen in het onderwijs. In 2011 waren dat er 296.460. Vooral in het basisonderwijs verdwenen veel arbeidsplaatsen, terwijl in het voortgezet onderwijs de afname juist relatief meeviel.
We baseren dit nieuws op een uitgebreide analyse van de personeelscijfers van alle publiek betaalde scholen, zoals aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). We kunnen daarbij inzoomen tot op schoolniveau (zoek zelf een school op in onderstaande visualisaties). De cijfers zijn iets vertekend, vanwege fusies en foutieve aanlevering van de cijfers door scholen, maar het beeld is in grote lijnen correct, bevestigt woordvoerder Robert Sikkes van de Algemene Onderwijsbond (AOb).
Uit de cijfers blijkt dat vooral de jonge docenten de pineut zijn.
Net afgestudeerde docenten hebben het niet makkelijk. Voor hen was er veel minder plek, vooral in het basisonderwijs. Daar daalde het aantal docenten onder de 25 in één jaar tijd met liefst 21 procent. In het speciaal basisonderwijs was de klap nog groter; tussen de 25 en 30 procent banenverlies voor deze groep. In het voortgezet onderwijs was de daling iets minder groot, maar nog altijd 9,4 procent. Tegelijkertijd stijgt het aantal docenten dat tussen de 55 en 65 is. Eveneens daalde het aantal tijdelijke plaatsen en stageplekken voor leraren in opleiding: in 2011 met bijna de helft ten opzichte van het jaar daarvoor. Toen waren er nog 300 plaatsen, in 2011 slechts 166. In 2007 konden er nog 585 terecht op de scholen.