Private equity als anti-kapitalisme
Deel 3
LONGREAD - De indruk leeft breed dat veel van onze (politieke) problemen te maken hebben met ‘het kapitalisme’. Dat kapitalisme lijkt alom aanwezig. Betekent dat dan dat we teveel kapitalisme hebben? Of zou het kunnen zijn dat het kapitalisme z’n ziel verliest, of van karakter verandert, dus dat we eigenlijk iets anders waarnemen dan wat we in de klassieke zin kapitalisme noemen? Daarover meer in dit derde deel.
In het eerste deel van dit artikel heb ik een door de econoom Alfred Marshall geformuleerde traditie in het economisch denken aangehaald. In die traditie, die ik hier terug laat komen als ‘het klassieke model’, noem je geld kapitaal als het wordt ingezet voor economisch productieve activiteiten. Geld dat je investeert in de bouw van een fabriek, of de aanschaf van machines, is kapitaal. Geld dat je uit een fabriek onttrekt voor particulier gebruik is rijkdom. Daarnaast liet ik Ayn Rand en Ludwig Von Mises aan het woord, die laten zien dat het de ondernemer is die in het centrum van die economische productiviteit alles samenbrengt. Het leven van de Nederlandse ondernemer Van Marken illustreert die klassieke opvatting over ondernemerschap.
In deel twee ben ik verder ingegaan op wat private equity is en doet. Voor private equity draait alles om rendement. Rendement kan (in principe) zowel behaald worden door kapitalistische investeringsmodellen, waarbij geld in productiemiddelen wordt gestopt, als door wat ik hier rijkdom-extractiemodellen noem, waarbij geld aan organisaties wordt onttrokken [1]. In het boek van Mirjam de Rijk, waar het vooral draait om hoe private equity zich in de publieke sector manifesteert, zie je vooral extractie van rijkdom. Daarbinnen maak ik in deel twee onderscheid tussen vier vormen van extractie, met voorbeelden die grotendeels uit haar boek komen.