RECENSIE - Ian Kershaw heeft zijn sporen als historicus ruimschoots verdiend. Zijn twee delen Hitler-biografie (‘Hoogmoed’ en ‘Vergelding’) werden bestsellers, en terecht. Ze toonden een auteur op de toppen van zijn kunnen. Kershaw is geen meeslepend stilist, geen auteur op zoek naar het treffende detail, maar wél iemand die de grote lijnen bewaakt en de lezer vakkundig mee loodst. Maar blijkbaar was dat dubbelsucces hem nog niet genoeg.
Nu ligt er het eerste deel van een nieuw tweeluik, gewijd aan de geschiedenis van Europa van de Eerste Wereldoorlog tot nu. Een ‘Afdaling in de hel’, gevolgd (het tweede deel, dat start in 1949, moet nog verschijnen) door een opmerkelijke verrijzenis uit de as van twee wereldoorlogen.
Het is bekend terrein voor Kershaw, en uit alles blijkt dat hij geen enkele moeite heeft om zijn verhaal te vertellen. Ook al heeft ‘1914’ een ruime voorgeschiedenis, Kershaw vat de oorzaken van de Grote Oorlog helder samen en verdeelt de schuld voor de catastrofe op de inmiddels bekende wijze: iedereen krijgt een deel, maar Duitsland nét iets meer. Dat is de consensus sinds enige jaren. We hoeven van Kershaw geen eigenzinnige opvattingen te verwachten. Van de loopgraven tot Hirosjima, van Verdun tot Stalingrad, niets ontbreekt, niets krijgt te weinig of te veel ruimte. Een prestatie.
Een dertigjarige burgeroorlog
Om de eenheid van dit eerste deel te benadrukken, grijpt Kershaw naar het klassieke beeld van de ‘Dertigjarige Europese burgeroorlog’. De Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn daarbij niet meer dan het begin- en slotakkoord van één uiterst gewelddadige periode in de Europese geschiedenis. Een periode die een definitief einde maakte aan de Europese politieke en economische dominantie, en eindigde met de insluiting van Europa in de Pax Americana. Kershaw geeft in zijn inleiding (p. 20) aan welke krachten volgens hem tot deze uitzinnige uitbarsting van geweld hebben geleid:
- een uitbarsting van etnisch-racistisch nationalisme
- onverzoenlijke eisen van gebiedsherziening
- de acute klassenstrijd
- een crisis van het kapitalisme.
Het zijn stuk voor stuk géén zaken die vlak voor 1914 naar voren traden, maar volgens Kershaw leidde een ‘unieke kwaadaardigheid’ van deze factoren gezamenlijk tot de Eerste Wereldoorlog, en ‘de dodelijke interactie ertussen’ leidde tot extreem geweld die zou uitmonden in de Tweede wereldoorlog.
Origineel zijn deze factoren niet; ze nopen Kershaw niet tot het opstellen van originele hypothesen over het verloop van de gebeurtenissen. De vakman kan rustig voort met zijn verhaal, zonder zich met theorie in te laten. Maar het resultaat is daarmee toch onbevredigend.
Wie de periode 1914-1945 als één semi-continue Europese ‘burgeroorlog’ wil aanmerken, suggereert dat hij méér wil dan in 1914 en 1945 fraaie piketpaaltjes slaan. Die visie suggereert dat aan beide oorlogen dezelfde verwoestende krachten ten grondslag lagen. Het is dan niet voldoende om te constateren dat er fanatisme bestond, of dat de Tweede wereldoorlog voortkwam uit de Eerste.
Duistere onderstroom
De these van een Europese burgeroorlog suggereert een onderliggende, bindende factor, een collectieve idee dat ertoe leidde dat het fanatisme (nationalistisch racistisch, communistisch) onbelemmerd en met verwoestende kracht naar voren kon treden.
Deze idee was de antihumanistische, antidemocratische, agressieve levenshouding die we nog het beste kennen van het fascisme, maar die ook daarbuiten zijn invloed deed gelden. Deze ideologie had negentiende-eeuwse intellectuele wortels (Gobineau, Le Bon, Nietzsche) en zou eigenlijk pas tijdens de Eerste Wereldoorlog (ook voor Kershaw een bedrijfsongeval) uitgroeien tot een ideologie die eerst de wankele vrede vergiftigde, en daarna naar voren trad in vele gedaanten, en landen veroverde (Italië, Duitsland), sloopte (Spanje), dan wel sterk verzwakte (Frankrijk). Ze zorgde voor een opeenstapeling van wreedheden waarbij de ene misdaad de volgende aanvaardbaar moest maken. De Europese burgeroorlog had, kortom, één drijvende factor: het vermogen om onmenselijk te zijn uit naam van volk, ras of staat.
Kershaw heeft daar geen oog voor – maar hij schrijft dan ook geen intellectuele geschiedenis. Althans, tegen het eind van dit indrukwekkend dikke boek (op p. 507 – 518) is een hoofdstuk gewijd aan ‘intellectuelen en de Europese crisis’. Ook daarin toont Kershaw zich echter uitsluitend geinteresseerd in de erkende vergezichten.
Eenzijdige ideologiekritiek
De intellectuelen die hier voorbij komen zijn allemaal links, vaak communist, en dat uit afkeer van het fascisme. Een handjevol fascistische of reactionaire denkers is voor het contrast ertussendoor gestrooid. Het is intellectuele geschiedenis geschreven door de overwinnaars, voortgekomen uit de naoorlogse overtuiging dat wie in die jaren ‘fout’ was geweest, geen intellectueel kon zijn geweest (en ook niet meer zo genoemd mag worden) maar eerder aangemerkt moet worden als dolend of gestoord.
De vraag is natuurlijk of het fascistisch-reactionaire denken in die jaren nu écht zo veel dommer was als het marxisme-leninisme. Volgelingen van die laatste dwaalleer zijn in ieder geval vrij snel vergeven en weer toegelaten tot het Pantheon.
Een fraai geschiedenisboek, kortom. Maar zonder serieuze behandeling van de duistere kracht die alle spanningen in Europa deed ontaarden in een ware hel.
Ian Kershaw, De afdaling in de hel. Europa 1914-1949. Uitgeverij Spectrum, 600 blz. 39,99 euro.
Reacties (7)
Het lijkt me wel leuk om hier het boek van Jaqueline Bel, Bloed en rozen naast te leggen. Anders, meer divers, maar even europees.
http://literatuurensamenleving.nl/onderzoek/bels-bloed-en-rozen-besproken/
De ‘duistere krachten’ die tot WO I&II leidden liggen mijns inziens toch vooral in de breinen van blunderende generaals bij Verdun. De betekenis van de mitrailleur drong gewoon niet door in hun konijnenkoppen, met alle gevolgen van dien.
Hoe het ook zij, piketpaaltje 1945 mogen we wel weer uitgraven en voorlopig in de opslag bewaren.
Geschiedenis van Europa en geen woord over de duistere krachten van religie. Zoals ik gisteren ook al zei: …dan denk ik: invloed van het Vaticaan. Ik mis dat altijd in de analyses. Een rode geweldsdraad sinds de val van het Romeinse rijk, zeker sinds Karel de Grote. En genegeerd alsof het Vaticaan er niets mee te maken heeft.
In de recensie worden wel vaak woorden als ‘indrukwekkend’ gebruikt als kwalificatie van het werk. Pas in de laatste zin is er een niet onbelangrijke relativering. Genoeg om het boek niet te kopen, voor feitjes en jaartallen hebben we tegenwoordig het internet.
En nee @Prediker, je hoeft niets te roepen, ik roep niet meer terug.
@3 Jij zou Church of Spies (2015) van Mark Riebling wel kunnen waarderen.
Sinds Ralph Hochhuts toneelstuk De Plaatsvervanger heeft zich in de populaire verbeelding de voorstelling genesteld dat het Vaticaan de andere kant op keek terwijl de Holocaust plaatsvond om haar eigen positie niet in gevaar te brengen en omdat ze het nazisme zag als een belangrijke dam tegen het goddeloze communisme.
In Church of Spies betoogt Riebling echter dat Paus Pius XII een voorname rol speelde in de samenzweringen om Hitler om het leven te brengen en een staatsgreep door gematigde nazi’s te plegen.
De samenzweerders wilden garanties hebben dat de geallieerden hetzelfde kunstje van na 1918 niet zouden herhalen, en de paus speelde daarbij de rol van bemiddelaar. Priesters, nonnen, bischoppen en andere katholieke ambtsdragers vormden een netwerk van informanten en koeriers.
Het Vaticaan zou ook een staatsgreep tegen Mussolini hebben gepland.
@4:
Gaskamers met deo spray?
@5: Ik hoop zonder gaskamers
@4: Staat er in dat boek ook iets over het Ustasha bewind of de Rattenlinie?