Catharina II is het onderwerp van de biografie van Simon Dixon, Catharina de Grote. Catharina, eigenlijk Sophie Auguste Frederike van Anhalt-Zerbst (1729), werd grootvorstin van Rusland van 1744 tot 1761 en tsarina van 1762 tot 1796. Ze was geboren in Stettin (nu Polen), toen het onbeduidend Duitse vorstendom Anhalt. Toch slaagde ze erin te trouwen met Peter III, die maar even tsaar was (1761-1762) en toen vermoord werd. Catharina speelde de baas over hem en over haar twaalf steeds jongere minnaars.
Zij correspondeerde met bekende filosofen zoals Voltaire en Diderot en ze maakte veel indruk op Voltaire , hoewel ze elkaar nooit ontmoet hebben. Ze kocht de boeken van beide filosofen op voor de Hermitage. In het boek staan tientallen voorbeelden van brieven van Catharina aan Voltaire, maar helaas geen van Voltaire aan haar.
Maar in Rusland, Oekraïne en Polen was haar beleid niet zo verlicht. En de Franse Revolutie was een schok voor haar, zeker toen ze in april 1792 doodsbedreigingen kreeg van Franse revolutionairen. Het was voor haar een reden om de teugels van haar regime nog strakker in handen te houden. Ze verrijkte de Hermitage met ruim duizend westerse schilderijen, onder meer van Rubens en Rembrandt.
Bij de Poolse delingen (1772,1793,1795) nam ze het grootste deel van het land voor zich :120.000 km², terwijl Pruisen en Oostenrijk resp. slechts 48.000 en 47.000 km² kregen(p. 439). 170.000 Polen werden lijfeigen gemaakt. En na de oorlogen tegen de Ottomanen breidde ze haar macht ook uit in Oekraïne, de Krim (1783/1793) en de Kaukasus. In totaal maakte Rusland ruim 500.000 km² groter.
Over Catharina zijn enorm veel boeken geschreven, maar de meeste blijven hangen in de amoureuze aspecten van haar leven : de 12 minnaars, telkens jongere kerels. Ondanks zijn kritiek daarop, ontsnapt Dixon zelf niet aan de verleiding om ook over deze pittige aspecten te vertellen. Zijn boek begint met een heldere stamboom van de Russische tsaren en een serie niet al te duidelijke kaarten van Rusland in de periode 1462 – 1801 en van de Russisch – Turkse oorlogen 1768 – 1791.
Dan gaat het over de geboorte en de jeugd van Catharina, haar verloving, de huwelijksceremonie op haar 15 jaar in Moskou (30 pagina’s), het onderwijs en het leven aan het hof, de moord op haar tragische echtgenoot toen hij nog maar pas tsaar was, de drukke filosofische activiteiten van Catharina, haar entourage, emotioneel leven, de gebiedsuitbreidingen, bouwactiviteiten, taalkundige interesses, kunstverzameling en de manier waarop ze die liet aankopen overal in Europa, haar bestuurlijke vernieuwingen, haar laatste jaren.
Het boek eindigt met een korte schets van Rusland na Catharina : het interregnum van haar zoon Paul I (1796 – 1801), haar succesvolle kleinzoon Alexander I (1801-1825), die Napoleon versloeg,zijn broer Nicolaas I (1825 – 1855). Dan volgen wel 120 pagina’s met bronnen, noten, aanvullende literatuur en een zeer uitgebreid register. Het is voorzien van (matte) foto’s en talrijke, vaak leuke citaten uit brieven en getuigenissen van haar zelf en van tijdgenoten. Het uitvoerig register is geen overbodige luxe, want het boek krioelt van de personen- en plaatsnamen.
Deze biografie is iets te gedetailleerd, maar ze leest wel heel makkelijk. Ze geeft een quasi volledig beeld van het leven aan het toenmalige Russische hof en aan andere hoven, de opvoeding van prinsen en prinsessen, hun onderwijs in vreemde talen,reizen, cultuur, ontspanning, de rivaliteiten, kuiperijen, samenzweringen, amoureuze avonturen, feesten, verkwistingen. Geregeld maakt Dixon vergelijkingen met andere hoven, o.a. het Oostenrijkse van Jozef II. Ook de Russische maatschappij en de lijfeigenschap komen dikwijls in beeld. Verder ook de oorlogen, buitenlandse politiek, diplomatie , de Europese machtsverhoudingen, het geestesleven en de grote uitstraling van de Franse cultuur en taal en de Italiaanse bouwmeesters.
Het boek is zowel geschikt voor de liefhebbers van anekdotes en details als voor degenen die interesse hebben voor de talenten en persoonlijkheden van Catharina en voor de Europese politiek en het culturele leven in de tweede helft van de 18° eeuw. Voor hen is het een onuitputtelijke bron van feitenkennis.