Op dit moment zijn ruim 2000 mensen in Nederland staatloos. Zij kunnen geen verblijfsstatus opbouwen en dus geen verblijfsvergunning aanvragen. Internationaal krijgt deze problematiek geleidelijk meer aandacht. Het wordt dan ook tijd dat ook Nederland initiatief toont, zegt Laura van Waas, die recentelijk op het onderwerp van staatloosheid is gepromoveerd.
Naar schatting zijn er twaalf miljoen staatlozen wereldwijd – waarvan enkele duizenden in Nederland. Zelfs de meest vanzelfsprekende zaken, zoals naar school gaan, naar de dokter, een baan vinden, of trouwen met je geliefde, kunnen zonder staatsburgerschap onmogelijk worden. Het wordt tijd dat we daar meer oog voor krijgen. Bovendien hebben staatlozen geen enkele zekerheid. Wie geen nationaliteit heeft, kan worden verjaagd, en kan vervolgens nergens terecht.
De problematiek van vluchtelingen kennen we. Met staatloosheid worden we echter nauwelijks geconfronteerd. In september 2011 wel, toen het gegoede echtpaar Igor en Galina afkomstig uit de voormalige Sovjet Unie, via televisieprogramma VARA Ombudsman hulp zocht bij het verkrijgen van een verblijfsstatus. Dat deden zij tevergeefs via de asielprocedure, omdat er voor staatlozen geen gerichte procedure is om rechtmatig verblijf – of zelfs erkenning van staatloosheid – te verkrijgen in Nederland. Maar ergens anders kunnen zij ook niet terecht. Zo kan er een pingpong-effect ontstaan tussen landen met staatlozen als machteloze slachtoffers.
Staatloosheid is bij uitstek politiek
Staatloosheid wordt vaak als een politiek gevoelig onderwerp ervaren. Wie burgerschap verkrijgt, heeft rechten en is ‘één van ons’. Mensen aan wie geen nationaliteit toekomt daarentegen, kunnen op geen enkele steun rekenen en kunnen door het ‘eigen’ land worden uitgezet. Tegelijk was nationaliteit ook anderszins politiek. Het ontnemen van staatsburgerschap bleek een eerste stap naar de schending van mensenrechten en zelfs ontmenselijking. Een politiek wapen dat vaak en nog altijd wordt ingezet om tegenstanders van een regime geen kans te bieden. Het is geen toeval dat tijdens de Arabische lente het Syrische bewind de nationaliteitstoekenning beloofde aan staatlozen, die massaal in opstand waren gekomen.
Kort na de Tweede Wereldoorlog stond staatloosheid hoog op de politieke agenda. Lange tijd was gedacht dat het toekennen van staatsburgerschap een kwestie was van nationale soevereiniteit. Vanwege de enorme humanitaire crisis van denationalisatie en ontheemding waren staten bereid toch afspraken te maken, neergelegd in het Verdrag inzake de Status van Staatlozen (1954) en het Verdrag tot Beperking van Staatloosheid (1961). De internationale afspraken moesten de bescherming van de rechten van staatlozen verzekeren en nieuwe gevallen van staatloosheid voorkomen. Met deze verdragen is in vele landen, ook Nederland, echter vijf decennia lang niets gedaan. De Koude Oorlog en andere belangrijkere zaken vroegen de aandacht; vluchtelingen moesten worden opgevangen, wereldhonger bestreden. Dat vluchtelingenstromen op gang kwamen juist doordat grote groepen staatloos waren geworden, zoals eind jaren ’80 in Irak, Myanmar, Mauritanië, werd pas later beseft.
Elke staatloze jonger dan 50 had staatsburger moeten zijn
Tegen de eeuwwisseling werd de internationale gemeenschap wakker geschud, toen tienduizenden mensen staatloos werden door het uiteenvallen van de Sovjet Unie en Joegoslavische federatie. Toen werd duidelijk dat er een onmiskenbaar verband is tussen staatloosheid en verscheidene internationale vraagstukken. Ten gevolge van staatloosheid en van geschillen over nationaliteit ontstond nationale en/of internationale instabiliteit, resulterend in burgeroorlogen, gedwongen migratie en internationale conflicten. Daardoor begint de ernst van het probleem echt door te dringen.
Dit jaar wordt de vijftigste verjaardag van het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid ‘gevierd’ en de UNHCR, de organisatie die niet alleen voor de vluchtelingen op moet komen, maar ook voor de staatlozen, lanceerde in augustus een grootse mediacampagne. Ineens stonden er verhalen over staatloosheid in honderden kranten over de hele wereld en voor het eerst gaf Antonio Guterres, de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, op radio en televisie een aantal interviews over dit onderwerp. ‘Deze mensen hebben dringend hulp nodig want ze leven in een juridische nachtmerrie’, zei Guterres. ‘Dit maakt van hen één van de meest uitgesloten mensen op aarde.’ De urgentie waarmee deze problematiek vandaag de dag wordt aangekaart kan voorlopig tot geen andere conclusie leiden dan dat het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid, dat sinds 1961 nieuwe situaties van staatloosheid had moeten voorkomen, tot dusver heeft gefaald. Een mooie verdragstekst is onvoldoende, het verdrag moet ook tot leven komen en nageleefd worden.
De toekomst: een verblijfsvergunning?
Voor nationaliteitsvraagstukken is er anno 2011 meer aandacht. In Nederland en andere Europese landen wordt discussie gevoerd over de wenselijkheid van dubbele nationaliteit, de vereisten voor naturalisatie en de mogelijkheid tot het ontnemen van de nationaliteit van terroristen en veroordeelde criminelen. Elders gaat het eerder over de toekenning van nationaliteitsrechten; aan vrouwen, nomadische volken, arbeidsmigranten. Maar duidelijk is dat het beleid dat staten voeren op het gebied van staatsburgerschap niet meer als ‘off limits’ wordt beschouwd en steeds meer onderworpen is aan internationaal debat en aan het internationaal recht. Daarmee breken er ook nieuwe kansen aan om na 50 jaar het verdrag na te leven en staatloosheid in Nederland in de kiem te smoren.
Het is te hopen voor toekomstige Igor en Galina’s, en de overige duizenden staatlozen in Nederland, dat Nederland staatloosheid serieus gaat aanpakken. Misschien is het begin daar. In Nederland verschijnt later dit jaar een UNHCR-rapport over staatloosheid. Dat moet leiden tot een debat over hoe ons nationaal rechtstelsel omgaat met deze problematiek. Hard nodig, want het wordt tijd dat Nederland haar eigen verdragsverplichtingen effectief naleeft.
Dr. Laura van Waas promoveerde op het onderwerp staatloosheid en was jaren werkzaam bij het UNHCR, onder andere, in Beirut en Bangkok. Momenteel is zij aan Tilburg University werkzaam als senior onderzoeker en manager van het Statelessness Programme, het eerste wereldwijde expertisecentrum voor staatloosheid. Op 3 november bent u van harte welkom bij de officiële start waarbij de UNHCR zal ingaan op staatloosheid in Nederland. Informatie vindt u op: http://www.tilburguniversity.edu/research/institutes-and-research-groups/statelessness/news/.