serie

Vaste Gasten

Net als je even inkakt, prikken onze Vaste Gasten je weer wakker met hun scherpe pen.


Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Ketters uit “De naam van de roos” (2)

LONGREAD - In deel 1 scheidde ik fictie van feiten, ging in op de historische personen die onder hun werkelijke naam in het boek voorkomen en tenslotte had ik het over de raamvertelling waar de rest van het verhaal en de diepere lagen van het boek in worden gehangen: het ‘congres’ tussen de Franciscanen en Dominicanen in dat mysterieuze benedictijner klooster hoog in de Italiaanse noordelijke Apennijnen. Ik ga nu verder met een korte paragraaf over de historische context, het begrip ‘ketters’, het brede kader waarin de ketterijen uit De Naam van de Roos kunnen worden geplaatst, en ten slotte de franciscaanse beweging en de ketterijen die hier uiteindelijk uit voortvloeiden.

Historische context

De historische context waarin dit fictieve ‘congres’ is geplaatst laat zich als volgt omschrijven.
Franciscus vormde met zijn orde een broederschap die niet zozeer zakelijk was, maar meer een menselijke personengemeenschap. Bij de dood van Franciscus was de broederschap nog in volle ontwikkeling, en er ontstonden twee stromingen: de Spiritualen (of spirituelen, viri spirituales), zeg maar de ‘preciezen’, en de Conventuelen, de ‘rekkelijken’ (naar convent, klooster – zij woonden meestal in kloosters en zwierven dus niet). De Spiritualen bleven trouw aan de oorspronkelijke norm van Franciscus, terwijl de conventuele richting meer in ontwikkeling was en minder letterlijk volgens de regel van Franciscus leefde. De Spiritualen kwamen uiteindelijk in conflict met de kerkelijke hiërarchie. In 1309 werd in Toscane een groep spiritualen actief rond Ubertino da Casale (zie deel 1).

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Ketters uit “De naam van de roos” (1)

ACHTERGROND - In 1980 schreef Umberto Eco zijn eerste roman, Il nome della rosa, die een sensatie werd, vooral nadat het na een paar jaar in vele talen vertaald werd. In december 1986 wijdde het destijds befaamde literaire tijdschrift Bzzlletin er een themanummer aan. In 1999 kreeg het boek een plaats in Le Mondes ‘100 boeken van de eeuw’. Daar kwam in 1986 nog een iconische rolprent overheen met Sean Connery in de hoofdrol. Terzijde: Umberto Eco was een groot James Bond-fan, wiens rol door Sean Connery meermalen werd vertolkt.

De Naam van de Roos is een bijzonder intrigerende roman met diverse lagen. Hierover ga ik het in deze blog niet hebben; voor wie daarin is geïnteresseerd is op het Internet meer dan genoeg te vinden. Dit artikel gaat over werkelijk bestaand hebbende ketterijen die in het boek voorkomen. Ik ga het – na een introductie – alleen over deze ketterijen zelf hebben en hun context in het boek en de (kerk-)geschiedenis. Om niet te ver uit te wijden laat ik de politiek-religieuze context (met name de Investituurstrijd) buiten beschouwing.

De locaties

De Naam van de Roos is een historische roman – Eco heeft zijn werk in zijn ‘Naschrift’ (1984) ook als zodanig gekwalificeerd – en de film doet daar als palimpsest nog een schepje bovenop. Maar zoals elke historische roman heeft ook De Naam van de Roos links met historische feiten. Zo is het een uitdaging op zich uit te vissen welke locaties Eco geïnspireerd hebben. Als voorbeeld voor het Benedictijnse klooster uit de roman heeft waarschijnlijk de Sacra di San Michelle gediend. En het Castel del Monte in Apulië stond model voor het scriptorium en de bibliotheek, terwijl Eco waarschijnlijk ook geïnspireerd is geweest door de kloosterbibliotheken op Athos, de Heilige Berg, in Griekenland, dat hij in 1977 en 1988 bezocht heeft. Tenslotte, het portaal van de abdijkerk Saint Pierre in Moissac heeft waarschijnlijk model gestaan voor het visioen van de Adson, de assistent van de hoofdpersoon.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Van den vos Reynaerde (1)

ACHTERGROND - Van den vos Reynaerde, geschreven tussen 1257 en 1271, is niet alleen veruit de bekendste Middelnederlandse tekst, het verhaal heeft ook internationaal zijn weg door de tijd gevonden tot en met serieuze stripverhalen aan toe. De ‘Knuvelder‘ wijdt er dertien pagina’s aan; in het eerste deel (‘Stemmen op schrift’) van Kuvelders opvolger, Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur, besteedt de onvolprezen Frits van Oostrom liefst 38 pagina’s aan het epos, hoewel Van Oostrom Reynaert nogal ongenuanceerd wegzet als een louter boosaardige vos. Onze zuiderburen hebben een compleet Reynaertgenootschap in het leven geroepen waarvan het jaarboek Tiecelijn als PDF gratis te downloaden is.

Ik ga het hier niet hebben over algemene feitjes rondom dit epos – wie meer wil weten over Reinaard de vos en koning Nobel leest de handboeken of de vele artikelen op het internet maar – maar wel over het genre, de traditie en de boodschap. Dit alles naar aanleiding van de in september 2020 verschenen nieuwe vertaling in modern Nederlands, en met name het nawoord hierbij, van de Reynaertkenner René Broens, die tot opmerkelijke conclusies komt.

Monddood

Broens (1953) studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven en stond vervolgens meer dan dertig jaar voor de klas. Hij was educatief medewerker bij Bronks, Jeugdtheater Brussel en Villa Kakelbont, Centrum voor Jeugdliteratuur. Hij trachtte in 2015 te promoveren op een dissertatie getiteld Van den vos Reynaerde als sociale parodie op het Johannesevangelie, maar zijn proefschrift werd door de commissie niet unaniem goedgekeurd waardoor het feest niet doorging.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Funeraire cultuur en erfgoed

ACHTERGROND - Het boek Historische moordkruisen in Nederland van funerair specialist en onderzoeker René ten Dam zette mij op het spoor van funeraire cultuur en funerair erfgoed, voor het gemak samen te vatten in de term funeralia, uiteraard eenzelfde soort woord als devotionalia.

Het adjectief funerair komt van het Latijnse funebris: zaken en plechtigheden die tot de begrafenis behoren. Als tweede betekenis geven de woordenboeken minder positieve connotaties: “dodelijk, verderfelijk” en zelfs “betreffende mensenoffer”. Funeralia staat ook in verband met het substantief funus (funeris), waarbij de lexica het erover eens zijn dat het slaat op de dood, sterfgevallen, begrafenisplechtigheden, lijkstoeten en lijken, ja zelfs op moorden, schimmen, ondergang en verderf.

Maar wees gerust, in het Nederlands wordt ‘funerair’ uitsluitend in verband gebracht met alles wat te maken heeft met uitingen rondom de dood in de vorm van begraven, rouw, begrafenissen/crematies. begraafplaatsen, grafmonumenten, zerken en dergelijke. Het Latijnse woord is via het Franse funéraire (begrafenis) in het onze taal terecht gekomen. In onze taal komt ‘funerair’ ook voor in samenstellingen als ‘funeraire kleur’ (dieprood), een ‘funeraire basiliek’ (een basiliek waarin beroemde martelaren begraven liggen) en ‘funerarium’ oftewel een rouw- of uitvaartcentrum.

Grafcultuur

Hebben we hier, speciaal tijdens deze coronapandemie inclusief avondklok, nu te maken met een deprimeren onderwerp ? Dat valt wel mee. Levensgenieter Ramses Shaffy zong het al in zijn liedje Laat me (1978) op tekst van Herman Pieter de Boer: “Ik zal ooit wel een keertje sterven, daar kom ik echt niet onderuit”.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | De ‘arbres à loques’ van Frankrijk

ACHTERGROND - Ik heb de afgelopen tijd op diverse media geblogd over lapjes- en spijkerbomen: bomen waarin kledingstukken van zieken werden en worden gehangen in de veronderstelling dat de boom de ziekte overneemt, absorbeert. Om diezelfde reden worden in bepaalde bomen spijkers gedreven. De plekken zijn soms verbonden met een christelijke heilige, maar het gebruik zelf heeft waarschijnlijk wortels in heidense tijden.

Nederland en België zijn al de revue gepasseerd, en nu tot slot, Frankrijk, waar men deze bomen arbres à loques noemt, lompenbomen. Ook in de insulaire gebieden komt het gebruik nog veelvuldig voor, maar om daar nog een vierde deel aan te wijden gaat mij te ver. Niettemin blijft het een fascinerende traditie omdat het, zeker in deze coronatijd, nog springlevend is.

Sénarpont

De bekendste lompenboom staat wellicht in een bos nabij Sénarpont in het noordwesten van Frankrijk, waarbij overigens sprake is van verschillende bomen rondom een bijzonder simpel kapelletje uit 2002, gewijd aan Saint Claude (of Gleude) en Maria. Volgens de overlevering is Saint Claude al sinds de vijftiende eeuw een beschermheilige gezien door de dorpsbewoners. Bidden vormt dan ook een vast onderdeel van het kledingritueel bij de bomen. Het kapelletje is gebouwd door de grootouders van een klein meisje, dat niet kon praten en niet kon lopen, aldus Louisette Pitau, wier familie eigenaar is van het stuk bos waarin de lompenbomen staan, in een interview in het AD van 30 december 2020.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Het feest van Sint-Stefanus

ACHTERGROND - Tweede Kerstdag is liturgisch gezien de feestdag van Stefanus. Zijn jaartallen zijn niet bekend, maar het jaar 5 wordt over het algemeen ingeschat als zijn geboortejaar terwijl zijn dood ergens tussen 33 en 36 moet hebben plaatsgevonden. Hij komt voor in het bijbelboek Handelingen der Apostelen, in feite het tweede deel van het evangelie volgens Lucas, in de hoofdstukken 6, 7 , 8 en 11.

Zijn Griekse naam betekent ‘kroon’ of ‘krans’ betekent, dus wie hier de zoveelste coronaheilige in wil zien heeft het gelijk aan zijn kant, hoewel Stefanus traditioneel gezien wordt als beschermheilige voor alle beroepen die met ‘stenen’ te maken hebben – hij kwam namelijk door middel van steniging aan het eind van zijn leven -, maar ook van kuipers en bierbrouwers, stalknechten (zie de legende hieronder), kleermakers, koetsiers, scholieren en timmerlieden. Gezien de functie van Stefanus, diaken, zou men verwachten dat hij ook de patroon van de armen zou zijn, maar helaas. Al weten, zoals we nog zullen zien, de Engelsen daar wel raad mee.

Protomartyr

Stefanus geldt als de eerste christelijke martelaar (protomartyr). Volgens het genoemde bijbelboek was hij één van de eersten die werd aangesteld als diaken en wel met de opdracht om de Griekssprekende weduwen te verzorgen en de aalmoezen eerlijk onder hen te verdelen. Er waren in die tijd klachten dat de Joodse weduwen werden voorgetrokken. Stefanus was een hellenistische Jood.

Foto: daisy.images (cc)

Geen bal op tv | de troost van de podcast

COLUMN - Het einde van 2019 werd overschaduwd door de dood van mijn schoonvader. Het begin van 2020 door het nieuws dat mijn schoonmoeder longkanker bleek te hebben. Ik lees in die dagen een aantal stripboeken uit de reeks De Kat van de Rabbijn, over een kat die kan praten nadat hij de papegaai van zijn baas heeft opgegeten.

Omdat de kat verliefd is op de dochter van de rabbijn, wil de kat joods worden. De rabbijn onderwijst hem. De kat begrijpt er weinig van. De rabbijn zegt dat de blik van de kat is vertroebeld door de westerse logos. ‘Een destructief denksysteem’, volgens de rabbijn. ‘Zij voorziet alles van een naam, een etiket, als om te zeggen: deze dingen maken deel uit van mijn systeem, ik heb ze begrepen.’

Maar de dingen zijn niet te begrijpen.

Ik lees ineens poëzie. Ik was nooit zo van de poëzie. Maar sinds de dood van mijn schoonvader ben ik ontvankelijk voor de omwegen die de taal kan de dingen te verwoorden die niet te begrijpen zijn. Ik word op een merkwaardige manier gegrepen door Awater, het lange verhalende gedicht van Martinus Nijhoff, over iemand die na de dood van zijn broer op zoek is naar een reisgenoot. En de gedichten van K. Michel krijgen me ook te pakken. Ik lees in een gedicht over de dood van zijn zus over een zwart ei dat door de graslanden rolt en ‘dat zo niets is als nergens maar kan zijn / zo niets als het gegaap van het heelal / maar slaap kan worden’.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Martenitsa

ACHTERGROND - Deze blog is in zekere zin een vervolg op mijn verhaal van 23 november j.l. over spijkerbomen. Deze zijn een variant op koorts- of lapjesbomen, waarin lapjes of kledingstukken van een zieke worden gehangen in de veronderstelling dat de boom de ziekte overneemt en absorbeert. Met noemt dit verschijnsel ‘sympathie’, van het grieks sumpatheia (gelijke gewaarwording of stemming). ‘Sympathie’ slaat in dit verband op een veronderstelde kracht die maakt dat het één in het verborgene invloed uitoefent op het ander.

Maar dit verschijnsel kan ook omgekeerd worden aangewend. Wat gedacht van wollen of katoenen poppetjes of touwtjes die in de maand maart in een bloeiende bloesemboom worden gehangen in de veronderstelling dat de kracht van de bloei en daarmee de vruchtbaarheid en warmte van de lente overgaat op deze voorwerpen? Andersom komt ook voor: het voorwerp wordt aan een boom gehangen in de veronderstelling dat deze hierdoor vruchtbaarder wordt en bijvoorbeeld meer appels of peren zal voortbrengen.

Het maartfeest

Dat is wat gebeurt tijdens een Bulgaars folkloristisch feest dat ‘Martenitsa’ (van mart, Bulgaars voor ‘maart’) heet. Martenitsa komt voor in meerdere landen van Oost-Europa en de Balkan, met name in Roemenië (Mărtisor), in Servië (in Bosilegrad en Dimitrovgrad, waar veel Bulgaren wonen) en in Macedonië. Ook in Albanië en in Griekenland, maar ik beperk mij hier om praktische redenen tot Bulgarije.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Spijkerbomen

ACHTERGROND - Bomen hebben altijd al tot de verbeelding van de mens gesproken: van de oeroude wereldbomen via de wodanseiken tot de hedendaagse knuffelbomen. Volgens vele fans gaat er van bomen een zekere kracht of energie uit die men zegt te kunnen waarnemen. Ik laat deze niet te objectiveren ervaring graag voor wat ze is, maar feit is dat bomen in de volkscultuur wereldwijd een niet te onderschatten rol spelen.

Boomheling 1918 cc Nordic Museum, Public domain, via Wikimedia Commons

Aan bomen werd en wordt in het volks- en bijgeloof vaak een helende werking toegeschreven. Zo is in bijgaande foto uit 1918 te zien hoe gedemonstreerd wordt hoe een kind door de opening in een gespleten stam van een boom wordt gehaald teneinde hem te genezen van de Engelse ziekte, een botaandoening veroorzaakt door een tekort aan vitamine D, maar dat wist men toen nog niet.

Jezus Eik

Een voorbeeld uit België is de Jezus Eik in het Zoniënwoud bij de hedendaagse gemeente Overijse in Belgisch Brabant. Hier stond een eik, die al verschillende keren door de bliksem was geraakt. Om onheil en de duivel af te wenden spijkerde men een kruisbeeld aan deze ‘duivelseik’ waardoor de boom de bijnaam ‘Jezukens-Eik kreeg’. Na enkele genezingen die aan deze bijzondere plek werden toegeschreven werd de plaats een bedevaartsoord, onder toezicht van de Abdij van Park in Heverlee.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | De bogomiele dodensteden

ACHTERGROND - Dit verhaal is een vervolg op mijn blog van 12 oktober over de Bogomielen in Bosnië. Eerst grijp ik terug op het slot van mijn vorige stuk waarin ik schreef:

De Bogomielen zouden een grote materiële erfenis in Bosnië achtergelaten hebben in de vorm van 60.000 (!) Stećci, grafmonumenten waarvan de necropolis van Radimlja de grootste is. Dat het hier om alleen een Bogomiel verschijnsel gaat wordt tegenwoordig in hoge mate betwijfeld.

De Bosnische dodensteden

Niet alle middeleeuwse dodensteden in Bosnië-Herzegowina hebben dezelfde soort grafmonumenten. Ze kunnen variëren van onversierde, liggende slabs, zoals in Ravno, tot de fraaie monumenten van Radimlja. Het opvallendst zijn de monumenten die aan een huis met een schuin dak doen denken, niet alleen in Radimlja, maar ook op begraafplaatsen als in Mramorje. Ze worden geïnterpreteerd als ‘eeuwigbestaande huizen’, huizen waarin het lichaam van de dode een eeuwige thuis vindt.

Pilasters op de monumenten in de vormen van vereenvoudigde romaanse of Byzantijnse zuilen verraden de invloed van het Romaans of het Byzantijns of beide. Als vormen tussen de ‘slabs’ en de huisvormige monumenten treft men stenen sarcofagen, tal van zerken en losse kruisen aan. Dit laatste is in verband met de Bogomielen merkwaardig, aangezien deze ketterse groepering het kruis niet erkende.

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | De bogomielen van Bosnië

ACHTERGROND - De huidige federatieve republiek Bosnië is één van de meest geplaagde gebieden van Europa, althans vanaf de dood van Tito. Vóór die tijd, ook tijdens de Turkse overheersing van de Balkan, was het gebied weliswaar een ‘melting pot’ van diverse volkeren. godsdiensten en culturen, maar men leefde er vredig naast elkaar. De wederzijdse tolerantie was één van de kenmerken van de Bosnische bevolking. Die heette daarom ook wel ‘de goede Bosniërs’ (dobri Bošnjani).

Ikzelf bezocht het land in officiersuniform in juni 2000 en hoewel het Verdrag van Dayton toen al vier en een half jaar geleden was ondertekend en er dus niet meer gevochten werd, rookten de puinhopen bij wijze van spreken nog na. Het krioelde van de VN-militairen van diverse nationaliteiten, die moesten zorgen dat niet opnieuw een lont in het kruitvat belandde. Deze toestand zou nog even voortduren.

Deze blog gaat niet over het politieke en volkenkundige labyrint, mijnenveld en beerput dat Bosnië en Herzegovina uiteindelijk is gebleken. Het gebied is om meerdere andere redenen historisch bijzonder interessant. Dit verhaal focust op de Bosnische Middeleeuwen, waarin zich enkele opmerkelijke religieuze zaken voordeden. Maar eerst iets over de geschiedenis van Bosnië.

Modern Bosnië

Foto: daisy.images (cc)

Goed volk | Een sagenverzamelaar op de Noordpool

ACHTERGROND - We hebben vroeger allemaal geleerd dat de Noordpool uit ijs bestaat en de Zuidpool uit land, en dat op de Noordpool ijsberen voorkomen en op de Zuidpool pinguïns, maar niet andersom, en dat onder meer daardoor de Noordpool per definitie gevaarlijker is dan de Zuidpool. Nu heb je een geografische en een magnetische Noordpool, maar ook een (noordelijke) poolcirkel die zo’n beetje de grens van dit gebied, dat ver buiten de ‘comfort zone’ van de gemiddelde mens ligt, aangeeft. Boven deze cirkel ligt het gebied waar de zon gedurende een aantal nachten rond 21 juni niet onder gaat, de zogeheten middernachtzon. Hoe noordelijker men komt hoe meer nachten het betreft. Juist dit unheimische gebied heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht op veel avonturiers, zeker toen er nog veel van ontdekt moest worden in een tijd toen er nog letterlijk en figuurlijk veel witte vlekken op de kaart van Arctica en Antarctica waren.

Ik behoor zelf ook tot die avonturiers, maar ondanks gevorderde plannen voor een bezoek aan de Zuidpool is dat er om praktische redenen nooit van gekomen, tot grote opluchting van mijn ouders. Vele avonturiers en ontdekkingsreizigers hebben hun tochten boven of rond de poolcirkel dan ook niet overleefd. Zo vertrok nog in 2004 de ervaren Franse avonturierster Dominick Arduin (1961) per kano vanaf Mys Arkticheskiy in Siberië richting Noordpool, maar van haar is nooit meer iets vernomen noch teruggevonden.

Vorige Volgende