ACHTERGROND - Ik kom graag in Libanon maar dat maakt me niet blind voor minder leuke kanten. Zoals de positie van de vrouw. Die is op het eerste gezicht niet slecht, en dat bedoel ik letterlijk, want wie over straat gaat ziet weinig verschillen met westerse landen. Je vindt vrouwen in elke economische sector. Ze volgen elke soort onderwijs en er zijn geen van overheidswege opgelegde kledingvoorschriften. Vergeleken met de vrouwen in de andere Arabische landen zijn de Libanese vrouwen inderdaad vrij geprivilegieerd.
Als je strikt juridisch kijkt, is het in orde. Zelfs hier bedriegt echter de schijn: pas twee jaar terug is een wet afgeschaft die mannen vrijwaarde van vervolging wegens verkrachting als ze met hun slachtoffer trouwden. Maar goed, die wet is dus afgeschaft en strikt juridisch kon het allemaal een stuk minder.
Als we kijken of vrouwen hun rechten ook kunnen uitoefenen, ligt dat anders. Het World Economic Forum publiceert regelmatig overzichten van gendergelijkheid. Hier is die van het afgelopen jaar en dan staat Libanon er niet best op: 140e op een lijst van 150 landen. Alleen Jemen, Pakistan, Irak, Syrië, Tsjaad, Congo, Mali, Iran en Saoedi-Arabië presteren nog slechter. (Nederland en België zijn 27e en 32e. De Scandinavische landen scoren het best.) Libanon stond in 2010 nog 116e en is dus flink gezakt.
Factoren waarnaar bij dit soort lijstjes wordt gekeken, zijn onder ander het aantal vrouwelijke parlementsleden (momenteel zes van de 128) en het aantal ministers. Ook wordt gekeken naar het percentage vrouwen dat een baan heeft, het aantal banen dat openstaat voor vrouwen, de betaling van die banen, kansen in het onderwijs, gezondheidszorg en levensduurverwachting.
Als het gaat om arbeidsdeelname zitten de Libanese vrouwen in de staart van de tabel en dat geldt ook als het gaat om inkomens. De gezondheidszorg is dan weer redelijk – Libanon is hier een middenmoter – maar educatie is minder. Niet omdat het onderwijs slecht is, maar omdat over de hele wereld de cijfers voor geletterdheid sterk verbeteren en Libanon zijn relatief goede positie in het basisonderwijs niet langer als enige heeft.
Er is wel verbetering. Het eerder dit jaar aangetreden kabinet heeft vier vrouwelijke en zesentwintig mannelijke ministers en wat meer is: de vrouwen hebben geen betekenisloze posten gekregen. Minister van Binnenlandse Zaken Rayya Haffar El Hassan heeft een zware post en Nada Boustani is minister van Energie en Water, wat in een land met permanente electriciteitstekorten en dreigend watertekort een van de urgentste posities is. Violette Khairallah Safadi gaat over emancipatie – haar voorganger was een man – en May Chidiac is verantwoordelijk voor wat administratieve ontwikkeling heet. Als de staatshervormingen hier van de grond komen, zit ze op een sleutelpositie.
En laatste lichtpuntje is nog een incident uit de noordelijke stad Tripoli, waar bij de parlementsverkiezingen Dima Jamali werd gekozen. Dat was tegen het zere been van haar tegenstander, die een klacht indiende over het verloop van de verkiezingen. Waarschijnlijk was dat niet de slimste zet, want Jamali werd opnieuw gekozen. Dat is van enige symbolische betekenis en zeker hoogopgeleide Libanese vrouwen zijn niet van plan genoegen te nemen met minder dan hun van alle zijden is beloofd.