RECENSIE - Afgelopen maand werd me een exemplaar van het Vademecum van de islam toegestuurd met het verzoek of ik het zou willen recenseren.
De islam in 400 begrippen luidt de ondertitel en volgens de flaptekst is het boek bedoeld als naslag voor journalisten, studenten, beleidsmedewerkers en iedereen met een algemene interesse in een onderwerp dat steeds meer de actualiteit beheerst. Een praktische toepassing dus, die feitelijke informatie in kort bestek en overzichtelijk wil aandragen. Er hebben diverse arabisten en islamologen aan meegewerkt. Namen die ik trouwens geen van allen kende (maar dat zegt niks), of Hans Janssen moet een spelfout zijn met een ‘s’ teveel.
Zo’n project leek me geen overbodige luxe, dus toog ik aan het lezen. Om te beginnen de lakmoesproef van alle teksten over de islam:
taqiyya (p. 54). Daar werd inderdaad gezegd dat het een begrip uit de twaalver sji’a was. Sji’ieten mogen, als ze reden hebben om te vrezen voor lijf en leden of have en goed vanwege hun overtuiging, voorwenden geen sji’iet te zijn. De grenzen die aan dit instrument zitten, worden echter niet vermeld: terwille van dat voorwenden mag niet worden gedood en er mag ook niet worden meegewerkt aan het ontstaan van anarchie en rechteloosheid. Dat is een omissie. Dat soennieten tegenstanders zijn van taqiyya wordt wel aangegeven.
Dan volgt er een opmerking over ‘fundamentalisten’. Die zouden juist voorstander zijn van het voorwenden: ter bevordering van de eigen zaak. Dit zou gebaseerd zijn op een uitspraak van Mohammed: ‘Oorlog is bedrog’. Dat laatste is een toevoeging bij het begrip taqiyya dat vaker te horen is in de hoek die ik hier voor het gemak maar even ‘islamkritisch’ noem. De observatie op zichzelf is correct, maar het gaat de strekking van taqiyya ver te boven en het wordt dan ook meestal aangeduid met een ander begrip: kitman. Dat lemma ontbreekt in het boek.
Mijn eerste indruk bleek bij verdere – en systematischer – doorlezing keer op keer te worden bevestigd. Het Vademecum oogt en leest als een naslagwerk dat feitelijke informatie geeft – en dat doet het ook beslist – maar met enige regelmaat zijn er passages in opgenomen die er slechts op gericht lijken te zijn de lezer ervan te overtuigen hoe kwalijk de islam wel niet is. Dat hoort niet thuis in een werk dat beoogt feitelijke informatie te geven.
Hiermee hangt samen dat het Vademecum geschreven is vanuit een essentialistische visie op wat een geloof inhoudt. Het is letterlijk te lezen bij het lemma fiqh (jurisprudentie van het islamitisch recht, p. 12):
Wie wil weten wat de islam denkt over een bepaald onderwerp moet dat gegeven opzoeken in de literatuur van de fiqh.
Maar ‘de islam’ is helemaal niet iets wat denken kan, het is zelfs niet ‘iets’: het is een woord dat we gebruiken om quick and dirty de verzamelde meningen op het gebied van het bovennatuurlijke weer te geven van de groep mensen die zich ‘moslim’ noemen.
Het Vademecum is echter geschreven vanuit de verzwegen vooronderstelling dat ‘de islam’ een omschijfbare verzameling regels, overtuigingen, ge- en verboden is die – eenmaal gekend – min of meer betrouwbaar kunnen verklaren waarom, en wellicht ook beschrijven of zelfs voorspellen hoe, moslims zich in de praktijk gedragen. Dat is een kathedraal van een denkfout, vergelijkbaar met de stelling dat wie weten wil wat ‘het katholicisme’ denkt over voorbehoedsmiddelen, en welke consequenties dat heeft voor de verspreiding van AIDS in Afrika, dat vooral moet navragen bij oudere vrijgezelle heren in één bepaalde wijk van de Italiaanse hoofdstad.
De islam als de theorie achter het praktische gedrag van moslims gaat hand in hand met een ander kenmerk: het onkritische gebruik van biografische informatie over de profeet Mohammed uit de islamitische traditieliteratuur. Het staat er met zoveel woorden in het lemma hadith (p. 13): ‘Van alle stichters van wereldereligies is Mohammed de persoon over wie het meest geweten is.’ Die islamitische traditieliteratuur is een Fundgrube van schokkende verhalen over de profeet, en voor dat doel dus goed bruikbaar. Inmiddels is echter wel duidelijk dat wat ooit over het leven van Mohammed is opgeschreven, als biografisch materiaal en bron van historische en feitelijke informatie hoogst onbetrouwbaar is.
Die in het Vademecum gehanteerde vooronderstellingen zorgen voor een ernstige onevenwichtigheid in het boek. Zo wordt bij de lemma’s dhimma (verdrag p. 143) en dhimmi (verdragspartner p. 144) uitgebreid de theorie uitgelegd van de voorwaarden onder welke niet-moslims onder islamitisch bestuur hun leven als niet-moslim konden voortzetten. Daarbij wordt uitsluitend verwezen naar ‘kleinerende’ en ‘vernederende’ regels die onderdeel waren van het pact tussen moslims en de onderworpen niet-moslims. De rechten die niet-moslims hadden, worden niet vermeld. Er wordt ook niet bij vermeld dat de islamitische praktijk vaak nauwelijks aansloot bij die theorie. Iets wat we nota bene weten uit bronnen die het islamitisch bestuur en de islam bepaald niet gunstig gezind waren.
Wie echter het lemma ‘Ontvoering (slavernij p. 70)’ beziet, treft eerst een strikt theoretische uitleg aan over wat er aan rechtsregels over slavernij bestaat. Daarna volgt de (slordig geformuleerde én onjuiste) stelling: ‘historisch gezien waren de meeste van deze slaven in het Nabije Oosten vrouwen en kinderen (huis- en seksslavernij) omdat in de islamwereld geen grote landbouwgronden bestonden zoals in andere cultuurgebieden’ (cursivering van mij), gevolgd door een uitgebreide opsomming van clubs die nu nog steeds aan slavernij doen: de fundamentalistische overheid van Soedan die huishoudt in het christelijke zuiden, Boko Haram en Islamitische Staat, als zouden dat representatieve vertegenwoordigers zijn van ‘de islam’. Een feitelijk lijstje met islamitische landen waar slavernij inmiddels is afgeschaft, ontbreekt.
Niemand minder dan arabist Hans Jansen (één ‘s’) heeft er nog zó voor gewaarschuwd: je moet niet de theorie van de één vergelijken met de praktijk van de ander. Dat is wel wat het Vademecum doet: waar de theorie de islam negatief afschildert, wordt de praktijk niet genoemd, maar waar de praktijk als kwalijk gekarakteriseerd kan worden, aarzelt men niet dat te doen. Dat principe past het boek consequent toe.
Helemaal bont maakt het naslagwerk het met de opmerking dat in de islam de religie niet gescheiden is van de uitoefening van het wereldlijk gezag, terwijl in het christendom die scheiding wél bestaat (lemma sharia, p. 24). Hier wordt de islamitische theorie vergeleken met een christelijke praktijk die vanaf het concordaat van Worms is ontstaan en daarna met veel pijn en moeite via (onder andere) de Franse Revolutie en de Kulturkampf uiteindelijk is gerealiseerd, of zeg maar gerust: afgedwongen. Dat staat er echter niet bij.
Bij hervormingen in de islamitische wereld wordt dat wél vermeld. Die zijn – aldus het Vademecum steevast – ‘onder westerse druk’ tot stand gekomen. Dat is gedeeltelijk waar. Westerse mogendheden maakten vanaf de negentiende eeuw handig gebruik van de ongelijke status van religieuze minderheden in islamitische landen en wierpen zich op als hun pleitbezorgers. Onder andere het Ottomaanse Rijk heeft geprobeerd die bemoeienis terug te dringen door gelijke rechten in te voeren.
Anderzijds was het westen medio negentiende eeuw allerminst klaar voor legalisering van homosexualiteit. Het Ottomaanse Rijk wél. Azerbeidzjan moge het vrouwenkiesrecht in 1921 onder westerse druk hebben ingevoerd, de vraag is dan wel hoe Zwitserland erin is geslaagd diezelfde druk nog vijftig jaar langer te weerstaan. Ook is die ‘westerse druk’ niet altijd van eenzelfde aard geweest. De Iraanse constitutionele revolutie van 1906 – die werd gesteund door de islamitische geestelijkheid – werd door de Britten en de Russen om zeep geholpen. U zult het allemaal niet vinden in het Vademecum.
Op dit punt aangeland nam ik mij voor me aan te sluiten bij het advies van deze recensie: Het Vademecum biedt nuttige, feitelijke en inhoudelijke informatie over niet-omstreden onderwerpen. Begrippen die u regelmatig in de krant aantreft, raadpleegt u er liever niet in. Maar toen had ik het boek nog niet uitgelezen.
Verder lezend, trof ik enkele passages aan met ronduit rabiate standpunten. Zo wordt onder het lemma Hajj Amien al Hoesaynie (grootmoefti van Jeruzalem tijdens de Tweede Wereldoorlog, p. 147) beweerd: ‘op dit ogenblik woedt onder historici de kwestie in hoeverre deze man invloed heeft uitgeoefend op Hitlers beslissing tot judeocide’. Dat is lariekoek waar geen enkele serieuze historicus over spreekt, of het moet zijn om te protesteren tegen aperte geschiedvervalsing. U leest hier en vooral hier hoe het werkelijk zit.
Zo zouden vijf Arabische legers de nieuw uitgeroepen staat Israel in 1948 ‘genocidair’ hebben aangevallen, ‘een exercitie die ze later (1967 [sic!], 1973; ten dele tijdens de intifada’s tussen 2000 en 2005 en door de duizenden raketinslagen zouden herhalen’ (lemma Israel, p. 153). Over het door Israel bezette Palestijnse gebied wordt onder het lemma Hamas (p. 148) beweerd dat het ‘internationaalrechtelijk enkel als “betwist gebied” kan worden aangemerkt’. Hoe komt het toch dat ‘islamkritiek’ zo vaak samengaat met pro-Israel-propaganda?
Met grote regelmaat vielen mij formuleringen op waar ik me eigenlijk nog drukker over maakte dan al het bovenstaande, omdat ik me daardoor niet meer aan de indruk kon onttrekken dat in het Vademecum sprake is van kwade wil. Twee voorbeelden van buitengewoon sluw gepraat:
In het lemma dhimma (p.143) wordt toegelicht dat het verdrag tussen door moslims overwonnen niet-moslims en hun nieuwe heersers de onderworpenen vrijwaart van verdere militaire acties. Dat wordt als volgt verwoord:
De bescherming was wel in de eerste plaats een bescherming tegen de jihad (dood, plundering, verdrijving, slavernij, gedwongen bekering) van de moslims …
Dat stukje tussen haakjes, het is natuurlijk feitelijk correct dat oorlog gepaard gaan met allerlei vreselijke zaken, maar hoe noodzakelijk is zo’n opsomming? Dit is – om met Aristoteles te spreken – geen logos, maar pathos, bedoeld om stemming te maken, niet te informeren.
Ten slotte wijdt het Vademecum opvallend veel tekst aan zowel theorie als praktijk van slavernij in de islamitische wereld. In één van die passages (lemma slavernij: vandaag, p. 168) trof ik deze raadselachtige zin aan in een uitgebreide beschrijving van slavernij van niet-moslims onder jihadistische groeperingen:
Onder de ondertussen afgezette Egyptische president en moslimbroeder Mohammed Morsi vond het eerste ‘sex slave marriage’ plaats, waarbij de bruid ten dele naakt was om ze te onderscheiden van moslimvrouwen.
De voor de hand liggende vraag is natuurlijk wat een slavin doet in Egypte en waarom er een ‘marriage’ georganiseerd moet worden met een slavin, aan wier meester immers – aldus het Vademecum – het seksuele gebruik sowieso is toegestaan (lemma slavernij: algemeen, p. 167). Maar ik viel over het woordje ‘eerste’, dat wil aangeven dat hier geen incident beschreven wordt, maar een eerste voorval in een reeks die we onder islamitisch bestuur hadden kunnen verwachten.
Ik raad u het boek dus van harte af. Niet omdat er niets zinnigs in zou staan, maar omdat ik op grond van wat ik wél kan controleren en le ton qui fait la musique ernstig wantrouw of wat wel feitelijk correct oogt, ook inderdaad wel kosher is.
Reacties (17)
Leuk feitje: een van de auteurs is Wim van Rooy, iemand die fijn tegen Geert/VB aanschurkt…
Wim van Rooy?? Dan weet je het al eigenlijk.
Het tegenovergestelde van ‘iets’ is ‘niets’. Om nu te beweren dat de islam ‘niets’ is, dat gaat mij nu even te ver. De islam is ook geen woord wat we gebruiken om verzamelde meningen op het gebied van het bovennatuurlijke weer te geven.
De islam als mening? Mag ik even in lachen uitbarsten? Islam is een geloof, dat zal de auteur toch ook niet onbekend zijn? Het kenmerkende van ‘geloof’ is dat men iets aan neemt zonder (deugdelijk) bewijs. Anders zouden we het wel wetenschap noemen.
En het kenmerkende van ‘iets’ is dat het ‘iets is wat zich voordoet’.
We kunnen dus stellen dat ‘de islam’ ‘iets’ is wat zich in een moslim voordoet, dan wel kan voordoen. Wil je echt zinnig over ‘de islam’ een discussie houden, dan dienen we de zaken wel juist te benoemen.
En op zich is ‘de islam’ voor niet-moslims helemaal niet zo interessant. Waarom spreken we er dan zo veel over? Zou het de willekeurige niet-moslim echt wat kunnen schelen wat een ander gelooft? Het antwoord hierop is dat een groep moslims zich duidelijk aards manifesteert. IS bijvoorbeeld. Dat wordt door niet-moslims als bedreigend ervaren. Door de plaatselijk aanwezige moslims ook trouwens.
Het heeft voor ons als niet-moslims ook niet zo veel zin om koran teksten door te spitten. Sommige moslims lezen die teksten letterlijk, anderen zijn alleen bezig met het bovennatuurlijke en lezen de teksten weer anders.
Raar trouwens dat noch op de webpagina van de uitgeverij over het boek noch in de inkijkversie daarbij de namen van de individuele auteurs te vinden zijn. Heeft iemand een lijst?
Tja, taal is ook ‘iets’ wat zich in een mens kan voordoen, en taal is goeddeels voorgevormd door het gebruik van eerdere generaties; toch wordt een taal hoofdzakelijk bepaald door het concrete gebruik ervan, door levende mensen die zich ervan bedienen.
Iets dergelijks bedoelt Richard Kroes ook te zeggen: de islam zoals Nusrat Fateh ali Khan (een zeer populaire Pakistaanse sufi-zanger) die praktiseerde is een andere dan de islam zoals we die aantreffen bij de Deobandi-fundamentalisten. De islam van een berberomaatje in De Rif is een andere dan zoals we die aantreffen bij de wahhabitische Saoedische geestelijken. De islam van mijn Turkse groentenboer is een andere dan de islam van een of andere Somalische piraat.
En ga zo maar door. Het idee dat je het ‘wezen’ van de islam zou kunnen destilleren uit de koran en de hadieth, of uit middeleeuwse handboeken vol islamitische jurisprudentie botst nogal op de enorme geschakeerdheid waarmee moslims door alle tijden heen en op tal van plaatsen de islam gestalte hebben gegeven.
@5:
Helemaal mee eens, dat maakt de ‘islam-discussie’ ook zo oninteressant. Vaak vergelijk ik ‘de staat van de islammen’ met 15e en 16e eeuwse Europese christelijkheid. Het Christendom zoals in Spanje, met haar inquisitie en aanval op joden en moslims, was niet het geloof van Erasmus. En ook toen waren er zeer veel godsdienstoorlogen waar vooral christenen zelf last van hadden. Die christendom kan je ook niet aan de hand van wat concepten reduceren tot een overzichtelijk boekje.
Hetzelfde geldt voor de huidige ‘islammen’. Nu ben ik zelf zo anti-geloof als maar kan, dus het liefst heb ik een atheistische samenleving. Maar zoals er nu tegen ‘de islam’ gebeukt wordt is kortzichtig en dom. Houd fanatiekelingen buiten de deur, maar dat geldt net zo voor alle andere geloven. Kijk eens naar de mormonen met hun polygame semi-kindbruidjes in Amerika (ja, mijn vrouw kijkt TLC), die sporen ook niet terwijl zij nog wel het fatsoenlijke uithangbordje zijn.
We kunnen dus ‘de islam’ omschrijven als een verschijnsel met meerdere en soms zelfs tegengestelde kenmerken. Je kunt dus het ‘wezen’ van de islam wel destilleren als je daar rekening mee houdt. Het kenmerkende van de sufi-moslim is de hang naar het spirituele, naar de vereniging met Allah. Hier staan niet-moslims buiten omdat dat een individueel proces is. Wat weliswaar ook collectief beleeft kan worden, maar dan nog staan we er als niet-moslims buiten.
Fundamentalisten is andere koek. Het kenmerkende van fundamentalisten is dat zij terug gaan naar het fundament. En dat fundament is de koran, Mohammed en nog wat zaken die als gezaghebbend worden beschouwd. Je kan fundamentalisten als ‘letterlijken’ beschouwen. En dat uit zich in wereldse zaken als scheiding tussen mannen en vrouwen, kledingvoorschriften en nog tal van andere voorschriften.
Fundamentalisten en sufi-moslims zijn dus tegengestelde kenmerken van dezelfde islam. In Mali (en ook Egypte tijdens de ‘Arabische lente’) hebben we gezien dat fundamentalisten zelfs sufi’ s vervolgden en hun heiligdommen vernielden. Het is duidelijk dat fundamentalisten zich geroepen voelen om aardse zaken na te streven. En niet-fundamentalisten hebben heel wat te stellen met de reli-ideologie die zij uitdragen.
@4: Het noemen van namen van auteurs voor een als naslagwerk gepresenteerd boek met de neutrale titel Vademecum zou afbreuk kunnen doen aan de schijn van objectiviteit
@4: R. Hauman ; W. van Rooy ; P. Derie
@8 en toch is het in wetenschappelijke naslagwerken gangbaar de auteurs van bijdragen te noemen, en geven ook ouderwetse papieren encyclopedieën altijd voorin uitgebreid namenlijsten — omdat autoriteit ook van belang is (en objectiviteit niet meer of minder wordt met een naam erbij, zou ik zeggen).
@9 hmm, niet echt de top van het vakgebied in Nederland en België inderdaad, en Derie en vooral Hauman zijn wonderlijk bijna onzichtbaar in de wereld van google, dat krijgen weinig wetenschappers voor elkaar. Dus dat @0 ze niet kent ligt niet aan hem, vermoed ik.
@9: Die auteurslijst, dat kan beter:
Remi Hauman: LinkedIn profiel;
Peter Derie: Universitair Centrum Talenonderwijs;
Machteld Allan: Universiteit Leiden;
Ruben Gischler: Vaag figuur, Google search;
Hans Janssen: naam niet discriminerend genoeg;
Koenraad Elst: Lastig, maar ik vermoed deze;
Pieter Van Ostaeyen: eigen webstek;
Esther Van Bavel: ik vermoed deze op LinkedIn, verder vaag;
Leen Vansteenkiste: KU Leuven en vertaler;
Wim van Rooy: Wiki en bij Niemöller;
Lieven Van Mele: LinkedIn en in de krant en essay.
(auteurslijst: bron)
Conclusie: het is vooral een Belgische oefening met beginnende en werkeloze vertalers, rechtse partijen en katholieke universiteiten. Blast from the past : Katholieken hè… Manipulatie en intrige alom. Islamieten zijn ketters hè.
Verbazend dat je je hier voor leent @Richard.
Een comment van mij in moderatie.
Graag even checken @redactie.
@12
Tariq Ramadan : https://nl.wikipedia.org/wiki/Tariq_Ramadan#Studies_van_zijn_opvattingen
Bassam Tibi :
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bassam_Tibi
Volgens mij kan je alleen al over hoe de koran te vertalen naar westerse normen en waarden ook eindeloos filosoferen .
Islam Theologie : https://en.wikipedia.org/wiki/Schools_of_Islamic_theology
In het engels is veel en veel meer info te vinden .
@7 https://www.youtube.com/watch?v=TLvq5U-X6BM
Het is mij een raadsel dat zulke recensies in deze tijd nog geschreven worden: je leert er niets uit, noch over de islam, noch over het boek. De opmerking over ‘essentialisme’ (een non-argument) zijn trouwens typisch voor apologetische islamliteratuur en komen nooit voor in serieuze academische kritiek.
Ik blijf me verbazen d&t er nog steeds niet over de islam als ideologie kan gesproken worden, alsof alle problemen gerelateerd aan jihad en sharia (fiqh) wereldwijd niet bestaan, alsof religies geen unieke kenmerken hebben, en hun ideologie geen gevolgen. Hoe geborneerd kan je zijn.