OPINIE - Toen ik op kamers ging wonen in Amsterdam, kreeg ik van mijn ouders een tweedehands kleurentelevisie voor Sinterklaas. Een enorm bakbeest in een fraaie houten kast waar je nog naar toe moest lopen om van zender te wisselen.
In het studentenhuis waar ik woonde, was het de enige beeldbuis en hij deed dus intensief dienst tijdens EK’s en WK’s voetbal. Zo heb ik die ene goal van Van Basten in 1988 nog meegekregen. En de buitenspelregel. Verder heb ik niets met voetbal.
Toen het bakbeest overleed, ben ik erin geslaagd een tweedehands zwart-wit televisie te scoren. Ook één waar je bij zenderwisseling naar toe moest lopen. Die is meeverhuisd naar mijn eerste woning en begaf het tijdens een bezoek van mijn goede vriend Niall uit Dublin. Zijn opvolger – eveneens zwart-wit en van de handbediening – brandde door tijdens één van Nialls volgende bezoeken aan Amsterdam.
Ik ben Niall bijzonder dankbaar, al had hij met het begeven van beide apparaten niets te maken, behoudens dan zijn toevallige aanwezigheid. In de maanden voor het ter ziele gaan van het laatste apparaat was ik me al in toenemende mate gaan ergeren aan het aanbod. Eigenlijk keek ik alleen nog maar naar de BBC, maar ook daar raakten de programma’s waar ik graag naar kijk, steeds dunner gezaaid.
Waarom keek ik eigenlijk nog? Het antwoord is simpel: ik ben één van die mensen die onmogelijk níet kunnen kijken naar een beeldscherm waarop iets beweegt. Thuisgekomen zette ik de verrekijk aan uit gewoonte en dan bleef ik de rest van de avond kijken naar wat er zoal werd voorgeschoteld, min of meer vanuit Wim Kans beschrijving van televisie kijken: ‘Wachten of het soms leuker wordt.’
Tegen de tijd dat het derde apparaat dood ging, was ik er een soort van trots op dat ik mijn hele leven lang nog nooit voor een TV had betaald en die traditie wilde ik niet onderbreken. Nu er echter even niks gratis te vinden was, had ik geen televisie. Ik besloot hem gewoon niet te vervangen. Het kostte me een week of vier om daaraan te wennen. Ineens had ik ’s avonds niks meer te doen en moest ik alternatieven verzinnen.
Een paar jaar later had ik twee talen geleerd, mijn VWO-wiskunde ingehaald, een boek geschreven, enkele cursussen opgezet en gedurende dat alles ook mijn stamcafé behoorlijk gespekt. Zeeën van tijd bleek ik te hebben zonder TV. Ik miste het totaal niet meer. Wat écht interessant was, kon je kopen op DVD en in je eigen tijd bekijken (op de laptop).
In ons huis staat nu weer wel een TV, mijn vrouw wilde er graag één hebben. Maar eigenlijk staat hij maar drie keer per jaar aan, waarvan één keer met Oud en Nieuw om met de rest van de tijdzone te kunnen aftellen. De andere twee keer is als er iets belangrijks of spannends gebeurt. De laatste keer was een olympische race van Daphne Schippers. Voor de rest wordt het ding exact gebruikt als vroeger: om DVD’s op te kijken.
Reacties (3)
Ach ja, een oud verhaal: TV, wat motten we ermee? (dat rijmt!)
Tja. Ik behoor ook tot de TV-lozen en als ik toch eens wat zie, merk ik dat ik er weinig aan vind.
Desondanks: ik heb op een Romeinse hotelkamer ademloos zitten kijken naar Breaking Bad. Ik zal ook niet snel zeggen dat TV echt alleen maar rommel is.
Tja, hier ook. Hoewel ik best veel tv kijk: maar dan wat ik zelf download, en op de tijdstippen die mij het beste uitkomen.
Bijvoorbeeld tijdens het forensen op de laptop: een uur heen, een uur terug is toch iedere dag weer een uurtje of twee. Maar wel WAT ik wil, WANNEER ik wil.