ACHTERGROND - Jemen komt, zoals ook vorige week het geval was, vaak in het nieuws vanwege terrorisme of ontvoeringen van buitenlanders. Wat men misschien niet weet is dat Nederland al ruim 30 jaar actief meewerkt aan de ontwikkeling van het land en als ‘sadiki’, oftewel vriend wordt beschouwd. Vice Versa sprak met ervaringsdeskundigen die al geruime tijd in het land actief zijn en kreeg tips voor een succesvol ontwikkelingsbeleid in Jemen.
Jemen is als fragiele staat één van de vijftien partnerlanden van Nederland. Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) investeert in de periode 2012-2015 in totaal ruim 80 miljoen euro, waarvan het meeste in seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en watermanagement. Het land kent de hoogste bevolkingsgroei in de regio, maar tegelijkertijd de laagste waterproductie in de wereld en de toch al slechte oliewinning is door de onlusten van de Arabische Lente verder achterop geraakt. Na de protesten staat het land sinds 23 november 2011 onder leiding van de voormalige vicepresident Abd Rabbuh Mansur Hadi.
Waar Hadi kampt met een tekort aan primaire levensbehoeftes als water en olie, heeft het van de ex-dictator Saleh een politiek systeem geërfd gekenmerkt door uiteenlopende belangen tussen lokale, regionale en nationale regeringen en corruptie. Wat heeft Nederland op het gebied van ontwikkelingsbeleid in Jemen gedaan en hoe zou Nederland in het turbulente heden van toegevoegde waarde kunnen zijn?
Lokaal niveau niet bereikt
Op de vraag wat de gewone Jemeniet van de Nederlandse hulp gericht op het gebied van SRGR merkt, antwoordt Ahmed Al-Khatary uit Sana’a, Jemen en als vrijwilliger actief binnen de Yemeni Association for Reproductive Health (YARH) via Google Hangout: ‘Helemaal niets. Alleen de overheid en organisaties in het veld profiteren hiervan, maar het bereik naar burgers laat veel te wensen over. Waar veel andere organisaties vrijwilligers vaak enkel inzetten om vooraf opgestelde en besloten projecten uit te voeren, luistert de YARH gelukkig naar onze ervaringen uit het veld en past het beleid daar op aan.’
Het probleem is namelijk, zo legt Al-Khatary uit, dat er weinig bewustwording is onder een groot deel van de Jemenitische samenleving en in het bijzonder op het platteland. ‘Veel mensen daar zijn niet op de hoogte van het belang van de geboden gezondheidszorg, of weten simpelweg niet eens dat er behandelingscentra aanwezig zijn. In de praktische uitvoering merken wij ook dat veel vrouwen geen hulp mogen zoeken van hun man omdat er enkel mannelijke dokters aanwezig zijn. Het zou goed zijn als zowel het idee als de werking van SRGR geïntegreerd zouden worden in het nationale onderwijssysteem en ook invloedrijke religieuze actoren het belang hiervan in gaan zien.’
‘Het is gewoon een kwestie van goed daten’
Siemen Veenstra, project-directeur bij Vitens Evides International (VEI), onderkent de situatie met de zwakke nationale overheid in Jemen. VEI is een Nederlandse organisatie op het gebied van watermanagement die ontwikkelingslanden helpt om de watervoorziening te verbeteren en tussen 2007-2011 een groot project met een waterleidingbedrijf in Ta’izz, Jemen aanging. ‘Drinkwaterbedrijven in Jemen verkeerden in grote nood, er waren grote tekorten en lekverliezen en het watermanagement moest enorm verzakelijkt worden. Wij hebben inzichtelijk gemaakt waar verbeteringen gehaald kunnen worden, maar Jemen is een relationeel ingerichte samenleving waar op een gegeven moment persoonlijke belangen een belemmerende rol gaan spelen.
In ons geval betekende dit bijvoorbeeld dat er 300 man op de loonlijst van het waterbedrijf in Ta’izz stonden die geen enkele functie hadden, maar wel rondliepen op de compound. Of lag de gouverneur dwars, simpelweg omdat hij meerdere belangen had. Mede hierdoor hebben we helaas nauwelijks een partij gevonden die bereid en in staat was om onze kennis en kunde verder door te voeren.’ Als VEI terugkeert in Jemen dan wil Veenstra de garantie dat er een gezamenlijke agenda gevoerd wordt, waarin alle betrokken partijen bereid zijn mee te werken. In het agenderen van die boodschap is de Nederlandse overheid ontzettend belangrijk.
‘Nederland heeft een langlopende traditie met Jemen qua samenwerking op het gebied van watermanagement en VEI heeft enorm veel bruikbare expertise, maar het is eigenlijk een kwestie van goed daten: wil jij hetzelfde van mij als ik van jou? Tot op heden hebben we nog niet opnieuw het contact opgebouwd met Jemen of de Nederlandse ambassade dat invulling aan deze vraag geeft. En dat is jammer, want onveiligheid ontstaat op plekken waar mensen niet aan hun primaire behoeftes kunnen voldoen’, besluit Veenstra.
Actievere rol Nederlandse ambassade
Yannick du Pont, directeur van SPARK, is net terug uit Jemen. SPARK is een ontwikkelingsorganisatie die werkt ter ondersteuning van de MKB-sector in fragiele staten en de link zoekt tussen veiligheid, stabiliteit en economische ontwikkeling. In Jemen is ruim 80% van de werknemers werkzaam in de landbouw en maar liefst 90% van het water wordt gebruikt voor de agrarische sector. Deze sector levert echter slechts een bijdrage van 10% aan het Bruto Binnenlands Product. Du Pont: ‘In het kader van de Wederopbouw 2012-2015 van BuZa zijn wij dan ook bezig met een landbouw- en ontwikkeling waardeketenprogramma. Daarbij kijken we hoe je de landbouwwaardeketen activiteiten in verband kunt brengen met de stabilisering van relaties tussen verschillende bevolkingsgroepen. Er loopt reeds een pilot in de aardbeiensector en we zijn aan het kijken hoe we bestaande bancaire en microcrediet instellingen kunnen ondersteunen in het opzetten van islamitische financiering voor het lokale MKB.’
In een land als Jemen wordt het nieuwe samenhangende beleid van hulp en handel uit Nederland volgens Du Pont toegejuicht: ‘Niet alleen in Jemen. Er zijn heel veel landen, overheden, lokale instellingen en bedrijven in fragiele landen, die zelf ongelofelijk graag hun economie op poten willen zetten, veel liever dan telkens weer een zak geld krijgen met allemaal voorwaarden eraan verbonden. Maar werken in fragiele staten is niet zonder risico’s, zo heeft onze verantwoordelijke man in Sana’a als een van de laatsten gesproken met het in juni ontvoerde Nederlandse stel [red. Journaliste Judith Spiegel en haar man werden begin juni in Sana’a ontvoerd] en was er recent nog een schietpartij voor ons regiokantoor in de hoofdstad.’ Tel daarbij op de huidige berichtgeving over terroristische dreigingen in Jemen.
In dat kader hoopt Du Pont op verregaand geïntegreerd beleid. Want als onveiligheid voortkomt uit een gebrek aan economische mogelijkheden, dan is het zeker in een fragiele staat als Jemen volgens Du Pont van belang dat er coherent beleid gevoerd wordt: ‘De Nederlandse ambassade in Sana’a zou alle partijen die Nederland financiert op het gebied van economische ontwikkeling op maandelijkse basis voor twee uur bij elkaar moeten brengen. Niet alleen om activiteiten op het gebied van economische ontwikkeling te coördineren, maar ook om te eisen deze verdergaand te integreren. Dat is vrij omstreden met alle eigen belangen, maar de versnippering en het gebrek aan afstemming is nog steeds te groot. Nederland zou daarin als voorbeeld voor andere landen kunnen dienen.’
Veenstra van VEI gaat nog een stap verder en denkt op Europees niveau: ‘Wil je echt krachtig beleid voeren dan zouden alle Europese geldstromen op het gebeid van hulp, wellicht thematisch onderverdeeld, richting Jemen in één Europese portemonnee moeten.’
Nationale Dialoog
Gevraagd naar het grootste probleem van Jemen antwoord Al-Khatary zonder twijfelen: ‘Werkloosheid. Weinig Jemenieten maken bijvoorbeeld kans op een lening voor het opzetten van een eigen bedrijf en daarnaast is er te weinig hulp vanuit de overheid.’ Een grondwet zou Jemen een stap vooruit moeten helpen. Sinds maart 2013 is een National Dialogue Conference, bestaand uit 565 leden, bezig om een conceptgrondwet op te stellen die in november via een referendum aan de bevolking zou moeten worden voorgelegd.
Coen van Haeringen is werkzaam bij PUM Country Co-ordinator Middle East Region, een non-profit organisatie die vrijwilligers inzet om MKB-bedrijven uit ontwikkelingslanden en opkomende markten te adviseren en ruim tien jaar actief was in Jemen. Van Haeringen: ‘Doordat wij bedrijven in Jemen kunnen adviseren ontstaat er ook weer een relatie met het Nederlandse bedrijfsleven. Hulp kun je bij ons zien als kennis die wordt overgedragen, voornamelijk van onze vrijwilligers (senior experts) die al dertig jaar ervaring hebben in het bedrijfsleven. Daarmee kunnen ze een ondernemer ondersteunen om het bedrijf meer te laten groeien en daarmee helpen ze indirect de lokale en uiteindelijk nationale economie. Wij richten ons wat dat betreft niet op overheidsbeleid, maar specifiek op individuele ondernemers.’
Vanwege de onveilige situatie werd het PUM programma echter twee en een half jaar geleden stopgezet. Er werd overwegen om het programma weer op te starten, maar vanwege de ontstane onveiligheid in de afgelopen twee weken is dat voornemen voorlopig onhaalbaar.
Nadat vele Westerse landen vanwege terreurdreiging hun ambassades en consulaten in Jemen afgelopen week tijdelijk sloten en hun personeel terughaalden, is het afwachten hoe de situatie zich in Jemen verder zal ontwikkelen. Du Pont sluit af: ‘Het is zeer belangrijk de rule of law te ontwikkelen, politie op te leiden, het leger te versterken, maar alles valt of staat met economische groei. Zonder economische groei geen ontwikkeling en zonder ontwikkeling geen veiligheid.’
Dit stuk verscheen eerder op ViceVersa.
Reacties (7)
´Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) investeert in de periode 2012-2015 in totaal ruim 80 miljoen euro, waarvan het meeste in seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en watermanagement. Het land kent de hoogste bevolkingsgroei in de regio´
Volgt Nederland ook in Jemen zijn oude roeping subs. zijn fallisch instinct, namelijk het veroorzaken van bevolkingsexplosies?
Verder lijkt mij dit verhaal ook in alle andere opzichten een en al pleidooi contra ontwikkelingshulp.
Ze zouden in Jemen eens wat minder water moeten gebruiken voor de qat-landbouw…
@1 Nee.
@2: Ligt eraan. Als er aan die qat een beetje redelijk verdiend wordt dan is het misschien juist wel de moeite waard om er water aan te spenderen.
@1: De eerste reactie, een minnetje voor het artikel en een plusje voor zichzelf, Hpax werpt zijn volle gewicht in de strijd.
Dat bedrijfsmatige beslissingen gehinderd worden door belangen van enkelingen of groepen (oftewel: cliëntelisme) is niet alleen in Jemen een probleem.
Je zou verwachten dat een belangrijke geldschieter zijn gewicht in de schaal kan leggen, maar dat vergt in de eerste plaats dat de geldschieter een coherent beleid voert.
De suggestie om dit op Europees niveau te doen, is natuurlijk nog beter.
Verder vind ik opvallend dat de landbouw maar 10% van het BNP opbrengt, terwijl 80% van de bevolking er werkt.
Is die andere 20% van de bevolking zo productief?
Of komt 90% van het BNP door de uitvoer van olie, en is het BNP gewoon schrikwekkend laag?
Overigens denk ik dat als 80% van de bevolking in de landbouw werkt, het van groot belang is dat het land in zijn eigen voedselproductie voorziet.
En dat voor voedselproductie water nodig is, lijkt mij normaal.
Grappig dat er nog steeds mensen zijn die het woord ‘hulp’ gebruiken, terwijl het gaat om economische belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, ook wel met het woord ‘samenwerking’ aangeduid.