Wat kan een computer het vermogen om te doen leren?
Er is belangrijk nieuws in een van de heftigste taalkundige discussies van de afgelopen vijftig jaar. We doen even een experiment met het taalmachientje onder je hersenpan. Wat betekent de volgende zin?
- Wat geloof jij dat de actrice gisteren gekocht heeft?
De vraag is nu: wat is het lijdend voorwerp van gekocht? Dat is als je Nederlands spreekt hopelijk geen ingewikkelde vraag: dat is wat. Het staat weliswaar ver naar voren, maar vraagwoorden plaatsen we nu eenmaal naar voren in de zin. Maar neem nu de volgende zin:
- Wat deel jij de overtuiging dat de actrice gisteren gekocht heeft?
De zin zou min of meer hetzelfde moeten betekenen als de vorige – de zinnen ‘ik geloof dat de actrice dit gekocht heeft’ en ‘ik deel de overtuiging dat de actrice dit gekocht heeft’ zijn parallel aan elkaar, en er wordt op parallelle manier een vraag van gemaakt– maar dat doet hij niet. Hij betekent niks.
De reden daarvoor, ontdekten taalkundigen meer dan vijftig jaar geleden is dat ‘jouw overtuiging dat…’ een zelfstandignaamwoordgroep is, en ‘geloof jij dat..’ een werkwoordgroep. Om de een of andere reden kan er geen relatie bestaan tussen een werkwoord en zijn lijdend voorwerp als dat werkwoord ingebed is in een zelfstandignaamwoordgroep en het lijdend voorwerp niet.