Royal Baby
COLUMN - De Britten hebben sinds gisteren een troonopvolger. Vier uur na de geboorte, zo’n beetje precies op prime time – en dat mag u toeval noemen maar dan zijn we het oneens – kregen we bericht vanuit Paddington of Islington of Kensington of whatever. Het is een jongetje. Welcome to the Truman Show, knul.
Wij worden opgevoed met de gedachte dat een prins of prinses zijn zo’n beetje het hoogst (on)haalbare is. Prinsen en prinsessen figureren in sprookjes als onwezenlijk mooie, onnoemelijk wijze en ontzettend lieve mensen en het komt dan ook niet snel in ons op om het leven van een jonge troonopvolger vanuit een negatief standpunt te bekijken. Jawel hoor, denkt u nu, republikeinen genoeg die vinden dat ze maar een baan moeten zoeken. Maar dat bedoel ik niet. Natuurlijk hebben ze “alles” en zijn ze stinkend rijk en zo, maar hoe vrij is het jochie?
Want stel je nou voor dat de jonge Windsor een baan wil zoeken. Over vijf jaar wil hij brandweerman worden, zoals we allemaal wel wilden op die leeftijd. Het hoogst haalbare voor hem is echter dat ze hem in een ceremonieel brandweeruniform hijsen om Beschermheer der Britse Brandweer te worden. In die functie mag je hooguit een brandje blussen in een trainingscentrum, scherp gecontroleerd door professionals die echt brandweerman mochten worden. Vijf minuutjes voor de photo op, babbeltje met de commandant, klaar, op naar het volgende lint om door te knippen.