Vrijdenkersruimte is Haagse folklore
Klonk toen best sympathiek, zo’n vrijdenkersruimte. Een plek voor denkers, wier vrijheid van meningsuiting werd beknot, met werk van Gregorius Nekschot, Aram Tanis en natuurlijk Theo van Gogh. Maar het principiële probleem ervan – de maat van de ruimte – toont een wel heel oppervlakkig idee van democratie.
Een vrijdenkersruimte zegt: komt allen hier, door intolerantie achtervolgde kunstenaars, hier kunt u uw werk veilig tonen! En als een liberale moslim dat zegt onder het regime van de sharia, of een Duitser tegen Joodse kunstenaars onder de Nazi’s, dan is dat heldhaftig. Maar als een politicus van welke partij dan ook, dat zegt in het Nederland van nu, dan is hij vast als een onnozele uitzendkracht te werk gesteld in ons huis van de democratie. Want zo’n ruimte zegt: hierbinnen is het veilig. Maar impliceert: daarbuiten dus niet. En dat is in een democratie een probleem.
De vrijdenkersruimte van onze democratie dient niet voor de landsgrens op te houden. Het beschikbaar stellen van een VVD leeskamer en een gang van de PVV, binnen de beveiligde Haagse binnenwereld, was niets anders dan de capitulatie van het idee dat die vrijheid er in ons hele land moet zijn. De eerste die die conclusie moeten trekken en niet met minder dan dat genoegen moeten nemen, zijn diezelfde politici.