Nederland biedt de kinderen van vluchtelingen momenteel onvoldoende onderwijs aan. Het kabinet overweegt noodmaatregelen: ook ongediplomeerden mogen voor de klas staan. Dat is des te gênanter omdat Nederland een welvarend land is dat, ondanks alle publiciteit, geen werkelijk vluchtelingenprobleem kent. De overgrote meerderheid van de vluchtelingen blijft immers in de regio en hoopt snel terug te kunnen keren.
Onlangs luisterde ik in Libanon, een land met ruim vier miljoen inwoners en anderhalf miljoen vluchtelingen, naar een lezing over het onderwijs dat men daar verzorgt voor ongeveer 600.000 Syrische kinderen. Los van het feit dat onderwijs simpelweg een mensenrecht is, is het belangrijk kinderen, al is het maar voor enkele uren per dag, weg te halen uit een vluchtelingenomgeving. Gebeurt het niet, dan worden de kinderen ingezet als goedkope arbeiders. Of te jong uitgehuwelijkt.
Uitdagingen
De onderwijzers staan voor diverse uitdagingen, waarvan de eerste financieel is. De Syriërs konden al nauwelijks betalen voor transport en leermiddelen; de economische crisis in Libanon heeft die problemen verder verscherpt. De gezinnen zullen eerst moeten betalen voor het eten en pas daarna voor het onderwijs. Aan de Libanese zijde is nauwelijks geld om de docenten te betalen, al heeft een recente staking wel geleid tot een verbetering van hun inkomen. Gedurende die staking was het onderwijs natuurlijk onderbroken.
Een tweede complicatie is dat het Syrische onderwijs niet hetzelfde is als het Libanese. Een simpel voorbeeld: Libanon is de facto drietalig (Arabisch, Frans en Engels) en voor sommige vakken zijn de leermiddelen in de bovenbouw niet het Arabisch leverbaar. Wat voor de Arabischtalige, soms halfgeletterde Syriërs lastig is.
Wat is bereikt
En toch. Er lopen diverse programma’s waarmee de UNHCR en UNICEF weten te verhinderen dat een complete generatie verloren gaat. Heel basaal is Basic Literacy and Numeracy, dat zich richt op kinderen van 10 tot 14 jaar oud. Sommige daarvan hebben domweg nooit een kans op onderwijs gehad en kunnen nog niet lezen, schrijven en rekenen. Alleen al om dit programma kun je blij zijn: kinderen die kunnen lezen, kunnen eventueel zichzelf bijscholen. Leer een kind lezen en geef het vier armen.
Niet helemaal irrelevant: er is natuurlijk ruimte nodig. Vaak worden dezelfde scholen tweemaal per dag gebruikt: in de ochtend voor de Libanese kinderen en in de late middag en vroege avond voor Syrische kinderen. Dat schijnt goed te gaan.
Een tweede programma staat bekend Early Childhood Education en komt neer op kleuteronderwijs. Het derde programma, Community-based education, betreft, als ik het goed heb begrepen, in feite basisonderwijs. Kinderen krijgen alle schoolvakken aangeboden op veilige locaties. Daarnaast zijn er opleidingen voor praktische beroepen (capacity-building programs): opleidingen tot elektricien, timmerman of installateur van zonnepanelen. Tot slot zijn er programma’s om jonge mensen naar het hoger onderwijs te brengen. In alle programma’s is ook aandacht voor traumaverwerking en leerachterstanden.
Financiering
De bemensing van de programma’s schijnt het werkelijke probleem niet te zijn. De Syrische kinderen krijgen niet alleen les van Libanese maar ook van gevluchte Syrische docenten. De financiering is wel problematisch. De oorlog in Oekraïne heeft namelijk geleid tot afname van fondsen. NGO’s die nog helpen zijn het International Rescue Committee, de Norwegian Refugee Council, Save the Children International, Catholic Relief Services en World Vision. U mag doneren.
Ook mogelijk: een gift aan Cordaid. In Vlaanderen heet deze organisatie Caritas. Onderwijs voor meisjes: het Malala Fund. dat onlangs is opgericht door Nobelprijswinnares Malala Yousafzai.
Dit artikel verscheen eerder bij Mainzer Beobachter.