Het leven van de worstelaar
Als u nog een sterke, grote zoon hebt van 15 of 16 jaar, met wie het maar niet wil lukken, stuurt u hem dan eens naar een Japanse sumostal, een heya. In elke stad in Japan is wel zo’n heya. Als u geluk hebt, wordt hij ergens opgenomen, leert hij de chankonabe te koken (dat is gesmoord vlees, visballen, groenten, rijst etc.) voor de hele stal van sumo-worstelaars, allerlei andere kutklusjes te doen en hij leert ook dat worstelen. Hij leert er ook nog eens een taal bij (Japans), want iets anders wordt daar niet gesproken. Klagen en zeiken leert hij daar wel af, hij zal moeten doen wat hem gevraagd wordt en anders zwaait er wat. Onlangs nog werd een 17-jarige leerling-rikishi (sumoworstelaar) letterlijk doodgeslagen door zijn maten in de heya. Dat zijn de manieren daar, ze zijn hardvochtig en je kunt je maar beter gedeinsd houden.
Je krijgt van je shisho (het hoofd van de stal) een mawashi (zo’n band die je om je heupen doet) en ook de verdere kleding, die in het 1000 jaar oude sumo niet is veranderd. Na het eerste jaar ben je wel sufgebeukt en sufgezanikt, je weet niet meer beter, je hebt al wat worstellessen achter de rug en dan mag je voor het eerst een zevental wedstrijden vechten in de jonokuchi-klasse, de beginnersklasse. Je hebt dan al een naam (een shikona) gekregen van je shisho en die naam blijft voor de rest van je leven. Je heet dus niet meer Jan Pietersen of Pieter Paulusma, maar bijvoorbeeld Westelijke Grote Os. Maar dan in het Japans.