Politieke retoriek van verkiezingscampagnes: perversiteit, futiliteit en gevaar
De langstudeerboete van Van Haersma Buma, de Badr Hari-tweet van Wilders, geen Europese boete van Roemer – de campagne is begonnen. Vanuit mijn laptop golft een tsunami aan reacties op uitlatingen op statements op plannen. In die aanhoudende stroom informatie is het bijzonder lastig kaf van koren scheiden en dus het hoofd boven water te houden. Totdat ik bij De Slegte op The Rhetoric of Reaction van Albert Hirschman stuitte. Niet dat het boekje (een essay) al mijn politiek-journalistieke problemen heeft opgelost. Het draagt wel bij aan de noodzakelijke ordening van het continue debat waarmee alle lijsttrekkers stemmen willen winnen. Ook de mijne.
Retoriek van de reactie
De basis van Hirschmans these is een voordracht gegeven door de Britse socioloog Marshall uit 1949 over de historische ontwikkeling van het westerse burgerschap. Daarin onderscheidt Marschall drie domeinen met elk hun moment van ontstaan. Ten eerste de ontwikkeling van het burgerschap zelf, dat ontstond als gevolg van de Franse Revolutie. Ten tweede het ontstaan van de politieke dimensie als gevolg van de graduele invoering van het algemeen kiesrecht en ten slotte de sociaal-economische dimensie als gevolg van het ontstaan van de welvaartsstaat. Op alle drie de ontwikkelingen, schrijft Hirschman, is kritiek gekomen en om de retoriek van die kritiek gaat het hem nu. Retoriek die progressieven volgens Hirschman altijd krijgen te verwerken.