Goed volk | De verdampte heilige (1)
COLUMN - Nederland grossiert niet in grote, internationaal bekende heiligen. Met de relatief recente Titus Brandsma, Peerke Donders, Petrus Canisius en de middeleeuwse Lidwina van Schiedam heb je het wel zo’n beetje gehad. Uit de Vroege Middeleeuwen hebben we meer namen, waarvan de bekendste Willibrordus (658-739) is, de patroonheilige van de Nederlandse kerkprovincie. En dan is er natuurlijk Bonifatius (ca 672-754) die het, zoals we allemaal weten, het niet redde tegen de heidense Friezen.
Beide zijn voorbeelden van Britse missionarissen die vanaf de westelijke eilanden naar het vasteland kwamen om hier het christendom te verkondigen. Hun Latijnse of Nederlandse namen kregen ze dan ook pas later.
Een van hun jongere collega’s was de uit Schotland of Ierland afkomstige Iero (of Jero of Jeron), geboren eind achtste eeuw en gesneuveld op 17 augustus 856 in, jawel, Noordwijk. Hij staat dan ook bekend als Jeroen van Noordwijk. Maar zelfs de meest fanatieke Jeroenvereerder zal moeten toegeven dat de geschiedschrijving over deze heilige van los zand aan elkaar hangt.
De legende
De hagiografie van Jeroen, de vita et translatio (translatio = het overbrengen van de relieken, vaak gevierd met een aparte feestdag), is pas eind elfde eeuw op schrift gesteld door een benedictijner monnik uit Egmond, Fredericus. Onder abt Asselijn (1122-1129) werd deze tekst afgeschreven en tezamen met het leven van Sint-Adelbert in een boekje gebonden.