ELDERS - ‘Fatsoenlijke’ Republikeinse politici steunen uit electorale overwegingen de belangen van extremistische, gewelddadige figuren.
In deze aflevering van ‘Elders’ twee recente voorbeelden.
Fraxier Glenn Miller
Twee weken geleden schoot Frazier Glenn Miller, neo-nazi en voormalig KKK-leider, drie mensen dood bij een Joods gemeenschapscentrum vlakbij Kansas City. Na zijn arrestatie riep hij antisemitische leuzen.
Millers sympathieën waren allesbehalve onbekend: hij had een stevig strafblad, ging om met andere gewelddadige white supremacists en was onder de naam ‘Rounder’ actief op een extreem-rechtse website.
Verrassend detail: in de jaren tachtig werd Miller betrapt door politieagenten terwijl hij seks had met een zwarte, mannelijke protitué verkleed als vrouw. Miller verklaarde later dat het eigenlijk zijn bedoeling was geweest om de prostitué ‘in elkaar te slaan’.
Kortom, afgaande op zijn verleden, overtuigingen en associaties was Miller bij uitstek een kandidaat om goed in de gaten te worden gehouden door de FBI.
Hoewel het uiteraard onzeker is of preventieve surveillance Millers dodelijke aanval op het gemeenschapscentrum had kunnen voorkomen, staat in ieder geval vast dat de opsporing van rechts-extremistisch terrorisme van conservatief Amerika geen prioriteit mag hebben.
Toen in april 2009 het Department of Homeland Security een rapport uitbracht waarin werd geconcludeerd dat ex-soldaten – vanwege hun militaire ervaring – doelbewust werden gerekruteerd door rechtse, terroristische groeperingen, ging de outrage onder Republikeinen naar elf.