Uit de jeugdzorg | Daniëla (2)
COLUMN - Er gaat een telefoon af, maar Daniëla kijkt me verbaasd aan. Ik kijk verbaasd terug. Het komt duidelijk uit haar zak. En dat terwijl ze haar telefoon net ingeleverd heeft. Die ligt in de la op het kantoor, waar alle telefoons na 22.30 uur liggen. Betrapt!
‘Je telefoon gaat,’ zeg ik. Aarzelend neemt ze op. ‘Ik bel je zo terug,’ en ze stopt hem weg.
Alsof er niets aan de hand is vraagt Daniëla of ze geld mag voor een nieuw busabonnement. ‘Want anders vergeet ik dat morgenochtend, ik vergeet zoveel tegenwoordig,’ probeert ze als afleidingsmanoeuvre.
Ik geef aan dat ik het klaar leg voor morgenochtend. En vraag vervolgens hoe ze aan die tweede telefoon komt. ‘O, gekregen van een vriendin,’ gooit ze eruit zonder ook maar een halve seconde te aarzelen. Zo’n snel antwoord ben ik niet gewend van haar. ‘Die ziet er nog nieuw uit.’
‘Ja, hoezo?’
‘Van vriendin?’
‘Ja, die mocht ik hebben.’
‘Van welke vriendin?’ vraag ik.
‘Gewoon, van school.’
‘Sinds wanneer krijg jij gewoon een telefoon?’
‘Nou, gewoon, omdat ze die over had.’
Dit gaat heel lang duren, vrees ik. Haar vals beschuldigen wil ik natuurlijk niet. Maar mijn gevoel zegt dat er iets niet klopt. Maar ik kan weinig bewijzen.