Excuses voor het ongemak

Studenten zijn voor de gemiddelde hoogleraar natuurlijk het contact met de jeugd. En ik geloof dat ik onder studenten een nieuwe stap zie in de ontwikkeling van een Nederlandse uitdrukking: ‘excuses voor het ongemak’. Het is, vermoed ik, een uitdrukking die in eerste instantie gebruikt is door dienstverlenende instanties die een bepaalde dienst niet konden verlenen. “Het loket is de hele middag gesloten. Onze excuses voor het ongemak.” “De trein naar Den Helder van 11.23 rijdt vandaag niet. Onze excuses voor het ongemak.” “De bloem is op, er komt pas volgende week donderdag weer nieuwe. Onze excuses voor het ongemak.” Dat dit de oorsprong is, wordt bevestigd dat er een boekje uit 2011 is van Robert Giebels dat zo te zien vol klachten staat over de dienstverlening van de NS. (Van alle instanties die ongemak veroorzaken, associeer ik die excuses ook vooral met de NS. Ooit stopte die trein midden in de nacht in Hengelo, het zou de laatste trein zijn, maar hij ging niet verder en wij moesten de nacht doorbrengen op het station. Ongemak!) Maar kennelijk is de uitdrukking verder geëvolueerd. Ik krijg nu afmeldingen van studenten voor colleges omdat ze ziek zijn, met “excuses voor het ongemak”. Voor mijn taalgevoel is dat raar, want dat een student ziek is, vind ik naar voor die student en minder gezellig tijdens college, maar daarmee is het nog geen ‘ongemak’. Mijn indruk is dat de uitdrukking inmiddels ongeveer betekent ‘ik vind het vervelend, al kan ik er weinig aan doen’. Ik heb het bij wat studenten nagevraagd maar zij zouden niet zoiets zeggen als ze bijvoorbeeld iets stoms hebben gedaan (“Ik had niet in de gaten dat ik je zo beledigd heb. Mijn excuses voor het ongemak”) of als het echt vreselijk erg is (“Ik hoorde dat je hele familie is omgekomen toen hun huis instortte. Mijn excuses voor het ongemak.”) Eigenlijk is dit nieuwe gebruik ook nog niet zo heel veel anders dan de manier waarop de NS het gebruikt, maar er is een belangrijk verschil: de instanties waren inderdaad betrokken bij iets dat je met wat goede wil ongemak kunnen noemen. Dat lijkt voor jongeren steeds minder nodig.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.