Esarhaddon (1) – Broederstrijd
COLUMN - Het jaar is 681 v. Chr. Koning Sanherib (Sîn-ah-erib) van Assyrië wordt dood aangetroffen in de tempel naast zijn paleis te Nineveh. De vele messteken in zijn lijf laten geen twijfel bestaan over de doodsoorzaak. Naar de daders hoeft niet lang te worden gezocht. Sanherib’s zoons, Adrammelech (Arda-Mulišši) en Sharezer (Ešarra-uşur), komen openlijk uit voor hun betrokkenheid bij de moord op hun vader. Tegenover het volk van Nineveh verklaren ze dat ze de wil van de goden hebben uitgevoerd. Sanherib had zich met de verwoesting van de heilige stad Babylon acht jaar eerder de vloek van de goden op de hals gehaald. De enige manier om deze vloek op te heffen, was door hem te doden.
Naqi’a
Het nieuws van Sanherib’s dood bereikt ook Naqi’a, één van Sanherib’s Aramese concubines. Ruim dertig jaar lang had zij lief en leed met hem gedeeld. Onder al zijn vrouwen en concubines was er niet één waarvan Sanherib zoveel hield als van haar. Sanherib’s liefde voor haar stelde haar in staat om, ondanks haar Aramese achtergrond en haar status als concubine, een grote invloed uit te oefenen binnen het paleis. Zo slaagde ze er onder meer in om haar zoon, Esarhaddon (Aššur-ah-iddin), benoemd te krijgen tot kroonprins.