Prinsjesdag in crisistijd, een mooi moment om je druk te maken over een afbeelding op een dik honderd jaar oude koets. Daarop te zien: een jonge koningin Wilhelmina aanvaardt geschenken van haar Surinaamse en Indonesische onderdanen. Inzet van de discussie: hoe we ons het beste schuldig kunnen voelen over die periode, door de afbeelding weg te moffelen of door er juist nadrukkelijk naar te kijken.
Pramoedya Ananta Toer, guerillastrijder tegen de Nederlanders, later politiek gevangene onder het regime van Suharto en Indonesiës belangrijkste schrijver en intellectueel van de twintigste eeuw, zou er vermoedelijk wat genuanceerder tegenaan kijken. In zijn romancyclus rond de jonge nationalist Minke laat hij zijn hoofdpersoon verliefd zijn op de jonge koningin. Een mooi ambivalent beeld. Uiteraard veroordeelt Toer het kolonialisme, maar de eigen machtsstructuren van de Javanen (waar de Nederlanders dankbaar gebruik van maakten) waren ook niet fraai. Zijn eindoordeel is dat de Nederlandse koloniale overheersing veel slechts, maar ook veel goeds gebracht heeft voor Indonesië.
Ook voor de slavenhandel geldt dat het geen cultuur is die door westerlingen naar Afrika gebracht is, maar een bestaande cultuur die door Europese slavenhandelaren werd uitgebuit. Dat betekent niet dat het minder erg was, maar wel dat de daders niet alleen westerlingen waren, maar ook lokale heersers. De pracht en praal van het Ashanti koninkrijk was zelfs grotendeels gebaseerd op slavenhandel.