Over scharrels en schaarste
Nog in de vorige eeuw was ik eens met flink wat aanhang, familie en schoonfamilie, in Frankrijk. Op een dag ging ik daar bij een boerderij eieren halen. De moeder van mijn schoonzus wou wel mee. Helaas sprak ze geen Frans, wat lastig bleek toen ze van de boerin wilde weten of de eieren wel scharreleieren waren.
Scharreleieren, dat was het helemaal, toen in 1984. De oude manier waarop we legkippen hielden, nee, dat kon echt niet meer. Scharrelen moesten die diertjes, net als in de natuur. Toen ik, daar op dat erf waar aan alle kanten kippen om ons heen kuierden, met handen en voeten aan de boerin duidelijk had gemaakt wat er met de aan haar gestelde vraag werd bedoeld, keek ze eerst verwezen en werd vervolgens boos. Of we soms wat aan onze ogen mankeerden. Ja, daar had ze natuurlijk gelijk in, ne tirez pas sur l’interprête. Het had niet veel gescheeld of we waren zonder eieren van het erf gegooid.
Goed, die kippen waren dus géén scharrelkippen. Ze scharrelden namelijk, en dat doen scharrelkippen niet. Scharrelkippen komen niet buiten. Ze hebben een aantal vierkante decimeters meer dan kooikippen, maar een benijdenswaardig leven is het niet. Met zijn negenen zitten ze per vierkante meter op elkaar gepakt en buiten komen is er niet bij. Bovendien stelt het keurmerk voor scharreleieren geen eisen aan wat de betreffende kippen te eten krijgen. In de praktijk is dat het goedkoopste voer dat verkoopbare eieren oplevert. Een scharrelkip is alvast geen smulkip.