De linkse partijen voeren een verliezersstrategie met die aandacht voor diversiteit. Maar dat hebben ze zelf niet door. Deels is dat diversiteitsdenken oprechte zorg, maar het is ook een middel om jezelf te onderscheiden. Met het aanhangen van bepaalde ideeën over diversiteit, laat je zien tot welke groep je behoort, dat je de taal spreekt van de bovenlaag. Het is status. Vroeger onderscheidde je je met een duur horloge, nu laat je met deze discussie zien dat je bij de culturele bovenlaag behoort.
Sociaal geograaf Josse de Voogd ziet een steeds sterker wordende tweedeling ontstaan tussen hoger- en lageropgeleiden, waarbij de laatsten aan het kortste eind trekken. Terwijl progressief links zich bezighoudt met diversiteitsbeleid, wint rechts het pleit op sociaal-economisch terrein.
Slecht nieuws voor de lageropgeleiden en de onderklasse: het leven wordt steeds duurder, vermogen vergaren steeds lastiger en meepraten als je lager opgeleid bent steeds minder goed mogelijk. En terwijl links deze klasse steeds verder van zich vervreemdt, gaat rechts er met de buit vandoor. Gek hè, dat de verkiezingen gewonnen worden door partijen die zich cultureel rechts profileren, terwijl links steeds verder wordt gedecimeerd?
Die uitwisseling van cultuur en economie tussen links en rechts levert voor de bovenkant van beide kanten nu eenmaal het meeste op. Partijen zoals het CDA en de SP slagen er niet goed in het debat over sociaaleconomische onderwerpen naar zich toe te trekken. En uitkeringsgerechtigden hebben voor de lage middenklasse toch een beetje het imago van uitvreters.
In het Verenigd Koninkrijk zag je hetzelfde afspelen. Terwijl Labour bestaat uit leden van de hogeropgeleide, stedelijke witteboordenklasse, die zich druk maken over gender, racisme en klimaat, koos de gewone man voor de Conservatieven en voor Brexit.
De Voogd ziet het somber in. "We gaan terug naar de negentiende eeuw, maar nog niet iedereen heeft het door.”