Wolinski ‘phallocrate’
COLUMN - Zit je versteend te kijken naar de berichten uit Parijs, komt de naam voorbij: Wolinski, 80 jaar. Een slachtoffer van de aanslag op het kantoor van Charlie Hebdo. Ineens merk ik dat er nog iets meer gebeurt in mijn hoofd, want die ken ik. Ik voel me persoonlijk getroffen.
Het is even zoeken, maar ik vind het boekje: Lettre ouverte a ma femme. Na enig denken weet ik het weer: ik kocht het in Juan les Pins, waar ik in de loop van de jaren zeventig vakantie vierde met vrouw en twee kleine kinderen.
Ik was Amsterdams student en welzijnswerker, gek van 1968, maar opgegroeid in burgerlijke traditionele verhoudingen. Ik wist dat ik progressief en feministisch moest zijn, maar hoe dat precies moest, geen idee. Aan het strand genoot ik van de vrouwen, ontkleder en schaamtelozer dan ik ze ooit gewend was. Mijn eigen vrouw vond die onrust maar matig, maar ik maakte het haar verder naar de zin.
Terug van het strand kon ik een boekwinkeltje niet voorbij komen en vond daar het boekje met de open brieven van Georges Wolinski, met zijn tekeningen ook.
In de clichés, die bij de talloze herdenkingen en opwinding over ons worden uitgestort, zit er eentje bij die ik voel: spotternij, die lucht geeft. Wolinski noemde zich phallocraat, met een zeker schuldbesef jegens de vrouwen van deze wereld.