OPINIE - De zogenaamde “tegenprestatie” van bijstandsontvangers is een mensenrechtenschending. Maar kan desondanks op genoeg goedpraters rekenen, schrijft Louis van Overbeek.
Schendingen van mensenrechten vormen een zaak van gewicht in de Nederlandse media en publieke opinie. Tenminste … zolang ze plaatsvinden in Verweggistan. “Oh wat is die homofobe Poetin een schurk, laten we zijn winterspelen boycotten! Mogen Saoedi-Arabische vrouwen niet autorijden? Dat kan echt niet! Kinderarbeid in Bangladesh? Schande!”
Dat er niettemin al tien jaar lang op grote schaal verplichte tewerkstelling (‘dwangarbeid’) van bijstandsgerechtigden voorkomt in Nederland zelf, is door belanghebbenden met succes uit de publiciteit gehouden. Deze tewerkstelling werd immers, mede om de armen er voortaan van af te schrikken überhaupt nog een uitkering aan te vragen, reeds geïntroduceerd met de invoering van de Wet Werk en Bijstand door toenmalig staatssecretaris Mark Rutte in 2004. Aanvankelijk (althans op papier) als verplichte reïntegratie, veelal onder de naam Work First, en inmiddels ook in de vorm van ‘verplicht vrijwilligerswerk’, als ‘tegenprestatie’ in ruil voor bijstand. Hoeveel moeite je ook deed de kwestie op de agenda te krijgen: in de mainstream pers en media werd zij domweg genegeerd.
Stokje achter de deur
En huidig staatssecretaris Jetta ‘grote grutjes’ Klijnsma, die haar gehoor bij voorkeur in kleutertaal en met verkleinwoordjes toespreekt, kon het intrekken van bijstand, het laatste sociale vangnet, als dwangmiddel om uitkeringsgerechtigden te pressen verplichte arbeid te leveren aanduiden als ‘een stokje achter de deur’, waar in werkelijkheid toch echt een maatregel als ‘een ploertendoder’ werd bedoeld.