‘Dus de maatregelen waren goed, maar ons gedrag niet?, vroeg een journalist tijdens de coronapersconferentie van 13 oktober vorig jaar aan premier Rutte. Veel verder dan ‘we hebben het samen niet goed genoeg gedaan’, kwam de premier niet. Met dat korte zinnetje gaf de premier onbewust de grenzen en keerzijden aan van de in beleidskringen populaire gedragsbenadering.
Klimaatprobleem door wangedrag
De nadruk in de beleidsvorming op het begrippenkoppel ‘samen’ en ‘gedragsverandering’ komt voort uit een sterk geloof in het individu en de burger. Niet de overheid noch de markt, maar de burger kan de grote maatschappelijke problemen oplossen.
Met het bijna heilige geloof in het individu zijn allerlei gedragsbenaderingen weer komen bovendrijven die sociale vraagstukken, maar ook duurzaamheids- en klimaatvraagstukken ‘omdenken.’ Er zouden geen technologische, maatschappelijke of politieke problemen zijn, maar alleen psychologische problemen. Het gevaar van een dergelijke redenering, merkten HVA-onderzoekers Krispijn Faddegon en Reint Jan Renes hier eerder op, is dat daardoor dat alle problematiek wordt herleid tot gedrag van burgers, met ontkenning van de rol van de context.
Cognitieve dissonantie speelt ons parten
Het klimaatprobleem is in deze optiek vooral het gevolg van cognitieve dissonantie. Deze kent grofweg twee varianten. De eerste is dat we tegelijkertijd zowel klimaatvriendelijke als klimaat-onvriendelijke gedachten en opvattingen koesteren, en er maar niet uitkomen welke de overhand verdienen.
Een gedragsbenadering, bijvoorbeeld met behulp van informatiecampagnes, helpt ons om onze klimaatpositieve opvattingen zodanig te versterken dat we de klimaatonvriendelijke ideeën in onze eigen hoofden kunnen verslaan. Maar daarmee zijn we er nog niet.
De tweede variant signaleert namelijk een ‘gat’ tussen onze opvattingen en gedrag. Dus zelfs al hebben de klimaat neutrale gedachten in onze hoofden de overhand gekregen, dan nog blijken we vaak niet in staat om deze om te zetten in klimaat neutraal gedrag. Een korte zoektocht op google laat zien waarom dat zo is: we lijden aan een confirmation bias of een optimism bias. Bovendien ontkomen we vrijwel niet aan response efficiency en rebound effects. Met andere woorden: op klimaatgebied sporen we totaal niet.
Sessie op de sofa verengt het zicht
Goddank, kunnen we met onze problemen terecht bij een gespecialiseerde psycholoog. Bij hem kunnen we op de praatsofa plaatsnemen, of in groepsgesprekken met andere klimaatpsychologisch getroebleerde lotgenoten werken aan het in lijn brengen van onze gedachten en handelingen.
Los van deze direct op het brein gerichte ingrepen, zijn er andere subtielere manieren om ons gedrag te sturen. Door kleine ingrepen in onze omgeving - de sukadelapjes op het onderste winkelschap, de vegetarische stooflap op ooghoogte - passeren we onze innerlijke gedachtenstrijd en maken we ‘per ongeluk’ steeds de juiste klimaatkeuzes.
Ongetwijfeld leveren deze ingrepen een potentiële bijdrage aan verduurzaming en co2 reductie. Het argument dat deze interventies slechts druppels op een immens omvangrijke en gloeiendhete plaat vormen, is mij te gemakkelijk. Tegelijkertijd vraag ik me af of het klimaatprobleem wel te reduceren valt tot individueel gedrag.
Daarmee kom ik meteen op het nadeel van de bestaande gedragsbenaderingen: ze verengen het zicht op de overkoepelende problematiek. Ze doen in toenemende mate een beroep op consumenten om minder te vliegen en alternatieve vormen van vervoer te gebruiken. Oftewel, we worden gevraagd de lage prijs en de snelheid van reizen te weerstaan, en te kiezen voor duurdere en tragere vormen van vervoer.
De oplossing lijkt simpel, wij moeten zelf de moeilijke keuze maken. Maar daardoor blijft wel buiten beschouwing dat de prijs van vliegtickets zo laag is, omdat er geen belasting op kerosine wordt geheven.
Samen vooral de ander nawijzen
Met de opkomst van de individualiserende strategieën als gedragsbenaderingen komt zowel het handelingspotentieel als de verantwoordelijkheid bij de burger te liggen. De coronacrisis is ook daar een ‘prachtig’ voorbeeld van. De schuldvraag waar ik mee opende, werd door Rutte niet voor niets met ‘samen’ beantwoord. Hij kleurde dat vervolgens in met een nadruk op de individuen en groepen die zich niet aan de adviezen van het RIVM zouden houden.
De nadruk op samen lijkt inclusief – ze wijst op collectieve verantwoordelijkheid - maar de onderliggende toon wijst op het falen van ‘de individuele ander’, onze buurman, onze stadgenoot en onze eigen gezin. Het nawijzen, van medeburgers, ondergraaft de gepropageerde gezamenlijkheid en leidt onvermijdelijk tot polarisering.
Niet individueel, maar collectief
Als de verantwoordelijkheid en schuld verschuiven naar het individu, moet wij ons in toenemende mate aanpassen. Maar dat is niet voor iedereen even gemakkelijk. Een goed gevulde portemonnee maakt het een stuk gemakkelijker om een oude dieselauto te verruilen voor een Tesla, om biologisch vlees in plaats van kiloknallers te kopen en een waterpomp aan te schaffen of het huis te isoleren.
Om sociale ongelijkheid, voortvloeiend uit klimaatproblematiek, tegen te gaan, volstaan individualiserende gedragsbenaderingen niet, collectieve oplossingen wel. Maar die kunnen, zeker als ze net als de coronamaatregelen pijnlijk zijn, alleen door overheidsingrijpen tot stand komen. Dat vraagt om een breed kader van politieke en collectieve strategieën en een herdefiniëring van wat met zijn allen ‘samen’ kunnen doen.
Voor de vormgeving en uitvoering van het stedelijk klimaatbeleid bijvoorbeeld zouden we kunnen denken aan het beleggen van de besluitvorming bij burgerraden. Teneinde burgers collectief te betrekken bij het uitzetten van de richting en het eerlijk verdelen van de onvermijdelijke pijn. En om een passend alternatief te vinden voor het holle ‘samen’ idee, waarin we allemaal individueel tot verantwoording worden geroepen.
Dit artikel verscheen eerder bij Sociale Vraagstukken. Eelco van Wijk is senior onderzoeker aan het lectoraat Management van Cultuurverandering aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is een ingekorte versie van zijn essay ‘Richting een minder geïndividualiseerd samen’, opgenomen in de tweede editie van Bewogen Stad, een reeks van digitale tijdschriften over maatschappelijke kwesties in de Amsterdamse regio.