De campagne voor de Europese verkiezingen is niet geholpen met waarschuwingen voor een catastrofe.
Een dertigtal bekende en minder bekende schrijvers onder aanvoering van Bernard-Henri Lévy roept het 'luie Europa' op zich te verdedigen tegen 'kwaadwillende profeten vol rancune die geloven dat hun tijd weer is gekomen.' Het 'weer' onthult dat de ondertekenaars van deze oproep de 'populistische elementen' waarover zij spreken doen herinneren aan de opkomst van de nazi's. Ook toen werd er weggekeken, laten we dat niet opnieuw doen! 'Als het populisme aan de poort rammelt, moeten we pal voor Europa staan, of te gronde gaan.....tegen de volksopruiers die van Parijs tot Rome, van Dresden tot Barcelona, Budapest, Wenen en Warschau met het vuur van onze vrijheid spelen, moeten we nu in opperste nood de noodklok luiden.'
Het is een nogal ronkend pamflet met een op zich sympathieke boodschap, maar geschreven in een taal die niet overal in Europa gewaardeerd zal worden. Nu vind ik dat je van taalgebruik geen obstakel moet maken voor het vinden van politieke overeenstemming. Ik heb in het verleden veel bijeenkomsten van Europese Groenen meegemaakt waar met name verschillen in taalconventies tussen noord en zuid aanleiding waren tot tragisch verlopende disputen. Ik vind een waarschuwing tegen illiberale tendensen in de Europese politiek zeker ook noodzakelijk. Maar de wijze waarop BHL, zoals hij in Frankrijk bekend staat, meent de noodklok te moeten luiden voor de Europese verkiezingen werkt, vrees ik, alleen maar averechts. Zijn oproep mist in elk geval het belangrijkste onderdeel van een anti-populistische strategie: een program, of tenminste een indicatie van de richting waarin een program moet gaan om de aanval van de populisten te keren.