Eergisteren vond er een unieke gebeurtenis plaats: het Internationaal Strafhof vaardigde voor het eerst een arrestatiebevel uit tegen een nog zittende president. Omar al-Bashir van Soedan (u weet wel, van vakantiebestemming Darfur) wordt aangeklaagd voor moord, uitroeiing, het verdrijven van burgers, marteling en verkrachting en gerichte aanvallen tegen de burgerbevolking en plundering. Misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden dus.
Fout is fout. Regels zijn regels. Dus is het niet meer dan correct dat het Strafhof dit arrestatiebevel heeft uitgevaardigd. Toch?
Nee. Het is een domme actie. Hoewel Bashir hoogstwaarschijnlijk schuldig is aan al hetgeen hem ten laste is gelegd, en waarschijnlijk ook wel aan volkerenmoord, schiet niemand hier wat mee op. Sterker nog, Darfur is de dupe. In plaats van een dictator die nog enigszins de schone schijn moet ophouden, heeft men daar nu van doen met een dictator die op het internationale politieke toneel niets meer te verliezen heeft. Het eerste dat Bashir gedaan heeft is dan ook Artsen zonder Grenzen en negen andere hulporganisaties het land uitgooien, omdat “hun veiligheid niet meer gegarandeerd kon worden”. Sure.
Nu kan Bashir dus lekker zijn gang gaan in Darfur, en dit keer zonder pottekijkers.