Taboe op Bataafse tijd belemmert zicht op geschiedenis van de Nederlandse staat

In november aanstaande bestaat de Grondwet van 1848 precies 175 jaar. Het kabinet ziet de viering daarvan als een goed aangrijpingspunt voor een discussie over de rol van de constitutie in onze samenleving. Dat blijkt uit de brief die Hanke Bruins Slot als minister van Binnenlandse Zaken hierover enige tijd geleden aan de Tweede Kamer stuurde. Erg wonderlijk is, dat de brief geen woord bevat over de Staatsregeling van 1798 die toch onze eerste constitutie was. Ook deze grondwet kent een lustrumjaar, omdat ze juist 225 jaar geleden werd aanvaard. Een gastbijdrage van Jan Postma (*).

OPINIE - De Staatsregeling van 1798 betekende het definitieve afscheid van een republiek met zeven vrij zelfstandige gewesten die werden samengevoegd tot een eenheidsstaat. Een bijzonder fundamentele wijziging van het staatsbestel, die nooit is teruggedraaid.

Ontwerp voor de Staatsregeling van 1798
Ontwerp voor de Staatsregeling van 1798

Blijkbaar ligt er nog steeds een taboe op de Bataafse periode in onze geschiedenis. En dat na alles wat over de constitutionele wordingsgeschiedenis in de laatste decennia is geschreven. Ik beperk mij nu tot een citaat, ontleend aan de website Parlement.com:

“De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1 mei 1798 is te beschouwen als de eerste Grondwet van Nederland. Voor het eerst was er sprake van een eenheidsstaat, van burgerrechten en -plichten, en van een gekozen volksvertegenwoordiging. Uitgangspunt was de gelijkheid van alle burgers, ongeacht geboorte, bezitting of rang.”

De situatie herinnert aan 1998 met de viering van 150 jaar Grondwet 1848, terwijl ook toen 200 jaar Staatsregeling door kabinet en Binnenlandse Zaken werd genegeerd. Toen was er wel kritiek en enige ophef. Zo gaf de rechtshistoricus Olav Moorman van Kappen tijdens een wetenschappelijke bijeenkomst blijk van zijn grote teleurstelling. Hij betoogde, dat als stimulans voor een actuele discussie over actief staatsburgerschap en fundamentele staatkundige vragen dit document even geschikt en in sommige opzichten zelfs beter geschikt is dan de Grondwet van 1848. Beide staatsstukken wilden immers, anders dan de Grondwetten van 1814/1815, richting en nieuw elan geven aan politiek en samenleving.

Het credo van Willem I

Maar een dergelijke afweging heeft ook nu in het geheel niet plaatsgevonden. Bij de kamervragen naar aanleiding van de brief over de herdenking werd het bestaan van de Staatsregeling van 1798 wel gememoreerd door een fractie, maar de minister nam zelfs niet de moeite om op deze signalering in te gaan.

Hoe is dat negeren te verklaren? Blijkbaar onderschrijft het kabinet nog steeds het credo van Willem I, dat (vrij vertaald) de Bataafse tijd beter gewist kan worden uit de geschiedschrijving. Daar werd in de negentiende eeuw met wat uitzonderingen breed gevolg aan gegeven. De eerste die de politieke stilte echt doorbrak was Thorbecke, nota bene de ontwerper van de Grondwet van 1848, met zijn oordeel dat de Bataafse revolutie, “onze grootste omwenteling”, noodzakelijk was geweest.

Een gemiste kans

Vervolgens was er enige discussie, totdat de invloedrijke historicus Colenbrander echt werk maakte van de studie van het tijdvak met zijn Gedenkstukken die in het begin van de twintigste eeuw verschenen. Hij liet zich echter vooral kleinerend uit over de patriotten en Bataven als “pionnen in het schaakspel van de internationale politiek” en “marionetten van de Fransen”.

Er rees wel verzet tegen het negatieve oordeel van Colenbrander, een echte kentering ontstond echter pas na de Tweede Wereldoorlog. Intussen is er een karrenvracht aan literatuur verschenen, met onder meer de conclusie dat na de Bataafse revolutie van 1795 de staatsvorming in Nederland in elk geval tot eind 1801 weinig invloed onderging van de Fransen. Voor de Staatsregeling 1798 is in dit opzicht vooral het gedegen onderzoek van L. de Gou van belang, met als conclusie dat deze constitutie in hoofdzaak een autochtoon Bataafs product was.

Blijkbaar geeft het kabinet nog steeds voorrang aan de opvatting dat de eenheidsstaat Nederland begint bij het bewind van Willem I. Daarbij gaat het voorbij aan de door de wetenschap inmiddels erkende betekenis van de Bataafse Republiek voor de vorming van het moderne Nederland. Opmerkelijk is, dat de kritiek en ophef die er 25 jaar geleden nog was over het negeren van 200 jaar Staatsregeling en het wel herdenken van 150 jaar Grondwet 1848 tot nu toe is uitgebleven. In elk geval is er sprake van een gemiste kans voor een goede discussie over de rol van de constitutie in onze maatschappij. Aandacht voor de constitutie van 1798 waarin voor het eerst al burgerrechten en principiële gelijkheid voor de wet waren vastgelegd, zou daaraan een essentiële bijdrage leveren.

Dit artikel verscheen eerder op Historiek.

(*) Jan Postma promoveerde op een biografie van Alexander Gogel, grondlegger van de Nederlandse staat.

Reacties (3)

#1 Ronald Heijman

Ik ben zeker voor stilstaan van belangrijke gebeurtenissen uit het verleden, maar wel met het doel om vandaag te onderzoeken en beoordelen op welke structurele punten en details, in dit geval de grondwet, zou moeten worden verbeterd en het aan te passen aan de moderne, sterk gewijzigde maatschappij van nu t.o.v die van honderden jaren geleden. Vanuit een binnenlands- Europees- en wereld perspectief.
Denk hierbij aan de herinrichting van de staat, de verhouding met en binnen de EU, de omgang met het overige buitenland, de moderne rechten en plichten van de maatschappij naar mensen, ondernemingen en organisaties, de overheden en haar uitvoeringinstanties, het klimaat, natuur en dieren, zowel in het wild, als produktie- en huisdieren.

  • Volgende discussie
#2 Bismarck

Er is natuurlijk ook wel iets met de Bataafse republiek. Om te beginnen, die omvatte niet bepaald heel Nederland (zoals we dat sinds 1848 kennen). Bovendien was de grondwet ervan maar kort van kracht (en de Republiek zelf was ook geen veel langer leven beschoren, of zelfs een korter, afhankelijk van interpretatie).

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Jos van Dijk - Reactie op #2

De vorming van de eenheidsstaat Nederland, de eerste nationale en door het volk democratisch gekozen Nederlandse volksvertegenwoordiging en de eerste grondwet met burgerrechten (zonder onderscheid naar geloof) lijken mij toch wel relevanter voor de geschiedenis van de Nederlandse staat dan de terugkeer van een Oranje prins die zich tot koning uitroept.

Dat die grondwet (een ‘autochtoon Bataafs product’ volgens Postma) tot stand is gekomen onder de Franse bezetting doet niets af aan de waarde daarvan. Zowel de versie van 1814 als die van 1848 is voor een groot deel gebaseerd op het ‘voorwerk’ van de patriotten in de Staatsregeling van 1798. De monarchie is een nieuw element. Je zou kunnen zeggen dat de dominante geschiedenis van de grondwet en de staatsvorming meer is beïnvloed door de restauratieve krachten van de 19e eeuw dan door de burgerlijke revolutie van eind 18e eeuw.