serie

Uit de jeugdzorg

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Zielig? Kom nou!

COLUMN - Kinderen uit jeugdzorginstellingen worden vaak als zielig gezien. Ik kan daar niets mee. ‘Niet wat je overkomt bepaalt je leven, maar hoe je daarmee omgaat,’ hoorde ik een wijs iemand eens zeggen. Ik gelóóf daarin. Dat wil ik de kinderen uit mijn groep ook meegeven. Je verleden kan je niet veranderen, maar het vervolgtraject heb je, deels, wél zelf in handen. Natuurlijk word je niet zo maar uit huis geplaatst. De reden ervan, maar ook de uithuisplaatsing zelf, heeft ongelooflijk veel impact. Niet zelden is een uithuisplaatsing traumatisch. Noodzakelijk, maar o zo ingrijpend.

Maar de leraar die de vijftienjarige Edson uit mijn groep voor een werkstuk een her-her-herkansing geeft ‘omdat hij bij jullie woont en dus geen computer ter beschikking heeft om dat werkstuk op te maken’ schiet zijn doel voorbij, vind ik. En ook de moeder van het klasgenootje die steeds stroopwafels geeft aan de tienjarige Ivan omdat ze het zo zielig vindt dat dat jochie van ons alleen maar fruit mee naar school krijgt, lijkt mij de plank mis te slaan. Hoe kan je iemand leren trots op zichzelf te zijn als hij van alle kanten neergezet wordt als slachtoffer?

Gelukkig zijn we niet alle dagen bezig met dit soort dingen en hebben we ook tijd voor leuke dingen. Zoals dat uitje naar de film Verschrikkelijke ikke. Het is inmiddels alweer een tijd geleden, maar het zal me nog lang heugen.

Verschrikkelijke ikke is een komische tekenfilm over drie zusjes die terechtkomen in een weeshuis. Ik zag de film met vier pupillen en we genoten: de kinderen zaten lekker onderuit gezakt in hun stoel. Een bak popcorn voor hun neus en lekker lurken aan een beker cola. Jona van tien zat naast me en had een glimlach van oor tot oor. Ik genoot omdat de kinderen het zo naar hun zin hadden. Achter ons zat een moeder met haar dochter. De film was aangekomen bij het stuk waarop de schurk aankwam bij het weeshuis. Er werd op het gebouw ingezoomd. En op de tekst ‘weeshuis’.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Destiny

COLUMN - Hoe vaak het wekelijkse mentorgesprekken over het schoon houden van de kamer gingen, weet ik niet. Maar dat het héél vaak was, weet ik wél.

Destiny woont nu een paar maanden op zichzelf. Ze is net achttien, zoals de meeste kinderen uit de jeugdzorg die op zichzelf gaan wonen. Omdat ze volwassen zijn en wettelijk gezien niet meer onder de jeugdzorg vallen, tenzij ze zelf aangeven er nog niet aan toe te zijn om zelfstandig te gaan wonen.

Destiny is de bemoeizucht van de hulpverlening zat en heeft urgentie aangevraagd bij de woningbouwvereniging. En gekregen. Drie maanden na haar inschrijving werd haar een flatje aangeboden.

Ze wilde nog wel een aantal maanden nabegeleiding, dus ik ga kijken hoe het met haar is. Als ik aangebeld heb en wacht tot ze opendoet, denk ik terug aan al die gesprekken.

Dat ging er soms pittig aan toe, want opruimen en schoonhouden vond ze niet zo nodig. Ze ging liever chillen met vriendinnen. Zelfs toen er ongedierte achter haar koelkast bleek te zitten, maakte ze zich niet druk. Soms was er nog nauwelijks vloerbedekking te zien. Ze moest over een berg wasgoed, stapels papieren en lege chipszakken manoeuvreren om bij haar bed te komen. Ik vraag me af of ze inmiddels een nieuwe rijstkoker heeft. De vorige moest ik weggooien. Na drie verzoeken die af te wassen, begon er schimmel in te groeien. En dat in een keuken waar ook andere jongeren moesten koken!

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Grasveld

COLUMN - Als ik om tien uur ’s avonds na mijn dienst naar mijn auto loop, rijdt er een politiewagen de parkeerplaats op. Dat gebeurt regelmatig. Meestal komen ze voor de naastgelegen crisisopvanggroep.

Zo ook vandaag, zie ik als ik wegrijd. Twee agenten bellen aan bij de betreffende groep. Tussen hen in een meisje van een jaar of vier. Ze heeft een nachtjapon aan, draagt slippertjes en heeft een knuffel in haar hand. In haar haren tientallen vlechtjes. Ze heeft zo te zien geen tas of koffer bij zich. Crisisopvang is er voor kinderen direct opvang nodig hebben. Er is geen wachtlijst, wel een bed, schone kleding en een knuffelbeest.

En op ons terrein veel speelruimte. Niet zelden zie ik kinderen daar voetballen, lekker chillen, bramen plukken of eindeloos rondjes rennen om energie kwijt te kunnen. Een afgebakend terrein heeft nadelen, denk alleen maar aan stigmatisering van de kinderen die bij ons verblijven (‘Oh, woon je dáár?’), maar ook voordelen. Door de combinatie van verschillende woonvormen is een overplaatsing van de crisisopvang naar een leefgroep op hetzelfde terrein minder ingrijpend. En natuurlijk is het voor veel kinderen heerlijk om gewoon lekker te kunnen rennen op het grote grasveld.

Over dat grasveld is de laatste tijd veel te doen geweest. Omdat we al zoveel mogelijk anticiperen op de komende Wet op de Jeugdzorg verandert er veel binnen mijn stichting. Projecten worden omgebouwd, er worden wijkteams gevormd. En we proberen zo goed mogelijk in te spelen op de komende bezuinigingen: we moeten 15% van ons budget inleveren.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Televisie

COLUMN - Dat ze ‘het’ doen, weten we.

Ze zijn zestien en hebben een half jaar verkering. Er is uitgebreid met hen gesproken over veilig vrijen. Zij is aan de pil, haar moeder is op de hoogte en is blij dat er openlijk over wordt gecommuniceerd en dat ze niet stiekem op een afgelegen plekje hoeven te ‘friemelen’.

Ze zitten met zijn tweeën op haar kamer als ik op de deur van de naastgelegen kamer van Ronnie klop. Ronnie is veertien en woont sinds een week in ons project. Vandaag heb ik het eerste officiële mentorgesprek. Ik leg hem uit dat ik tijdens deze gesprekken niet alleen de dagelijkse dingen bespreek, maar ook de gehele lijn van zijn verblijf bij ons. Dus hoe hij in zijn vel zit, hoe het contact met zijn familie loopt, waar hij tevreden over is, wat hij eventueel anders zou willen zien, welke stappen naar meer zelfstandigheid er genomen kunnen worden, enzovoort.

Ronnie geeft aan hij graag een televisie op zijn kamer wil. Hij wil niet steeds in de gezamenlijke huiskamer met vier groepsgenoten tv moeten kijken, zegt hij. Bovendien is er iedere keer gezeur omdat ze het niet eens kunnen worden over de programmakeuze.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Daniëla

COLUMN - Toen ze zes was, liep ze al tot ‘s avonds laat op straat. In een achterbuurt. Meestal met haar oudere zus of met haar ‘vriendengroep’, waarvan de jongste een jaar of veertien was. Letterlijk een meisje van de straat dus.

Iedereen kende haar. Iedereen vond haar schattig, niemand viel haar lastig. In de buurt noemden ze haar Pippi, omdat ze klein en tenger was. Maar o zo sterk. Honger had ze nooit, want iedereen stopte haar wat toe. En logeren deed ze vaak bij haar oma. Dat ze meestal naar buiten werd gestuurd door haar ouders omdat die elkaar de tent uit vochten, bleek later pas. Op een dag klopte ze totaal overstuur bij haar vaste logeeradres aan: ‘Oma, oma! Mama is dood!’

Zo ver was het gelukkig niet gekomen. Maar het was wel duidelijk dat het zo niet verder kon. Moeder in het ziekenhuis, vader opgepakt, Bureau Jeugdzorg ingeschakeld.

Helaas, in Daniëla’s eerste pleeggezin escaleerde het. Daniëla vond het belachelijk dat ze ’s avonds al om acht uur naar bed moest en verbouwde de boel. ‘Niemand zegt wat ik moet doen, behalve mijn moeder!’ Gordijnen werden naar beneden getrokken, prullenbakken omgekiept. Met een tafelpoot werd een glazen kast kapot geslagen.

Inmiddels is Daniëla vijftien. Ze woont sinds twee jaar in mijn groep en maakt grote stappen. Ze gaat met veel plezier naar haar werk, vakkenvullen bij de supermarkt. En ze is over naar de derde. Haar grote mond zal ze altijd wel blijven houden, maar daaronder zit een klein hartje.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Not done

COLUMN - ‘Het heeft niets met jou te maken, maar ik vertrouw niemand meer. Daarom: houd altijd de slaapkamerdeur op een kier als je één van de kinderen voorleest. En doe de douchedeur niet op slot als je de jongsten aan het douchen bent.’

Dat waren zo ongeveer de eerste woorden van mijn collega Ben tijdens mijn allereerste stagedag. Diezelfde week deed de rechter uitspraak over Bens oud-collega Niels. De rechter oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan misbruik van twee cliënten die waren toevertrouwd aan de stichting waar hij op dat moment werkte.

Ben en Niels waren maatjes. Niet alleen op het werk, ook erbuiten. Als er iemand was te vertrouwen, was Niels het wel. Dacht Ben. Tot hij de naam van Niels H. op het nieuws hoorde. En een foto erbij zag. Met een balkje over zijn ogen.

Ineens ging Ben twijfelen aan alles dat hij ooit van zijn vriend hoorde. De redenen die Niels aangaf om kinderen op zijn slaapkamer toe te laten klonken plausibel. Inderdaad, klónken. Nu vond Ben niet één verhaal meer geloofwaardig.

Dit geval speelde jaren geleden. Maar het rapport van de Commissie Samson, compensatie voor misbruikslachtoffers en andere gevallen van seksueel misbruik zijn helaas allemaal onderwerpen die nog regelmatig in het nieuws zijn.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Sleutels

COLUMN - De kriebels kreeg ik ervan. Het is gelukkig alweer een paar jaar geleden, maar het zou me niets verbazen als het elders nog wel eens gebeurt. ‘We zijn geen gevangenis!’ denk ik als ik het gerinkel al van verre hoor.

Ik sta op het schoolplein, om één van de kinderen uit mijn groep op te halen. En daar komen ze, mijn collega’s. Sleutelbos om hun nek. Met de bussleutel. De voordeursleutel. De kantoorsleutel. De sleutel voor de slaapkamers. En ongetwijfeld nog wat sleutels.

Sorry, maar ik vind het geen gezicht. Thuis loop je toch ook niet met een sleutelbos om je nek, neem ik aan?

Tot overmaat van ramp hoor ik één van die collega’s praten met een moeder die op het schoolplein stond. Die moeder vraagt wat voor kinderen in de leefgroep wonen. Mijn collega antwoordt: ‘Er wonen kinderen die vanuit justitieel perspectief bij ons geplaatst zijn. Na een rechterlijke uithuisplaatsing heeft Bureau Jeugdzorg besloten deze kinderen bij ons onder te brengen. Wij behandelen deze kinderen, voeren evaluatiegesprekken en stellen werkplannen op.’

Daarna volgde nog een verhaal, maar ik liep door omdat ik bij een andere uitgang moest zijn.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Perry

COLUMN - De uitslag van de test is binnen. Het verbaast me niets, maar ik vind het wel schokkend.

Perry is dertien, woont in een leefgroep, maar wil graag bij de familie Van Dalen wonen. Zijn ouders kunnen zich daarin vinden. In principe wilden ze Perry graag zelf opvoeden, maar ze kennen hun beperkingen.

Er is geprobeerd de bezoekregeling met Perry’s ouders uit te breiden. Maar dat willen ze niet. Ze laten weten dat niet aan te kunnen. Eén weekend in de twee maanden is genoeg.

Perry’s ouders kennen de familie Van Dalen en zien dat Perry zich daar prettig voelt. Perry komt er al jaren. Toen Perry vijf was, waren zij zijn crisispleeggezin. Hij heeft daar uiteindelijk zeven maanden gewoond. Toen was er plek in een gezinshuis. Een soort groot pleeggezin waarvan de gezinshuisouders in dienst zijn van een jeugdzorginstelling. Hij kan daar tot zijn achttiende wonen. Perry doet het goed op school, heeft zijn plekje gevonden.

Maar dan ontstaan er echtelijke problemen. De gezinshuisouders gaan uit elkaar. De kinderen worden overgeplaatst. Perry gaat zolang naar een leefgroep, een opvangplek met pedagogisch medewerkers in plaats van pleegouders. Tot er plaats is in een ander gezinshuis. Op zijn nieuwe school doet hij het prima. In zijn nieuwe groep ook.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Renate

COLUMN - Renate heeft maar één doel: haar zwemdiploma halen. Dertien is ze.

Zeker voor kinderen in de jeugdzorg is het belangrijk een doel te hebben. Dat ze weten waaróm ze dingen doen. En dat ze weten dat de dingen die ze doen zin hebben. Dat ze een reden hebben om iets van hun toekomst te maken. En dat ze een reden hebben om bepaalde dingen juist níet te doen. Dat kan net het verschil maken tussen het goede pad op gaan, of het verkeerde.

Renate heeft al een lange weg achter zich. Haar moeder is zwakbegaafd. Er zijn drie mogelijke vaders. Op haar achtste kreeg ze door dat ze verbaal sterker was dan haar moeder. Met alle gevolgen van dien. Renate regelde de boodschappen. De ene keer bakte ze een ei, de andere keer at ze chips als avondeten. Ze was thuis als ze honger had, en buiten als ze daar zin in had. Op haar elfde bleek ze zwanger.

De leerkracht van groep 8 trok aan de bel. Renates moeder vond het allemaal niet zo’n probleem. Ze vond het zelfs wel gezellig, een kleinkind erbij. De zus van moeder hield een oogje in het zeil. Het liefst had zij Renate in huis genomen, maar dat kon ze fysiek niet aan. Er volgde een uithuisplaatsing. En een abortus. Renate kwam in een gesloten project terecht waar ze intensieve begeleiding kreeg. Ze leerde wat wel en wat niet ‘normaal’ is als je elf bent. Ik heb een hekel aan dat woord. Want wie bepaalt wat normaal is? Maar iedereen zal het er over eens zijn dat zwanger worden op je elfde daar niet onder valt.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Edson en Kane

COLUMN - Hij kijkt me dreigend aan, de vader van de vijftienjarige tweeling Edson en Kane. Vier jaar zat hij vast voor drugssmokkel. Regelmatig belde hij zijn zoons op en vertelde dan verhalen. Verhalen over vechtpartijen, over overvolle cellen en over kakkerlakken op de vloer en de muren. Maar ook over zijn toekomst. ‘Binnen drie maanden kom ik vrij,’ zegt hij. ‘Dan neem ik het eerste het beste vliegtuig en kom ik jullie ophalen. Want jullie zijn mijn zoons. Toch?!’

Dat dit niet zomaar kan, maakt hem niets uit. ‘Schijt aan Jeugdzorg! Ze moeten hun smoel houden met die oude koeien uit de sloot. Ik weet het, ik ben fout geweest door jullie alleen thuis te laten. Maar ik moest een paar dingen regelen in Brazilië. Wist ik veel dat dat een paar jaar zou worden?’ Maar hij is veranderd. Hij wil zijn jongens zien opgroeien en dat gaat niet vanuit de gevangenis. Dus hij komt ze ophalen, zegt hij.

Nog geen drie maanden later gaat de telefoon. Bureau Jeugdzorg. Vader is in Nederland en wil zijn zoons zien. Er wordt een bezoekregeling afgesproken. Vader weet dat hij de jongens niet zomaar op mag halen. Maar op bezoek komen en een uurtje met ze wandelen is oké. Eventueel kan de bezoekregeling later worden uitgebreid. Eerst eens kijken hoe de eerste contacten verlopen.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Patricia

COLUMN - Daar stond ze met haar negen jaar tijdens haar kennismaking met mijn groep. Haar armen zwaaiden heen en weer van de zenuwen en haar tong maakte iedere paar seconde een rondje om haar lippen alsof ze ze aflikte. Knalrood waren ze daarvan, waardoor ze op school de bijnaam ‘lipvis’ kreeg.

Tot haar achtste woonde ze afwisselend bij haar vader en dan weer bij haar moeder. Ze woonde met haar vader in leegstaande caravans of een paar weken bij een vriend, steeds weer op de vlucht voor ‘iets’. Iets dat niemand zag, behalve haar vader.

Bij haar moeder in een huis waar ze onder een krakend bed hoorde hoe haar moeder geld verdiende door zichzelf te verkopen. Moeder had geen tijd en ruimte voor een kind. En ze had er geen zin in. Wat er verder precies bij moeder is gebeurd, weet niemand. Patricia zelf ook niet.

Duidelijk was wel dat Patricia daar koste wat kost weg wilde. Ze heeft zichzelf als achtjarige zodanig in de nesten gewerkt dat ze werd opgepakt door de politie. Op het politiebureau gaf ze aan dat ze absoluut niet terug naar huis wilde. En zo kwam ze via een crisisopvanggroep bij ons terecht. Dappere beslissing van een achtjarige.

Foto: daisy.images (cc)

Uit de jeugdzorg | Tamira

COLUMN - Meteen denk ik aan dat een hummeltje van elf jaar oud. In een oud pyjamaatje, vol slijtageplekken, vlekken en veel te klein. Maar voor haar goud waard. Het liefst zou ze het zelfs naar school dragen, onder haar kleren. Ze kreeg het een paar jaar daarvoor van haar vader, voor haar achtste verjaardag. Van haar vader die op straat leeft, alcoholist is en dakloos. Ze heeft hem na haar verjaardag niet meer gezien. Wel aan de telefoon gehad. Dan beloofde hij haar van alles. Hij moest alleen nog een huis vinden, dan zou hij haar ophalen en kon ze bij hem wonen. Maar daar kwam het nooit van.

De eerste keer dat ik haar zag, was tijdens mijn eerste stagedag. Ik liep stage op een leefgroep voor kinderen die om allerlei redenen niet thuis konden wonen. Een leefgroep met acht kinderen tussen de acht en de twaalf jaar. Kinderen zoals Tamira.

Ze kijkt me aan en wil in eerste instantie niets van me weten. ‘Je bent maar stagiaire en je gaat toch weer weg’, zegt ze. Daar had Tamira een punt: kinderen zoals zij krijgen met heel veel verschillende opvoeders te maken. In een leefgroep zijn bijna altijd meerdere begeleiders aanwezig. Maar terwijl de werkweek maximaal zesendertig uur duurt, telt een week er 168. Tel daarbij op: deeltijdwerk, vakantiedagen, personeelsverloop en het gegeven dat kinderen altijd wel via één of meerdere tussenstappen in een leefgroep terecht komen. Dat zijn heel wat wisselende en vertrekkende gezichten.

Vorige