serie

Kiezen en Delen

Foto: daisy.images (cc)

Europees vertrouwen

De moeilijkheden in de eurozone tonen niet alleen de gebreken van de Europese instituties, maar ook het gebrek aan vertrouwen tussen de verschillende Eurolanden. Hetzelfde kan worden gezegd naar aanleiding van het beschamende gebrek aan solidariteit  in de opvang van de migrantenstroom naar Italië, Griekenland en Spanje. Het vertrouwensprobleem volgt vaak een Noord-Zuid patroon, en is zelfs zichtbaar in een simpel laboratoriumexperiment met Europese deelnemers.

Het experiment in kwestie vond plaats op het European University Institute (EUI), het instituut waar ik, alweer veel te lang geleden, mijn proefschrift heb geschreven. Het EUI verschaft beurzen aan beginnende academici uit alle landen van de EU, en is daarmee een kleine microkosmos van de EU zelf. Om het vertrouwen tussen die verschillende nationaliteiten te onderzoeken lieten de onderzoekers ongeveer honderd leden van het instituut meerdere ronden spelen van het zogenaamde “trust game” of “vertrouwensspel”.

In dit spel, dat wordt gespeeld tussen twee spelers, krijgt één van beide spelers een som geld.  Van dat geld kan hij een zelf te kiezen deel aan de tweede speler geven, en dat deel wordt door de onderzoekers verdrievoudigd. Vervolgens kan de tweede speler kiezen hoeveel van dit verdrievoudigde bedrag hij zelf houdt, en hoeveel hij teruggeeft aan speler één.  Hoe meer geld speler één aan speler twee geeft, hoe meer de twee dus samen te verdelen hebben. Maar geven vereist vertrouwen, want als speler twee het (verdrievoudigde) bedrag zelf houdt is speler één zijn geld dus kwijt.

Foto: daisy.images (cc)

Borstklopperij werkt niet

COLUMN - Maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat doe je niet om er rijk van te worden. Twee Amerikaanse marketingwetenschappers laten zien dat ‘fatsoenlijke’ ondernemingen wel degelijk meer producten verkopen doordat consumenten denken dat fatsoenlijke producten beter zijn– vooral als het bedrijf daar zelf niet te hard over opschept.

Neem een fles wijn. Als het etiket in kleine lettertjes vermeldt ’10 procent van de opbrengst wordt aan een goed doel gegeven’, smaakt diezelfde wijn ineens beter. Dit verschijnsel wordt het ‘halo-effect’ genoemd: de goedheid van het bedrijf straalt af op zijn producten. Zelfs als een groep proefpersonen de producten daadwerkelijk konden proeven, waren ze alsnog gevoelig zijn voor die halo van maatschappelijke verantwoordelijkheid. (Echte wijnkenners proefden de kwaliteit- of het gebrek daaraan- door het goede doel heen, en waren dus niet bevattelijk voor de tekst op het etiket.)

Om te zien of het halo-effect ook bij een goed geïnformeerde Sargassolezer zou optreden, gingen de onderzoekers nog een stap verder. Ze lieten proefpersonen een shampoo tegen haaruitval zien waarvan het moederbedrijf geld schonk aan een goed doel. De helft van de proefpersonen werd erop gewezen dat bedrijven zoiets vaak uit berekening doen. De proefpersonen die zich daarvan bewust waren, zoals u na het lezen van dit stuk, vonden niet meer dat de shampoo beter werkte als er extra tekst op stond.

Foto: daisy.images (cc)

Het levensverhaal van een illusie

COLUMN - Soms zijn er van die dagen dat alles lukt. Je projectvoorstel wordt gehonoreerd, je baas verrast je met een promotie, en onderweg naar huis vind je ook nog eens 10 euro op straat. Op zulke dagen zou je bijna, tegen beter weten in, een kraslot kopen om dit tijdelijke geluk optimaal te benutten.

Het idee dat goede uitkomsten voorkomen in clusters staat bekend als het “hot hand” effect, genoemd naar basketballers die series succesvolle schoten afleveren. In de basketbalwereld gelooft men heilig in het bestaan van dit effect en spelers proberen het zoveel mogelijk uit te buiten. De vedette LeBron James passt bijvoorbeeld extra ballen naar teamgenoten waarvan hij gelooft dat die een hot hand hebben.

Het probleem met deze strategie is dat 30 jaar gedragswetenschappelijk onderzoek heeft vastgesteld dat de hot hand een illusie is. De zogenaamde hot hand fallacy werd geboren in een studie uit 1985, met meer dan duizend academische citaties. Drie top-psychologen lieten daarin zien dat de succesreeksen in het basketbal niet te onderscheiden zijn van de reeksen die gegenereerd worden door een volledig toevallig proces.

Tientallen vervolgstudies op verschillende toepassingsgebieden bevestigden deze analyse. In zijn boek “Thinking Fast en Slow” uit 2011 noemt de Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman de hot hand een “massive and widespread cognitive illusion”. Onderzoekers begonnen zich zelfs af te vragen wat er toch mis was met die basketballers die maar niet van hun geloof in die hot hand af te brengen waren.

Foto: daisy.images (cc)

Hoeveel is uw privacy u waard?

COLUMN - Stel ik benader u met een aanbod om uw persoonlijke data te kopen voor mijn bedrijf. Geboortedatum, burgerlijke status, baan, hobby’s, dat werk. Ik beloof dat ik ze niet aan derden doorverkoop, maar verder doe ik ermee wat ik wil. Hoeveel wilt u hebben voor deze deal? Denkt u er even over na, u bent niet de eerste die moeite zou hebben met het antwoord.

Onderzoekers hebben het afgelopen jaren mensen precies deze vraag gesteld om de waarde van privacy te bestuderen. Het antwoord blijkt sterk af te hangen van hoe de vraag precies wordt gesteld. Als het gaat om surveys met hypothetische vragen, zegt een grote meerderheid dat ik met mijn bedrijf naar de maan kan lopen, en dat ik voor geen enkel bedrag hun data te zien krijg.

De zaken veranderen als er echt geld op het spel staat. Een team Duitse onderzoekers publiceerden vorige maand een onderzoek waarin ze studenten vroegen om persoonlijke data die vervolgens aan een telecombedrijf werden verkocht. Het datapakket varieerde van geanonimiseerde gegevens over hobby’s tot aan complete downloads van Facebook profielen. Voor elk pakket was minstens driekwart van de studenten bereid om hun data te verkopen. Gemiddeld wilden de studenten acht euro voor geanonimiseerde data over hun preferenties, 14 euro voor hun contactgegevens, en 20 euro voor hun Facebook timeline.

Foto: daisy.images (cc)

Meer dan goede intenties

COLUMN - Hoe kunnen we de armste mensen ter wereld helpen? Dat is niet alleen een morele kwestie, maar vooral een praktische: geld, scholing, kippen of krediet, waar doe je de miljard mensen die minder dan 1,25 dollar per dag hebben een plezier mee? Een driejarige studie met 11000 huishoudens, de grootste tot nu toe, toont aan dat hulp werkt en zelfs kosteneffectief is. Tegengas voor alle sceptische verhalen over ontwikkelingshulp van de afgelopen jaren.

Het overtuigende aan dit MIT-onderzoek is dat het zo systematisch en grootschalig is opgezet: in zes verschillende landen, van Peru tot Ethiopië, werden 10495 van de armste huishoudens van een dorp ingeloot om deel te nemen aan het hulpprogramma. Het programma bestond uit een combinatie van kleinvee, training om dat te beheren, geld om te zorgen dat in noodsituaties niet alles verkocht hoefde te worden, coaching, gezondheidsinformatie en toegang tot een spaarrekening. Een flink schot hagel dus, maar uit eerder onderzoek was gebleken dat zo’n integrale aanpak veel meer kans van slagen heeft dan één losse interventie. Dat maakt het wel een dure aanpak: de kosten per huishouden varieerden tussen 1400 en 6000 dollar per huishouden.

De resultaten van deze aanpak zijn hoopgevend. Een jaar na afloop van het programma verdienden de deelnemers meer en waren gezonder en minder gestrest dan degenen die niet voor dit programma geselecteerd waren. Vooral de inkomsten uit de levende have (geiten, cavia’s, bijen – men mocht zelf kiezen wat) stegen: gemiddeld met 37%, behalve in Honduras, waar een besmettelijke kippenziekte uitbrak ten tijde van het programma.

Foto: daisy.images (cc)

WC-eend wetenschap

COLUMN - Zit je op Facebook, dan worden je data niet alleen aan adverteerders verkocht, maar ook aandachtig bestudeerd door de sociale wetenschappers van Facebook Data-Science (FDS). De experts zijn het eens over de revolutionaire en wetenschappelijke potentie van het gebruik van “Big Data”, maar er zit een fundamentele spanning tussen de privacy van de “datapunten” en de transparantie die de wetenschap vereist.

Vorige zomer publiceerden twee onderzoekers van Cornell University samen met een onderzoeker van FDS een geruchtmakende studie in het blad PNAS. Ze lieten zien dat een toename van positieve emoties in de nieuwsfeed leden ertoe bracht zelf ook meer positieve berichten te produceren. De studie leidde tot grote verontwaardiging, omdat de onderzoekers de nieuwsfeed van 700,000 Facebookleden manipuleerden.

Naast de ethische vragen rondom manipulatie is er een wetenschappelijke vraag, namelijk over de controleerbaarheid van de resultaten. FDS maakt onderzoeksdata niet beschikbaar, omdat dat tot identificatie van Facebookleden kan leiden. Zelfs de externe co-auteurs van de studie kregen de data nooit te zien, met het gevolg dat Cornell’s ethische commissie zich nooit over het experiment heeft uitgesproken.

Een nieuwe publicatie van FBS vorige week in het prestigieuze tijdschrift Science introduceert nog een ander ethisch probleem. In de studie onderzoekt FBS of de algoritmes achter uw nieuwsfeed leiden tot een zogenaamde “echo chamber”, een problematisch sociaal verschijnsel, waarin preferenties en informatie van politiek gelijkgestemde vrienden elkaar versterken. De conclusie van het artikel is echter geruststellend: het algoritme veroorzaakt nauwelijks echo effecten. De ontstane polarisatie komt voornamelijk voort uit de informatiekeuzes van de leden zelf.

Foto: daisy.images (cc)

Verliezers zetten hoger in

COLUMN - Met een vriend van mij ga ik vaak uit eten. De wijn die daarmee vaak gepaard gaat maakt het lastig om te onthouden wie de vorige keer de rekening betaald heeft. Daarom hebben we een systeem bedacht dat in principe eerlijk is: ik gooi een muntje op, bij kop betaal ik, bij munt betaalt hij. Maar sinds de introductie van dit systeem ben ik nu zeven achtereenvolgende keren de sjaak geweest, tot groot leedvermaak van de vriend. Daarom heb ik voorgesteld om de volgende keer naar een duurder restaurant te gaan. Een oude casinotruc: steeds minstens dubbel inleggen, dan speel je op enig moment wel weer quitte.

Nu blijkt uit onderzoek dat ik niet de enige loser ben die na verlies zijn inzet verhoogt. Het was al bekend dat boosheid leidt tot het nemen van grotere risico’s – ik ben inderdaad not amused dat mijn restaurantvriend zo’n plezier heeft in mijn pech. Nieuws is dat ook het verliezen van een wedstrijd aan kan zetten tot het verhogen van je inzet, zelfs zonder dat die inzet je verlies weer kan compenseren. Na een wedstrijdje sommen maken werd aan een derde van deelnemers eerlijk verteld dat ze gewonnen hadden, aan een derde dat ze verloren hadden, en aan een derde helemaal niets. Puur het verliezen zette mannen ertoe aan om in een volgend spel grotere risico’s te nemen. De Zwitsers/Nederlandse econoom die dit aantoont, Thomas Buser, laat zien ik als vrouw dus een uitzondering daarin ben.

Foto: daisy.images (cc)

Een ongelegen opgave

COLUMN - Schoorvoetend kwamen de EU leiders vorige week bij elkaar, nadat bijna duizend bootvluchtelingen dit jaar al zijn omgekomen op de Middellandse zee. Ondanks de wereldwijde verontwaardiging toonde die bijeenkomst vooral een hernieuwde onwil om het probleem aan te pakken. Die struisvogelpolitiek lijkt vooral bedoeld om onpopulaire vragen over interne samenwerking te vermijden.

De bootvluchtelingen vormen een psychologisch en politiek mijnenveld voor EU-politici. Ten eerste zijn de belangrijkste belanghebbenden van een oplossing vreemdelingen van een ander ras, religie en cultuur. Generaties gedragsonderzoek heeft laten zien dat mensen zich minder coöperatief opstellen tegenover “outgroup”-leden, mensen die niet tot hun onmiddellijke referentiegroep behoren. Ook in het “tolerante” Nederland is grote weerstand tegen de migranten. Zo heeft RTL Nieuws vanwege de schunnige reacties de reageerfunctie van haar website uitgezet bij het nieuws over bootvluchtelingen.

Ten tweede heeft de EU intern te maken met een sociaal dilemma: dat wil zeggen dat heel Europa van een oplossing profiteert, maar de kosten van die oplossing door individuele staten worden gedragen. In een EU waar het aan wederzijds vertrouwen en centraal gezag ontbreekt, leidt dit tot free-riding. De Noordelijke staten doen alsof hun neus bloedt, en verschuilen zich daarbij achter V.N. verdragen. Op hun beurt laten de Zuidelijke staten na de vluchtelingen op een ordelijke manier te registeren.

Foto: daisy.images (cc)

Vrouwen presteren slechter door ranglijsten

COLUMN - Hoe krijg je meer vrouwen in de boardroom? Niet door ranglijsten te maken, suggereert een nog niet gepubliceerd artikel.

Vrouwen kiezen minder vaak dan mannen voor competitieve spelletjes en carrières. Zo is maar 11% van de leden van raden van commissarissen vrouw. Deels komt dat doordat mannen zichzelf nog meer overschatten dan vrouwen, en daarom verwachten het beter te doen dan anderen. Maar zolang er geen prijzen of bonussen te winnen vallen, bestaan er weinig systematische verschillen tussen de prestaties van mannen en vrouwen. Stimuleer die vrouwen dus flink om wél de competitie aan te gaan, zou je zeggen.

Maar nu blijkt dat alleen al de dreiging van vergelijking met anderen vrouwen slechter laat presteren.

De onderzoekers lieten 147 Spaanse proefpersonen flink zweten. Een deel van hen moest sommen oplossen, met een beloning voor iedere juist opgeloste som. Daaruit bleek geen verschil in prestatie tussen mannen en vrouwen- vrouwen deden het zelfs (verwaarloosbaar) beter dan mannen. De tweede groep moest na afloop hun score en hun positie op de ranglijst hardop voorlezen aan een andere proefpersoon. In de derde groep moest elke deelnemer zijn score, maar niet zijn positie op de ranglijst, aan een aparte persoon voorlezen. Die luisteraar kon dus niet vergelijken wie het beste gepresteerd had.

Foto: daisy.images (cc)

Caveat Lector

Leest u graag de wetenschapskaternen van kranten en tijdschriften voor de laatste weetjes? Dan leest u voor een groot deel statistische ruis, ondanks een aantal recente replicatie-impulsen in de wetenschap.

2015 is de tiende verjaardag van het welluidende artikel “Why most published research findings are false” van professor Ioannides. Hij laat zien dat een combinatie van (te) kleine steekproeven en statistisch gesjoemel ertoe leidt dat veel experimentele resultaten berusten op toevalstreffers. Eén belangrijke reden is dat het vinden van een effect van een bepaald medicijn, onderwijsmethode of subsidie veel spannender en verrassender is dan de absentie ervan.

Onderzoek met positieve resultaten komt daarom in veel betere tijdschriften – en in populair wetenschappelijke bladen. Onderzoekers gebruiken daarom, soms onbewust, allerlei technieken om de effecten groter te laten lijken, of rapporteren alleen de ‘gelukte’ studies, een fenomeen genaamd publication bias. Een teken dat Ioannides het bij het rechte eind heeft, is dat replicatiestudies bijna altijd kleinere effecten vinden dan het origineel. Veel resultaten “verdwijnen” dus simpelweg na een korte initiële hype.

Na Ioannides’ artikel werden wetenschappers op allerlei vakgebieden behoorlijk nerveus over wat ze eigenlijk weten. Om daarover duidelijkheid te verschaffen is er het laatste decennium een aantal grote replicatieprojecten gestart. Het Open Science Reprodicibility Project heeft doet replicaties op het gebied van kankeronderzoek en sociale psychologie. Een andere organisatie, de Open Science Collaboration heeft 13 veel geciteerde sociaalpsychologische onderzoeken gerepliceerd. Ze vond een replicatiepercentage van 77%, hoger dus dan Ioannides voorspelde. De komende projecten zullen moeten uitwijzen of deze score overeind blijft.

Foto: daisy.images (cc)

Succes imiteren loont niet

COLUMN - Er zijn veel verschillende manieren om een nieuwe vaardigheid te leren. Zelf uitproberen, en in allerlei al gemaakte valkuilen vallen, is er één van. Maar de menselijke hersenen zijn groot geworden met ‘sociaal leren’: afkijken wat anderen in dezelfde situatie doen. Uit een pas gepubliceerd onderzoek blijkt dat het nogal wat uitmaakt hoe we precies afkijken: bij iedereen, of bij de meest succesvolle mensen?

Drie Nederlandse onderzoekers lieten 200 proefpersonen in groepen van vijf een serie spellen spelen, waarmee ze gemiddeld zo’n 70 euro konden verdienen. Een van die spellen was een sociaal dilemma. Daarin kun je ofwel samenwerken, waardoor de groepsverdiensten omhoog gaan; of ‘freeriden’, waardoor je eigen inkomsten stijgen ten koste van de groep. Na iedere ronde konden de spelers kiezen welke informatie ze wilden opvragen: wat hun groepsgenoten gedaan hadden, of wat ze verdiend hadden (en wat ze gedaan hadden om dat te verdienen). Afkijken mocht, maar kostte geld, dus de proefpersonen dachten wel even na voordat ze die informatie opvroegen.

Er bleken duidelijke verschillen te bestaan in hoe mensen het spel leerden. Zo’n 40 procent van de mensen vroeg voornamelijk informatie op over wat hun groepsgenoten deden, zonder dat ze wilden weten hoeveel hun acties hadden opgeleverd (de conformeerders). 20 procent keek systematisch naar wat wat anderen verdienden, en deden de beste daarvan na (de succes-imiteerders). Dat klinkt vergezocht, maar wie weet vragen bankiers ook wel naar elkaars bonus. Welke van die twee leerstrategieën de deelnemers toepasten bleek onveranderlijk. Ook een maand later, toen dezelfde deelnemers werd gevraagd om aan een ander experiment mee te doen, vroegen ze om dezelfde soort informatie als eerst. Maar welke informatie leverde het meeste op?

Foto: daisy.images (cc)

Economen in het museum

COLUMN - De afgelopen maand liep ik verkleed als suppoost door het Stedelijk Museum. Als onderdeel van een kunstwerk was het mijn taak om bezoekers te vragen naar hun mening over de markteconomie. Mijn interacties bevestigden dat het publiek heel anders naar de economie kijkt dan mijn collega-economen.

Tino Seghal is een Duitse kunstenaar die “geconstrueerde situaties” ontwerpt, waarbij de bezoeker op een onverwachte en interactieve manier in het kunstwerk betrokken wordt. In het werk “This is Exchange”, bieden als suppoost aangeklede economen de bezoeker een paar Euro aan in ruil voor hun mening over “de markteconomie”. Het idee achter dit immateriële kunstwerk is dat de bezoeker een onverwachte interactie met de suppoost beleeft, waarbij zelfs een negatieve mening over de markteconomie transactiewaarde blijkt te hebben.

Mijn ervaringen na meer dan twintig uur ‘kunstwerk zijn’ en honderden interacties lenen zich niet voor drastische conclusies. Gedeeltelijk ligt dat aan het feit dat “de markteconomie” zo’n breed begrip is dat de discussie alle kanten op kan (en dat ook doet), en gedeeltelijk aan de selectie van bezoekers (kunstliefhebbers, toeristen).

Toch waren er enkele opvallende gemene delers. Ten eerste heeft een groot deel van de mensen geen idee of mening over de economie, en lijkt het te beschouwen als een technocratische zaak waar ze zich liever niet mee bezig houden. Een enigszins zorgbarende houding als je bedenkt dat de economische organisatie van onze samenleving zo ongeveer alle aspecten van ons dagelijks leven beïnvloedt.

Vorige Volgende