De Kroonboekenclub | Lady Chatterley’s Lover, van D.H. Lawrence
Een goede schrijver is altijd een dief. Ieder verhaal gaat minstens voor een deel over andere mensen. En door iemand anders verhaal op te schrijven, ontneem je die ander zijn verhaal.
De laatste weken woedt onder andere in NRC Handelsblad en op weblog Tzum een discussie over ‘culturele toe-eigening’ (cultural appropriation) in de literatuur: wat te denken van witte schrijvers die over zwarte personages schrijven? En wat als ze daarbij teruggrijpen op allerlei clichés?
Ik vind het een interessante kwestie en ik probeer er alles over te lezen wat erover gezegd wordt. Het lijkt me duidelijk dat je niemand het recht wil ontnemen om wat dan ook te fantaseren over wie dan ook. Het lijkt me ook duidelijk dat je kritiek moet kunnen hebben op verhaaltjes met een duidelijk racistische strekking. Waar ligt precies het redelijke midden?
De roman Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence is een interessant geval. Het verhaal is bekend: Constance Chatterley is getrouwd met de gehandicapte en veel te intellectuele schrijver Lord Chatterley, en ze valt voor diens boswachter Oliver Mellors, van wie ze een kind krijgt en met wie ze uiteindelijk gaat samenleven. Het is een heel krachtig verhaal, waarin je als lezer heen en weer wordt geslingerd tussen sympathieën voor alle personages, en van intellectuele discussies over het bolsjewisme tot zeer zinnelijke beschrijvingen van erotische vervoering.
Die enorme hang naar eerlijkheid en dat geloof dat het ook mogelijk was om eerlijk te zijn, had natuurlijk wel zijn wortels. Multatuli is sinds zijn eerste boek in de Nederlandse literatuur alom geëerd – ook door Du Perron. En bij Multatuli heb je veel meer dan bij alle Nederlandse schrijvers vóór hem het idee dat het allemaal om Multatuli gaat.
Het toneelstuk vertelt het verhaal van een gezin dat een huurster in huis neemt, de verzuurde weduwe Eva Bonheur. De moeder van het gezin maakt de vergissing om te speculeren op de beurs en daar bovenop de vergissing om dit te doen van het geld van Eva. Zo komt het gezin in de handen van de grijpgrage bovenbuurvrouw, die uiteindelijk het huis bezit en erin slaagt om de lover van de dochter des huizes voorgoed weg te jagen.
Maar hoe is het dan om een Nederlander te zijn? Een drama, zegt de titel van dit boek (dat je
In dat proefschrift gaat Snouck vooral na wat de pre-islamitische oorsprongen van de Hadj zou kunnen zijn. Daarover is bijzonder weinig bekend – of zo was het in ieder geval in Snoucks tijd, ik kan niet beoordelen hoe het nu zit. Zoals ik ook niet zou durven proberen in te schatten hoe achterhaald Snoucks werk inmiddels is. Maar in ieder geval probeert hij met ijzeren geduld en door zo logisch mogelijk na te denken over ieder bouwsteentje in het feest iets te achterhalen van wat voor geloof en wat voor tradities de Arabieren gehad moeten hebben voordat Mohammed langs kwam en alles op zijn kop zette.
Inmiddels hoef je er zelfs geen chocola meer voor te kopen: een internetaansluiting volstaat om de gedichten te downloaden van deze wonderlijke losbol – de man die naar Engeland vluchtte nadat hij in Leiden, waar hij studeerde, torenhoge schulden had gemaakt én bovendien de vrouw van een hoogleraar had bezwangerd. Hij werd in zijn nieuwe vaderland inderdaad schoolmeester en bleef er absurde gedichten schrijven, die zijn vriend Jacob van Lennep na zijn dood zou samenbrengen en publiceren.
literatuur dat het er géén geheim van maakt dat het dingen verzint en dat de menselijke geest nu eenmaal minder geneigd is tot repliceerbaar gedrag dan een waterstofatoom.
Taal heeft de mens veel gebracht: de naakte, zwakke aap die niet noemenswaardig kan rennen of verscheuren vinden we in grote – sommige zouden zeggen: veel te grote – aantallen over de gehele wereld, en er komen er nog steeds bij. En dat komt waarschijnlijk voor een groot deel door de vele voordelen die de taal biedt.